Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Team Deutsch !
› 18 BK51 Familienfeste
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Team Deutsch !
18 BK51 Familienfeste
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Familienfeste = familiefeesten besonders = in het bijzonder, heel erg ich mag Weihnachten besonders = ik houd veel van het kerstfeest die Vorbereitung(en) = de voorbereiding die Tradition(en) = de traditie die Stimmung(en) = de stemming feierlich = feestelijk, plechtig weihnachtlich = kerst-, in de kerstsfeer schmücken (hat geschmückt) = versieren das Plätzchen(-) = het koekje der Weihnachtsmarkt(''e) = de kerstmarkt der Weihnachtsbaum(''e) = de kerstboom die Lichterkette(n) = ketting van lichtjes das Feuerwerk(e) = het vuurwerk die Kerze(n) = de kaars brennen (brannte, hat gebrannt) = branden zusammenkommen (ist zusammengekommen) = samenkomen verschenken (hat verschenkt) = weggeven, geven, cadeau doen sich ärgen über (akk)(hat sich geärgert) = zich ergeren zuwerfen (dat)(akk)(er wirft, hat mir es zugeworfen) = gooien naar rufen (hat gerufen) = roepen stattfinden (hat stattgefunden) = plaatsvinden zuschauen (hat zugeschaut) = kijken naar der Zuschauer(-) = de toeschouwer die Zuschauerin(nen) = de toeschouwster es geht rund = er is veel te doen sich (Dat) Sorgen machen = zich zorgen maken Meine Eltern machen sich Sorgen = mijn ouders maken zich zorgen ich mache mir Sorgen = ik maak me zorgen der Umzug(''e) = de optocht der Rosenmontag(e) = de carnevalsmaandag der Narr(en) = de nar, de grapjas die Sü'bigkeit(en) = de zoetigheid der Wagen(-) = de wagen, de Auto (sich) verkleiden (hat verkleidet) = (zich) verkleden die Narren sind verkleidet = de narren zijn verkleed unterwegs = onderweg streiten (streitet, hat gestritten) = ruzie maken spontan = spontaan wann? = wanneer? (vrgnd vnw) wenn = wanneer (voegwrd), als, Indien ich bin froh, wenn wir nicht streiten = ik ben blij als we geen ruzie maken als = toen (voegwrd) ich bin nicht gekommen, als ich krank war = ik ben niet gekomen, toen ik ziek was
Ingezonden op 18-02-2015 - 1295x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!