Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Chemie

5 Tanken in 2030

Jaar 3 (havo/vwo)

{paragraaf 1}
Noem 3 energiesoorten. = Chemische energie, bewegingsenergie en warmte.
Wat treedt er bij energieomzettingen altijd op? = Verlies van warmte.
Wat is het rendement? = Het rendement is het gedeelte van de totale energie die nuttig wordt gebruikt.
Bij een exotherme reactie ............ de temperatuur van de omgeving. = stijgt
Bij een exotherme reactie ........... de temperatuur van het systeem. = daalt
Bij een exotherme reactie komt er energie........ . = vrij
Een ...................... is een soort reactie die altijd exotherm is. = verbrandingsreactie
De volgende drie faseovergangen zijn exotherm. = Stollen, rijpen en condenseren.
Bij een exotherme reactie ligt in een energiediagram het eindniveau ............ dan het beginniveau. = lager
Bij een endotherme reactie ............ de temperatuur van de omgeving. = daalt
Bij een endotherme reactie ........... de temperatuur van het systeem. = stijgt
Bij een endotherme reactie moet je altijd ................ toevoegen. = energie
De volgende drie faseovergangen zijn endotherm. = Smelten, verdampen en vervluchtigen. (sublimeren)
Een ................... is een reactie die altijd endotherm is. = ontledingsreactie
Bij een endotherme reactie ligt in een energiediagram het eindniveau ............. dan het beginniveau. = hoger
De eenheid van energie is .................. . = Joule
Op het eindniveau in een energiediagram staan altijd de .................. met de (neem 'met de' in je antw. over!) ................... . = reactieproducten met de fase (aggregatietoestand)
Langs de horizontale as staat de ................ in de eenheid (neem 'in de eenheid' in je antw. over!) ................. . = energie in de eenheid Joule
Wat geef je in een energiediagram aan? = In een energiediagram geef je de hoeveelheid chemische energie in de beginstoffen en de hoeveelheid energie van de reactieproducten aan.
Wat geeft het energie-effect aan? = Het energie-effect geeft het verschil tussen het begin- en eind-niveau aan.
Bij een exotherme reactie is het energie-effect .................. dan nul. = kleiner
Bij een endotherme reactie is het energie-effect .................dan nul. = groter
Het energie-effect reken je uit door .......................... . = het eindniveau min het beginniveau te doen
Als je het energie-effect uitrekent, en het gaat om een exotherme reactie, moet je er voor zorgen dat er een .............. voor je antwoord staat. = min
Waarvoor staat de 'e' in 'delta e' ? = De 'e' staat voor het energie-effect.
Wat is de soortelijke warmte ? = De soortelijke warmte is de hoeveelheid energie die nodig is om 1,0 gram van een stof 1,0 graad in temperatuur te laten stijgen.
Warmte kan door een stof worden .................. of afgestaan. = opgenomen
Waar staat de 'Q' in de formule van de soortelijke warmte? = De 'Q' staat voor de warmte in Joule.
Waar staat de 'c' in de formule van de soortelijke warmte? = De 'c' staat voor de soortelijke warmte, in Joule per gram per Kelvin.
Waar staat de 'm' in de formule van de soortelijke warmte? = De 'm' staat voor de massa van de stof in gram.
Waar staat de 'delta T' in de formule van de soortelijke warmte? = De 'delta T' staat voor het temperatuurverschil in Kelvin.
Reken 0 Kelvin om naar graden Celsius. = -273 graden Celsius.
Reken 273 Kelvin om naar graden Celsius. = 0 graden Celsius.
---------------------------------------------------------
{paragraaf 2}
Er kan pas een verbrandingsreactie plaatsvinden bij een goede ................ . (HINT : een soort temperatuur) = ontbrandingstemperatuur
Elke brandbare stof heeft zijn eigen ...................... .(HINT : een soort temperatuur) = ontbrandingstemperatuur
Hout heeft een ................... ontbrandingstemperatuur. = hoge
Waterstof heeft een ................. ontbrandingstemperatuur. = lage
Een brand ontstaat alleen als de volgende drie factoren aanwezig zijn. = Brandbare stof {brandstof} , temperatuur en zuurstof.
Vul aan : Voorbeelden van blusmiddelen zijn blusdekens, het gebruik van water, het gebruik van poeder, het gebruik van een koolstofdioxideblusser en het gebruik van een........................... . = schuimblusser
Waaruit bestaan blusdekens? = Blusdekens bestaan uit een niet of slecht brandbare stof.
Welke van de drie factoren haalt een blusdeken weg? = Een blusdeken haalt zuurstof weg.
Water zorgt ervoor dat de .......................... daalt. = temperatuur
Door een waterdamp deken komt er geen .................. meer bij de brand. = zuurstof
Water moet je niet gebruiken bij elektrische apparaten, in verband met ...................... . = kortsluiting
Het ................................... wordt groter als je een olie of benzine brand met water blust. = brandend oppervlak
Poeder zorgt dat er geen ............................... bij de brand komt. = zuurstof
Poeder is schadelijk voor ..................................... . = elektrische apparaten
Een schuimblusser zorgt ervoor dat er geen ......................... meer bij de brand kan komen. = zuurstof
Een koolstofdioxideblusser zorgt voor een .................... waardoor er geen zuurstof meer bij kan. = gasdeken
Koolstofdioxide heeft een ................................ dichtheid dan lucht. = grotere
{paragraaf 3}
Wat is een verbrandingsreactie? = Een verbrandingsreactie is een reactie van een stof met zuurstof, waarbij verschijnselen optreden.
Wat komt er bij een verbrandingsreactie vrij? = Bij een verbrandingsreactie komt warmte vrij.
Vul aan : C (s) + ................ --› CO2 (g) = O2
Bij de verbranding van aluminium ontstaat aluminiumoxide (Al2O3). Geef de verbrandingsreactie. = 4Al (s) + 3O2 (g) --› 2Al2O3 (s)
Hoe noemen we stoffen die uit koolstof en uit waterstof bestaan ? = Koolwaterstoffen.
Bij een volledige verbranding van koolwaterstoffen ontstaat er altijd CO2 (g) en ................ . = H2O (l)
Wanneer krijg je een onvolledige verbranding? = Je krijgt een onvolledige verbranding als er te weinig zuurstof is.
Bij een onvolledige verbranding ontstaan waterdamp en koolstofmonoxide of ......................... . = koolstof
Koolstofmonoxide heet ook wel ...................... . = kolendamp
Kolendamp is kleurloos , ........................ en erg giftig. = reukloos
Koolstof zie je vaan als .................... , of als een zwarte wolk. = roet
Als de vlam een ................ kleur heeft, is er koolstof aanwezig. = gele
Wat is een explosie? = Een explosie is een snelle verbrandingsreactie.
Waardoor heeft een explosie een verwoestend effect? = Door het ontstaan van gassen in een afgesloten ruimte.
Wanneer is een gasmengsel explosief? = Een gasmengsel is explosief als de brandstof in een bepaalde verhouding met zuurstof is gemengd.
Wat is de afkorting van de onderste explosiegrens? = OEG
Wat is de BEG? = De bovenste explosiegrens.
Een arm mengsel bestaat uit ..........% brandstof en .............% zuurstof. 100% brandstof en 0% zuurstof.
Een mengsel dat uit 0% brandstof en uit 100% zuurstof bestaat is een .............. mengsel. = rijk
Als de verhouding van een mengsel buiten de explosiegrenzen valt, kan het niet exploderen, maar het kan nog wel ........................... .= verbranden
Het gebied tussen de OEG en de BEG heet het ....................... . = explosiegebied
Een auto en een scooter hebben beiden een .................................... (HINT : soort motor) = explosiemotor
Wat gebeurt er tijdens de inlaatslag van een explosiemotor? = De zuiger gaat naar beneden en het mengsel van benzinedamp en lucht stroomt de cilinder in.
Wat gebeurt er tijdens de compressieslag van een explosiemotor? = De zuiger gaat omhoog en perst het gasmengsel samen.
Wat gebeurt er tijdens de arbeidsslag van een explosiemotor? = De bougie geeft een vonk en het gasmengsel explodeert. De zuiger gaat door de druk naar beneden.
Wat gebeurt er tijdens de uitlaatslag van een explosiemotor? = De uitlaatgassen verlaten de cilinder.
{paragraaf 4}
Waaruit zijn aardolie, steenkool en aardgas ontstaan? Uit planten- en dierenresten.
Waarom heten aardolie, steenkool en aardgas fossiele brandstoffen? Ze zijn ontstaan uit planten- en dierenresten.
Fossiele brandstoffen bestaan voornamelijk uit koolstofatomen en uit ....................... . (HINT : Element + atomen) = waterstofatomen
Bij de verbranding van fossiele brandstoffen ontstaan water en ........................... . = koolstofdioxide
Koolstofdioxide hebben ................ miljoenen jaren geleden uit de lucht opgenomen om te groeien. = planten
Wat veroorzaakt zure regen? = Zwavelzuur.
Wat reageert met wat waardoor er zwavelzuur ontstaat? = Zwaveldioxide reageert met zwavel en me zuurstof.
De ................................ van fossiele brandstoffen is niet oneindig. = voorraad
Wat voor brandstoffen kunnen een goede vervanger voor benzine en diesel uit fossiele brandstoffen zijn? = Biobrandstoffen.
Bij de ....................... nemen planten water en koolstofdioxide uit de lucht op. = fotosynthese
Met water en koolstofdioxide maken planten plantaardig materiaal, zoals glucose, zetmeel en ....................... . = cellulose
Van de glucose en zetmeel uit planten kan ........................... gemaakt worden. = {bio}alcohol
Van plantaardige olie kan ............................... gemaakt worden. = biodiesel
Bij de verbranding van biobrandstoffen ontstaan weer CO2 en water. We zeggen dat hierdoor deze biobrandstoffen ........................ zijn. = CO2 (g)-neutraal 
Waarom kunnen biobrandstoffen ons brandstofprobleem maar ten dele oplossen? = De aarde is te klein om genoeg planten voor biomassa op te kunnen verbouwen. 
De ....................... bestaat uit gassen die een deel van de warmte die de aarde weer uitstraalt weer terugstuurt. = atmosfeer
Wat is het broeikaseffect? = Het terugsturen van de warmte die de aarde uitstraalt door gassen uit de atmosfeer.
Vul aan: Voorbeelden van broeikasgassen zijn : CO2 (g), H2O (g) en ................. . = CH4 (g)
Wat zorgt ervoor dat de de hoeveelheid CO2 (g) in de atmosfeer toeneemt? = De verbranding van koolstofhoudende stoffen.
Het broeikaseffect wordt versterkt door de toenemende CO2 in de atmosfeer, en dat komt door de ................... van koolstofhoudende stoffen. = verbranding
Vul aan: De opwarming van de aarde heeft verschillende gevolgen. Zo wordt het op bepaalde plekken op de aarde steeds .................. en stijgt de zeespiegel flink door het smelten van ijskappen. = droger
Wat is de kern van alle oplossingen rond het broeikaseffect? = Het terugdringen van de toename van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer.
Wat wordt er bedoeld met het terugdringen van de toename van de hoeveelheid broeikasgassen in de atmosfeer ? = Er wordt bedoelt dat je geen brandstoffen moet gebruiken waar koolstof in zit.
Waarom blijven er niet veel oplossingen van het broeikaseffect over? (HINT : Denk aan koolstof)= Je wil de hoeveelheid broeikasgassen, dus o.a. koolstof, terugdringen. Het probleem is alleen dat koolstof een belangrijk element is in veel brandstoffen. Daarnaast ontstaat er bij de verbranding van zo'n brandstof altijd nog CO2.
Een optie om het broeikaseffect "'op te lossen"' is het gebruik van en brandstof waar het element ....................... niet in aanwezig is. = koolstof
Een optie om het broeikaseffect "'op te lossen"' is het gebruik van elektriciteit. Noem twee problemen hiervan. = Accu's die voor de nodige elektriciteit zorgen nemen veel ruimte in, en de productie van accu's voor elektrische auto's kost veel energie. 
Waarom verschuif je met het gebruik van elektriciteit als 'oplossing' voor het broeikaseffect alleen maar het probleem van CO2 uitstoot? = De elektriciteit moet opgewekt worden. Elektriciteitscentrales die energie opwekken uit koolstofhoudende brandstoffen, stoten wel gewoon CO2 (g) uit. Daardoor komt er alsnog CO2 in de lucht.
{paragraaf 5}
Waterstof is een ................ brandstof. = schone
Bij de verbranding van waterstof ontstaat alleen ......................... . = water
Waterstof wordt nog niet op grote schaal toegepast, omdat het ................... en veilig gebruiken van waterstof nog niet zo eenvoudig is. = hanteren
Waterstof is erg brandbaar en zelfs ........................... . = explosief
Wat is een probleem als je waterstof als brandstof wil gebruiken, naast dat het erg brandbaar en explosief is? (HINT : Denk aan waterstof op de wereld)= De niet-ontleedbare stof waterstof komt niet vrij op aarde voor. 
Kun je waterstof, net zoals aardolie en aardgas, ergens op aarde winnen? (Antwoord met Ja. of Nee.) = Nee.
Je kunt waterstof bijvoorbeeld maken uit de ......................... van water, en daar is elektriciteit voor nodig. = elektrolyse
{aantekeningen en een beetje herhaling}
Noem twee reagens voor water. = Custardpoeder en kopersulfide.
Noem een reagens voor koolstof. = Kalkwater
Wat verandert er aan de reagens van koolstof als het met koolstof in aanraking komt? = Kalkwater gaat dan van licht naar troebel.
Wat is een interne verbranding? = Er zit zuurstof in de brandstof.
Wat is een externe verbranding? = Het heeft zuurstof van buitenaf nodig.
Wanneer gebruik je bij een onvolledige verbranding CO? = Je gebruikt CO als je brandstof een gas is.
Wanneer gebruik je bij een onvolledige verbranding C? = Je gebruikt C als je brandstof een vaste stof is.
Waarvoor staat de 'v' in de formule van de dichtheid? = De 'v' staat voor het volume.

Ingezonden op 17-02-2015 - 3299x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 19-02-2015.
Waardering 8 (aantal stemmen: 5)

voting system
1
2
3
4
5

Let op: Antwoord steeds in een zin! Vergeet de hoofdletters en punten dus niet!
Maar pas op : Dit geldt niet voor de invulvragen.

Geef bij de rekenvragen gewoon het antwoord.
Dus als de vraag is:' Reken 0 Kelvin om naar graden Celsius.', is het antwoord -273 graden Celsius.

Bij reactievergelijkingen staat de fase tussen haakjes , let op de spaties !!!! bv: Al (g)
Bij stoffen zoals zuurstof, O2 (g) , zet je de twee er gewoon direct achter.
De index typ je er ook direct voor: 3Al2O3 (g)
Als er meerdere beginstoffen of reactieproducten ontstaan , typ je dat met een spatie tussen de stoffen en met een plusteken. Het pijltje tussen de de beginstoffen en de reactieproducten bestaat uit twee keer een '-', en direct erachter een '>' (Dat wordt -->). Voor en na dit pijltje komt een spatie. Dus, nog een keer uitgeschreven: STOF SPATIE (FASE) SPATIE + SPATIE STOF SPATIE --> SPATIE ........enzv.
En nog een voorbeeld: 2H2S (g) + 3O2 (g) --> 2H2O (liquid) + 2SO2 (g)

Je kunt de HINT's weghalen als je ze niet meer nodig hebt.
Ook kun je het stukje {aantekeningen} beter verwijderen als je dat nog nooit hebt geleerd. Die waren vooral voor mijzelf bedoelt ......

De vragen zelf zijn als het goed is gebaseerd op zinnen die letterlijk in het boek staan.
Als dit niet het geval is, meld het dan alsjeblieft!
De vragen zullen niet allemaal even goed en diepgaand zijn, en ik denk ook niet dat een dezer vragen in een toets komt, maar ze geven wel weer hoe goed je de theorie kent. Een enkele keer staat er een toepassingsvraag tussen. Deze vragen komen meestal uit het boek.

Sommige vragen kun je bijna niet goed hebben, omdat je die vooral moet begrijpen. Het is dan wel heel knap als jij je antwoord precies hetzelfde geformuleerd hebt als ik. Deze vragen zitten er nauwelijks in, maar toch wou ik het even gezegd hebben: Het gaat erom dat je wel hetzelfde bedoelde. ( Ik bedoel hiermee vooral de vragen vanaf en met deze vraag: Waarom blijven er niet veel oplossingen van het broeikaseffect over? (HINT : Denk aan koolstof)tot {paragraaf 5})

Ik wens jullie veel succes!
Groetjes, anoniempje

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Chemie

5 Tanken in 2030