Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Salzgitter heute, deel 2

7 alles hoofdstuk 7 van links naar rechts

Jaar 2 (havo/vwo)

er genoeg van hebben = die Nase voll haben
de winkel, de winkels = der Laden, die Läden
erin = rein
eruit = raus
daar = da
verderop = drüben
de (opzet)stukken = die Flicken
gaaf hè = geil was
zoeken = suchen
daarna = danach
kijk eens = sieh mal
zin hebben = Lust haben
liever = lieber
zeker = bestimmt
duren = dauern
langer = länger
de minuut, de minuten = die Minute, die Minuten
tot = bis
(aan)passen = anprobieren
de maat = die Größe
ogenblikje = Moment mal
duizend(ste) = tausend(ste)
de klant = der Kunde
voor niets (gratis) = umsonst
Nou ja, zeg! = Na, so was!
naar binnen gaan = reingehen
tegenkomen, ontmoeten = treffen
laten we zeggen = sagen wir
over tien minuten = in zehn Minuten
het pashokje = die Umkleidekabine
bald = al gauw, spoedig
das Zeugnis = het rapport
die Klassenlehrerin = de klassenlerares
das Fach, die Fächer = het vak, de vakken
stinkstauer = spinnijdig, pisnijdig
am liebsten = het liefst
abhauen = ervandoor gaan, afnokken
versprochen (versprechen) = beloofd (beloven)
der Hausarrest = het huisarrest
gekriegt (kriegen) = gekregen (krijgen)
Mist bauen = er een puinhoop van maken
das Jahr, das Halbjahr = het jaar, het halfjaar
wenig = weinig
getan (tun) = gedaan (doen)
schaffen = klaarspelen, voor elkaar krijgen
ehrlich = eerlijk
sich rausreden = zich eruit praten
das Donnerwetter = de donderbui
beruhigen = rustig worden
deshalb = daarom
hilflos = hulpeloos
die Leistung, die Leistungen = de prestatie, de prestaties
die Nachhilfe = de bijles
der Plan = het plan
unterstützen = (onder)steunen
gemeinsam = samen
spüren = merken
diesmal = ditmaal, deze keer
bestrafen = straffen
gar nicht = helemaal niet
sich verbessern = zich (ver)beteren
ausrasten = door het lint gaan
der Unterricht = het onderwijs, de les
der Nachhilfeunterricht = de bijles, de steunles
der Vorschlag, die Vorschläge = het voorstel, de voorstellen
beistehen = bijstaan
de verkoper = der Verkäufer
de verkoopster = die Verkäuferin
ik zou graag (... willen hebben) = ich hätte gerne (...)
de trui = der Pullover, Pulli
zover = soweit
de juiste maat = die richtige Größe
te klein, krap = zu eng
te groot, wijd = zu weit
de sokken = die Socken
graag willen = möchten
in de aanbieding = im Angebot
een beetje = ein bisschen
rondkijken = sich umschauen
het kost (kosten) = das kostet (kosten)
mooi = hübsch
de riem = der Gürtel
goedkoop = billig
duur = teuer
de sjaal = der Schal
de handschoenen = die Handschuhe
de merkkleding = die Markenkleidung
ruilen = umtauschen
geld terug = Geld zurück
de tegoedbon = die Gutschrift
de smaak = der Geschmack
de etalage = das Schaufenster
het ondergoed = die Unterwäsche
Is ... er ook? = Gibt es ... auch?
die Radtour = de fietstocht
der Fluss = de rivier
lässig = nonchalant
angeln = opvissen
der Hintern = het achterwerk
schlammig = modderig
dreckig = smerig
der See = het meer
der Kumpel, die Kumpels = de maat, de maten
stolpern = struikelen
hochblicken = omhoog kijken
die Eiskugel = het bolletje ijs
kleben = plakken
die Katastrofe = de katastrofe
einen Stopp einlegen = een pauze inlassen
aufheben = oprapen
rutschen = slippen, uitglijden
die Entschädigung = de schadeloosstelling
het ongeluk = das Unglück
zelden = selten
Dat word dan ... (bij afrekenen) = Das macht dann ... (bei bezahlen)
aangereden (aanrijden) = angefahren (anfahren)
opeens = auf einmal
de rijweg = die Fahrbahn
remmen = bremsen
gebeuren = passieren
de spoed- / trauma-arts = der Notarzt
de ambulance = der Notarztwagen
het been = das Bein
gebroken (breken) = gebrochen (brechen)
het mobieltje = das Handy
laten staan = stehen lassen
aanraden, raad geven = raten
ongerust maken = beunruhigen
komen aanrijden = heranfahren
botsen = zusammenstoßen
schelen, mankeren = fehlen
pijn doen = weh tun
de pijn = die Schmerzen
soms = manchmal
de Koorts = das Fieber
de keelontsteking = die Halsentzündung
hoesten = husten
de apotheek = die Apotheke
de hoestdrank = der Hustensaft
de griep = die Grippe
verkouden zijn = einen Schnupfen haben
kou vatten = sich erkälten
de kiespijn = die Zahnschmerzen
de diarree = der Durchfall
Beterschap! = Gute Besserung!
zich goed voelen = sich wohl fühlen
Ik heb jeuk. = Es juckt mich.
het spreekuur = die Sprechstunde
de klachten = die Beschwerden
de enkel = der Knöchel
verstuiken = verstauchen
kneuzen = quetschen
in- / uitademen = ein- / ausatmen

Ingezonden op 03-02-2015 - 1663x bekeken.
Waardering 10 (aantal stemmen: 7)

voting system
1
2
3
4
5

geef een beoordeling. Reageer als er iets fout is. Don't copy ©

bezoek ook mijn mindmap pagina op mindmeister.com:
https://www.mindmeister.com/sven

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Salzgitter heute, deel 2

7 alles hoofdstuk 7 van links naar rechts