Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Verpleegkunde HSL
› 2 Medische Biologie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Verpleegkunde HSL
2 Medische Biologie
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
natrium = noodzakelijk voor normale membraan functie kalium = noodzakelijk voor normale membraan functie chloride = belangrijk anion in lichaamsvloeistoffen calcium = noodzakelijk voor normale spier en zenuwfunctie en botopbouw fosfor = fosfaat in energierijke verbinden magnesium = co-factor voor enzymen in vetoplosbare vitaminen = ADEK vitamine D3 = gemaakt in de huid avitaminose = vitamine deficiëntie hypervitaminose = te veel vitaminen opgenomen vitamine K = gevormd in de darmen in wateroplosbare vitamine = onderdeel van co-enzymen NAD = derivaat van vitamine B3 lipolyse = afbraak van vetten leptine = hormoon geproduceerd door vetweefsel leptine, werking = verhoging stofwisseling, gevoel van verzadiging Co-enzym A = dericaat van vitamine B5 hypothyroide = te weinig schildklierhormoon syndroom van cushing = te veel corticosteroïden epinefrine = uit de bijnieren, versnellen afbraak glycogeen en glucose thyroxine = uit schildklier, versnellen afbraak koolhydraten cavitas oris = mondholte labia = lippen vestibulum = ruimte tussen wangen, lippen en tanden gingivae = tandvlees palatum durum = harde gehemelte palatum molle = zachte gehemelte frenulum linguae = tongriempje uvulva = huig glandula parotis = oorspeekselklier glandulae sublingnualis = ondertongspeekselklieren glandulae submandibularis = onderkaakspeekselklieren amylase = afbreken zetmeel masticatie = kauwen dentes incisivi = snijtanden dentes cuspidatoe = hoektanden dentes canines = hoektanden premoralen = valse kiezen moralen = ware kiezen dentes decidui = melktanden pharynx = keelholte oesophagus = slokdarm hiatus oesophageus = opening in het diafragma voor de slokdarm ventriculus = maag gaster = maag delen maag = cardia, fundus, corpus, pyloris pyloris sfincter = portierspier rugae = plooien en randen van de mucosa van een lege maag intestinum tenue = dunne darm duodenum = twaalfvingerige darm jejunum = nuchtere darm ileum = kronkeldarm valva ileocaecalis = kringspier tussen dunne darm en dikke darm intestinum crassum = dikke darm cecum = blinde darm appendix vermiforme = wormvormig aanhangsel colon = karteldarm haustra (haustrum) = uitstulpingen van de dikke darm rectum = endeldarm columnae anales = plooien in de lengterichting in het anale kanaal m.sfincter ani internus = interne anale sfincter m.sfincter ani externus = externe anale sfincter peristaltiek = verplaatsen van voedsel segmentatie = vermengen van voedsel deglutitie = slikken emesis = braken ingestie = inname van voedsel via de mond ketoacidose = verzuring door ketonen LDL = low density lipoproteïnen HDL = high density lipoproteïnen pancreas =alvleesklier vessica fellea = galblaas hepar = lever keelholte = pharynx slokdarm = oesophagus gaster/ventriculus = maag dunne darm = intestinum tenue blinde darm = appendix vermiforme dikke darm = colon endeldarm = rectum alvleesklier = pancreas galblaas = vessica fellea lever = hepar CCK = cholecystokinine GIP = gastric inhibition peptide alfacellen = glucagon betacellen = insuline Endocriene functie pancreas = productie hormonen exocriene functie pancreas = productie verteringssappen hepatocyten = levercellen bestanddelen gal = water, ionen, bilirubine, cholesterol, galzuren zouten nierhilus = nierpoort fascia renales = nierkapsel nierkapsel = fascia renales calix major = grote nierkelk grote nierkelk = calix major calix minor = kleine nierkelk kleine nierkelk = calix minor nierbekken = pyelum pyelum = nierbekken nierslagader = a.renalis a. renalis = nierslagader GFS = glomulaire filtratie snelheid proximale tubulus contortus opname = organische voedingsstoffen, plasmaeiwitten, ionen, water lis van henle, dalende tak = doorlaatbaar voor water lis van henle, stijgende tak = opname van natrium, chloor distale tubulus contortus terugresorptie van = natrium Distale tubulus contortus afgifte van = zuren, ammoniak, geneesmiddelen urinevorming = diurese urineleider = ureter ureter = urineleider urineblaas = vesica urinae vesica urinae = urineblaas urinebuis = urethra urethra = urinebuis mictie = urinelozing navel = umbilicus umbilicus = navel ostinum ureathrae externum = uitgang van urethra bij mannen uitgang van urethra bij mannen = ostinum ureathra externum verzamelbuis terugresorptie van = water, natrium, bicarbonaat RAAS = renine angiotensine systeem ADH = antidiuretisch hormoon ANP = atriale natriuretische peptiden ECF = extracellulaire vloeistof ICF = intracellulaire vloeistof opperhuid = epidermis epidermis = opperhuid dermis = lederhuid lederhuid = dermis subcutis = onderhuidsbindweefsel onderhuidsbindweefsel = subcutis lagen epidermis = germinativum, spinosum, granulosum, lucidum, corneum stratum germinativum = kiemlaag van epidermis kiemlaag van epidermis = stratum germinativum stratum spinosum = stekellaag van epidermis stekellaag van epidermis = stratum spinosum Stratum granulosum = korrellaag van epidermis korrellaag van epidermis = stratum granulosum stratum lucidum = heldere laag van epidermis heldere laag van epidermis = stratum lucidum stratum corneum = hoornlaag van epidermis hoornlaag van epidermis = stratum corneum lagen dermis = papillaire, reticulaire manieren van warmte afgifte = straling, geleiding, stroming, verdamping merocrien = cellen blijven intact apocrien = deel van de cel uitgescheiden holocrien = hele cel uitgescheiden categorie 1 decubitus = niet wegdrukbare roodheid bij intacte huid categorie 2 decubitus = verlies van een deel van de huidlaag of blaar categorie 3 decubitus = verlies van volledige huidlaag (vet zichtbaar) categorie 4 decubitus = verlies van volledig weefsel (bot/spier zichtbaar) thermoreceptoren gevoelig voor = temperatuur nocireceptoren gevoelig voor = pijn mechanoreceptoren gevoelig voor = aanraking, druk, lichaamshouding chemoreceptoren gevoelig voor = chemische prikkels proprioceptie = het bewust zijn van waar je ledematen zich bevinden tastreceptoren, gevoelig voor = aanraking baroreceptoren gevoelig voor = druk speciale zintuigen = reuk, smaak, zicht, gehoor, evenwicht primaire smaken (zes) = zout, zuur, zoet, bitter, water, umami lagen oogbol = tunica fibrosa, tunica vasculosa, retina delen tunica fibrosa = cornea, sclera cornea = hoornvlies hoornvlies = cornea sclera = oogwit oogwit = sclera delen tunica vasculosa = iris, corpus ciliaire, choroid corpus ciliaire = straalvormig lichaam straalvormig lichaam = corpus ciliaire retina = netvlies netvlies = retina macula = gele vlek gele vlek = macula staafjes = gevoelig voor donker en licht kegeltjes = gevoelig voor rood, groen, blauw m.ciliaires aangespannen = lens boller gehoorbeentjes = malleus, incus, stapes malleus = hamer hamer = malleus incus = aambeeld aambeeld = incus stapes = stijgbeugel stijgbeugel = stapes cochlea = slakkenhuis slakkenhuis = cochlea
Ingezonden op 27-01-2015 - 2316x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
28-01-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!