Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
wontwork: talen
› 2 DU Idioom 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
wontwork: talen
2 DU Idioom 2
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
blz 23 klarstellen=ophelderen klarkommen=het kunnen vinden klarmachen=uitleggen;duidelijk maken klären= zuiveren, ophelderen die Kläranlage=de zuiveringsinstallatie sich klären=helder worden, duidelijker worden aufklären=ophelderen, voorlichting, verkennen, (seksuele) voorlichting geven die Aufklärung=de (seksuele) voorlichting, opheldering, de tijd van de verlichting rein=zuiver, schoon fertig=klaar, afgemat der Fertigbau=de prefabwoning fertigen=iets afkrijgen, iets klaarspelen das Fertigerzeugnis=het eindproduct die Fertigkeit=de vaardigheid das Fertigungsverfahren=de productiemethode sauber=schoon, zindelijk, keurig hin=erheen, verloren hin und her=heen en weer hin und wieder, dann und wann, mitunter=zo nu en dan, soms mithin=daarom;dus immerhin=in elk geval, voor mijn part ohnehin, sowieso=toch al; in elk geval vorhin=daarstraks früher=vroeger schaffen=maken, werken, brengen, klaarspelen schöpfen=scheppen der Schaffner=de conducteur die Schöpfung=de schepping der Schöpfer=de schepper das Geschöpf=het schepsel erschöpfen=uitputten allerdings=weliswaar, zeker, evenwel freilich=weliswaar, zeker, maar zwar=wel einig=eensgezind einige=enige einzig=enig einzeln=afzonderlijk vereinzelt=hier en daar die Einzelheit=het detail einst, einstmals=eens(vroeger), eens(later) kennen=kennen können=kunnen erkennen=herkennen, inzien anerkennen=erkennen, appreciëren verkennen=miskennen bekennen=bekennen, toegeven erkunden=verkennen aufklären=verkennen, voorlichten die Anerkennung=de erkenning die Erkenntnis=de kennis das Erkenntnis=het vonnis das Bekenntnis=het getuigenis das Geständnis=de bekentenis sofort=meteen sofortig=onmiddelijk modern=vergaat; rotten der Moder=de verrotting, de molm der Modergeruch=de muffe lucht der Schlamm=de modder der Schmutz=het vuil blz26 der Schmutzfink=de smeerpoets; de viezerik schlagen=slaan; verslaan sich schlagen=vechten, duelleren erschlagen=doodslaan vorschlagen=voorstellen der Schlag(Schläge)=de klap, de beroerte, de schok, het portier die Schlacht=de (veld-,zee-)slag der Schlachtenbummler, der Fan=de supporter der Schläger=de vechtersbaas, het racket(tennis), de stick(hockey), het slaghout der Vorschlag=het voorstel der Schlaganfall=de beroerte der Anschlag=de aanslag/overval, de schriftelijke mededeling bedeuten=betekenen, te verstaan geven bedeutend=aanzienlijk, belangrijk deuten=wijzen, uitleggen eindeutig=zeer duidelijk; voor slechts één uitleg vatbaar die Bedeutung=de betekenis bezeichnen=aanduiden, kenmerken bezeichnend=typerend die Bezeichnung=de aanduiding; de benaming gegenwärtig=huidig; tegenwoordig die Gegenwart=de tegenwoordige tijd, de aanwezigheid das Jahrhundert=de eeuw bestimmen=bepalen, beslissen ständig=voortdurend;permanent folgen=volgen folgern=concluderen, afleiden schlussfolgern=concluderen befolgen=opvolgen die Folgerung=de conlcusie; de gevolgtrekking erfolgen=plaatshebben; gebeuren der Nachfolger=de opvolger die Fortsetzung=het vervolg(van een verhaal) folgenschwer=met verstrekkende gevolgen folgendermaßen=op de volgende manier folgewidrig=inconsequent folglich=bij gevolg; derhalve verfolgen=achtervolgen, volgen blz 28 die Verfolgung=de achtervolging eben=juist, nu eenmaal, effen gerade=juist, recht, even ebenfalls, gleichfalls=eveneens schnurgerade=lijnrecht die Zielgerade=het laatste rechte deel van de baan voor de finish sonst=anders sonstig=ander; overig Sonstiges=diversen sonstwo=waar dan ook der Frieden=de vrede der Friedhof=de begraafplaats die Schule=de school die Grundschule=de basisschool die Hauptschule=het vmbo die Realschule=het havo das Gymnasium=het vwo, gymnasium die Fachhochschule=het hbo die Hochschule, die Universität=de universiteit außerdem=bovendien der Minister=de minister der Innenminister, der Minister des Inneren=de minister van binnenlandse zaken der Außerminister, der Minister des Äußeren=de minister van buitenlandse zaken der Wirtschaftminister=de minister van economische zaken recht=echt; waar; juist; erg; zeer; rechter gerade=recht; juist; net richtig=juist (niet fout) aufrecht=rechtop aufrichtig=oprecht geradeaus=rechtuit waagerecht=horizontaal senkrecht=verticaal die Marke=de zegel, de bon, het merk das Mark=het merg das Zeichen=het teken, het merk das Wasserzeichen=het watermerk das Kennzeichen=het kenmerk die Briefmarke=de postzegel der Bereich=het gebied, het bereik, het toepassingsgebied die Folge=het gevolg, de reeks, de aflevering das Gefolge=het gevolg, de nasleep folglich=bijgevolg;dus;derhalve die Reihenfolge=de reeks; de volgorde die Wortfolge=de woordschikking folgenschwer=met ernstige gevolgen folgern=concluderen;afleiden die Folgerung=de conclusie; de gevolgtrekking die Schlussfolgerung=de eindconclusie der Satz=de zin, de sprong, de set, de serie der Zug=de zet, de trein, de stoet, de tocht, de teug der Umzug=de verhuizing die Übersiedlung=de verhuizing(naar een andere plaats) die Gesichtszüge=de gelaatstrekken der Umsatz=de omzet der Umsatzrückgang=de omzetdaling die Umsatzsteigerung=de omzetverhoging die Umsatzsteuer=de omzetbelasting der Boden=de vloer, de zolder der Fußboden=de vloer; de grond der Dachboden=de zolder die Mansarde=de zolderkamer der Flur=de gang; de vestibule die Flur=het veld; de beemd der Grund=de grond; de reden der Grundsatz=het beginsel; het principe grundsätzlich=principieel bilden=vormen, ontwikkelen blz 33 gebildet=ontwikkeld; beschaafd die Bildung=de beschaving, de ontwikkeling, de vorming die Ausbildung=de opleiding die Schulbildung=de schoolopleiding das Gebilde=het maaksel, het voorwerp der Vertrag=het verdrag; het contract vertraglich=contractueel vertragsgemäß=volgens contract die Vertragsverletzung=de contractbreuk leisten=volbrengen;presteren die Leistung=de prestatie, het vermogen, de (uit)betaling;de prestatie, de capaciteit, de (uit)betaling die Leistungsfähigkeit=het prestatievermogen die Spitzenleistung=de topprestatie entsprechen=beantwoorden aan, voldoen beantworten=beantwoorden; antwoord geven bestätigen=bevestigen; bekrachtigen die Bestätigung=de bevestiging; de bekrachtiging die Gewerkschaft=de vakbond der Gewerkschaft(l)er=de vakbondsfunctionaris, het vakbondslid wirken=werken, effectief zijn, een bepaalde indruk maken, veroorzaken die Wirkung=het effect; de uitwerking der Wirkungsbereich=het werkterrein wirkungslos=zonder effect wirkungsvoll=doeltreffend; effectief mitwirken=meewerken; meespelen; bijdragen feststellen=constateren; vaststellen die Feststellung=de constatering; de vaststelling ruhig=rustig; gerust rüstig=krachtig; flink; kras (sich) rüsten=gereedmaken; zich wapenen aufrüsten=zich steeds weer bewapenen ruhen=rusten die Abrüstung=de ontwapening die Rühstungsindustrie=de wapenindustrie betragen=bedragen wählen=kiezen die Wahl=de keuze, de verkiezing der Wahlbezirk=het stemdistrict der Wähler=de kiezer das Wahlfach=het keuzevak wählerisch=kieskeurig insgesamt=in totaal, gezamenlijk die Bedingung=de voorwaarde unbedingt=onvoorwaardelijk; beslist bedingunglos=onvoorwaardelijk künftig=toekomst, voortaan behaupten=beweren, handhaven die Behauptung=de bewering, de handhaving (sich) bewähren=voldoen, bewijzen wat men waard is handhaben=hanteren; toepassen hantieren=bezig zijn die Gewalt=het geweld, het gezag; het geweld; de macht die Gewaltenteilung=de trias politica der Gewaltherrscher=de tiran; de despoot gewaltsam, gewalttätig=gewelddadig; bruut; met geweld betrachten=bekijken, beschouwen blz 36 beträchtlich=aanzienlijk verhältnismäßig=betrekkelijk die Betrachtung=de beschouwing die Pflichterfüllung=de plichtbetrachting die Grundlage=de grondslag; het grondbeginsel die Grundlagenforschung=het fundamenteel onderzoek der Zug (Züge)=de trein, de stoet, de tocht der Gesichtszug=de gelaatstrek die Familie=het gezin, de familie die Verwandten=de familieleden;de bloedverwanten die Verwandtschaft=de familieleden;de bloedverwanten verwandt=verwant die Angehörigen=de naaste verwanten, degenen die tot een bepaalde groep of een bepaald volk horen der Wettbewerb=de mededinging; de concurrentie die Wettbewerbsverzerrung=de concurrentievervalsing der Rahmen=de lijst; het kozijn der Rahm=de room die (Schlag)Sahne=de (slag)room der Anspruch=de aanspraak, de eis die Ansprache=de toespraak beschließen=besluiten der Beschluss=het besluit; de beslissing beschlussfähig=met beslissingsbevoegdheid die Beschlussfassung=de besluitvorming beschäftigen=werk geven, bezighouden beschäftigt sein=bezig zijn, het druk hebben die Beschäftigung=de bezigheid die Freizeitbeschäftigung=de vrijetijdsbesteding die Halbtagsbeschäftigung=baan voor halve dagen einsetzen=beginnen, instellen, inzetten; beginnen, benoemen, gebruiken sich einsetzen=zich inspannen; opkomen voor der Einsatz=de inzet einsatzfähig=inzetbaar nämlich=namelijk der nämliche, derselbe=dezelfde namentlich, besonders, zumal=vooral, hoofdzakelijk namhaft=vermaard, aanzienlijk blz 39 heben=heffen, verhogen erheben=(op)heffen, opperen sich erheben=opstaan, in opstand komen erheblich=aanzienlijk erhaben=verheven der Urheber=de aanstichter, de geestelijke vader das Urheberrecht=het auteursrecht der Anstifter=de aanstichter sichern=garanderen, beveiligen sicherstellen=in beslag nemen, verzekeren die Sicherung=zekering, beveiliging, cautie; stop, beveiliging, borgtocht durchaus=absoluut äußern=uiten; verklaren die Äußerung=de uiting fassen=grijpen, bevatten gefasst sein=voorbereid zijn, kalm zijn sich fassen= zich herstellen, kalm worden die Fassung=de zetting, de vorm, de kalmte, de bewerking verfassen=schrijven die Verfassung=de grondwet, de gesteldheid der Verfasser=de schrijver(boek) der Schriftsteller=de schrijver(beroep) erfassen=grijpen, te pakken krijgen, begrijpen das Wesen=het karakter, het wezen, de kern wesentlich=essentieel, belangrijk wirklich, tätsachlich=werkelijk; wezenlijk; heus die Tatsache=het feit die Tatkraft=de energie tatkräftig=energiek der Tatbestand=de ware toedracht; de feitelijke toestand die Tätigkeit=de werkzaamheid; de activiteit der Bezirk=het district die Angabe=de aangifte, de opschepperij wenden-wandte-gewandt=keren anwenden-wandte an-angewandt=aanwenden; toepassen verwenden=gebruiken verwinden=te boven komen (verlies) der Einwand (Einwände), die Einwendung (Einwendungen)=het bezwaar; de tegenwerping gewandt sein=handig zijn, zich makkelijk bewegen die Wendung=de wending, de zegswijze die Redewendung=de zinswending die Bewandtnis=de gesteldheid der Auftrag=de opdracht, de zending, de order der Auftragsbestand=de orderportefeuille erfahren=te weten komen, ondervinden die Erfahrung=de ervaring der Abschluss=de afsluiting, de voltooiing die Abschlussprüfung=het eindexamen vorstellen=vooruitzetten, voorstellen, indenken das Vorstellungsgespräch=het sollicitatiegesprek die Vorstellung=de introductie, het denkbeeld, de uitvoering, de opvoering die Anlage=de aanleg, de installatie, de (geld)belegging die Anlagen=het plantsoen je=ooit {je ... je = hoe ... hoe; des te} die Sitzung=de zitting; de vergadering das Sitzungsprotokoll, der Sitzungsbericht=de notulen der Vorstand=de directie, het bestuurslid die Vorstandssitzung=de bestuursvergadering ablehnen=weigeren der Meister=de baas, de meester, de kampioen meistern=de baas worden; onder de knie krijgen der Herr=de heer, de baas blz 43 meisterhaft=meesterlijk das Meisterschaftsspiel=wedstrijd om de eerste plaats das Schicksal=het lot; het noodlot schicksalhaft=noodlottig; fataal der Schicksalsgefährte=de lotgenoot das Geschick=het lot, de handigheid die Widerwärtigkeit=de tegenspoed das Verhängnis=het noodlot; het onheil das Missgeschick=de tegenslag sich bemühen=moeite doen die Bemühung=de poging; de moeite eintreten=binnenkomen, toetreden der Eintritt=de toegangsprijs, de toetreding die Eintrittsgebühr, das EIntrittsgeld=de toegangsprijs die Vergangenheit=het verleden weiterhin=bovendien; voorts; in het vervolg selten=zeldzaam, zelden seltsam=zonderling; vreemd die Seltenheit=de zeldzaamheid treiben=drijven, doen aan(sport) schwimmen=zwemmen, drijven der Betrieb=het bedrijf, de drukte, de exploitatie der Betriebsleiter=de bedrijfsleider der Aufzug=het bedrijf, de lift, de stoet der Trieb=de neiging; de drang der Selbsterhaltungstreib=de drang tot zelfbehoud der Schaffenstrieb=de scheppingsdrang der Kurs=de cursus, de koers(geld), de route der Kurssturz, der Kursbruch=de koersval das Kursbuch=het spoorboekje der Kurs(us)=de cursus verschwinden=verdwijnen verschwenden=verkwisten verschwenderisch=verkwistend tagen=vergaderen, dag worden die Tagung=conferentie; congres genügen=voldoen aan, volstaan beraten=adviseren, bespreken die Beratung=het advies, de bespreking der Berater=de adviseur die Beratungsstelle=het adviseurbureau verzichten auf=afzien van; afstand doen van der Verzicht=het afstand doen van; de berusting der Antrag=het voorstel; het verzoek beantragen=aanvragen, eisen der Heiratsantrag=het huwelijksaanzoek knapp=nauw, schaars klug=knap, schrander; verstandig tüchtig=flink; knap hübsch=knap(uiterlijk); aardig; leuk betonen=benadrukken; beklemtonen die Betoning=de klemtoon; de benadrukking der Umstand=de omstandigheid, de omhaal umständehalber=wegens omstandigheden umständlich=omslachtig das Umstandskleid=de positiejurk; de positiekleding das Vorjahr=het vorige jaar das Frühjahr=het voorjaar der Frühling=de lente das Jahrzehnt=het decennium jahrzehntelang=tientallen jaren lang kleineswegs, kleinesfalls=in geen geval; volstrekt niet der Hof=het hof, de binnenplaats, de boerderij der Gasthof=het (eenvoudige) hotel höflich=beleefd die Höflichkeit=de beleefdheid erleben=beleven; meemaken zusätzlich=aanvullend der Zusatz=het toevoegsel; de aanvulling
Ingezonden op 17-01-2015 - 1015x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
26-01-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!