Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
2e bachelor Genetica
› 2 Begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
2e bachelor Genetica
2 Begrippen
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
chromatine = substantie in de kern die sterk kleurbaar is chromosomen = langwerpige, sterk kleurbare structuren die te zien zijn tijdens een bepaald stadium van de celdeling genoom = de volledige chromosoominhoud van de kern van een eukaryote cel nucleoside = base + suiker DNA-sequentie = de volgorde van de nucleotiden in een DNA streng genoomsequentie = de volledige DNA-sequentie van een haploid genoom denaturatie = het scheiden van 2 DNA strengen renaturatie = wanneer DNA strengen opnieuw bij elkaar komen, wanneer ze eerst van elkaar gescheiden waren smelt-temperatuur (Tm) = de temperatuur waarbij de helft van een bepaald DNA staal is gedenatureerd hybridisatie/annealing = de renaturatie van 2 enkelstrengige nucleotidenketens die oorspronkelijk niet bij elkaar hoorden nucleosoom = de dubbele helix gebonden om een histonoctameer linker DNA = DNA dat tussen de individuele nucleosomen zit chromatosoom = het nucleosoom en het geassocieerde H1 samen heterochromatine = regio's op chromosoom die sterk kleurbaar zijn, sterkt verpakt zitten en die meestal niet coderen euchromatine = het losser gepakte chromatine dat licht kleurbaar is en zorgt voor actieve genen karyotype = het fotografisch zichtbaar maken en ordenen van apart geidentificeerde metafasechromosomen in een somatische cel (2n). centromeer = primaire insnoering van chromosoom, verankeringsplaats van de kinetochoren tijdens de celdeling genduplicatie = het kopieren van genen homologe genen = genen die DNA sequentie gelijkenissen vertonen orthologe genen = genen met dezelfde functie in verschillende soorten paraloge genen = homologe genen met een verschillende functie binnen dezelfde soort processed pseudogenen = pseudogenen die zijn ontstaan door integratie van in DNA omgezette RNA moleculen promotor/promotorregio = hier start de transcriptie van een gen aan de 5' kant genfamilie = een groep van verwante genen waarvan de evolutieve oorsprong terug te voeren is tot 1 ancestraal gen gencluster = als de verschillede leden van een genfamilie naast elkaar op een chromosoom zitten exons = de coderende/informatieve stukken in een gen introns = de niet informatieve stukken in een gen extragenisch DNA junk DNA = niet coderende en niet regulatorische DNA in een streng (tussen de genen) tandemherhalingen = repetitieve DNA sequenties die voorkomen in blokken van gedupliceerde eenheden, die kop-staart-kop aan elkaar hangen satellieten = hebben een monomeereenheid die varieert in lengte tussen 5 en 500 bp. minisatellieten = hebben een monomeereenheid die ligt tussen 10-100 bp telomeren = de chromosoomuiteinden
Ingezonden op 17-02-2015 - 1964x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
01-03-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!