Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
English Grammar in Use Werkplaats
› 3 Woorden periode 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
English Grammar in Use Werkplaats
, deel 1
3 Woorden periode 3
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
boundaries = grenzen burden = last; lading an estimate = schatting recurring = terugkomend contemptuous = minachtend intricate = ingewikkeld peculiar = eigenaardig to attend = bijwonen to perceive = waarnemen; opmerken to concede = toestaan; goedkeuren; toegeven infatuation = verblinding; verbazing daunted = ontmoedigd implement = toepassen; implementeren ancient = oud; ouderwets deception = misleiding; bedrog seclude = afzonderen; isoleren to bicker = kibbelen; ruziën persistence = doorzettingsvermogen; vasthoudendheid aspiration= ambitie; aspiratie friction = wrijving to condemn = afkeuren; veroordelen decay = achteruitgang adjoining = aangrenzend; aanliggend to leap = springen exaggerating = overdrijven deliberate = overwegen; weloverwogen humiliation = vernedering to elaborate = uitwerken inane = zinloos; dom anguish = angst; bedroefdheid anxiety = angst; vrees reluctant = onwillig; afwijzend to hesitate = aarzelen; twijfelen approximately = ongeveer gesture = gebaar to utter = uitdrukken; uiten utter = compleet to gather = bijeenkomen to decline = weigeren to fluctuate = fluctueren; variëren intriguing = intrigerend; boeiend dismay = verbijstering; schrik sanctions = sancties; gevolgen to urge = aansporen; aandringen to contemplate = overdenken to plead = bepleiten; verzoeken to dismiss = wegsturen appropriate = geschikt; passend to be worn out = doodmoe zijn putting on = opzetten opponent = tegenstander enforce = versterken attempt = poging anxious = bang genuine = oprecht benefits = voordelen flaw = fout; defect; schade resources = middelen fall behind with = achterop raken; achterlopen met to get the hang of = onder de knie krijgen; begrijpen employee = werknemer employer = werkgever to consider = beschouwen; overwegen postpone = uitstellen fancy = voorkeur; voorliefde avoid = vermijden deny = ontkennen persuade = overtuigen encourage = aanmoedigen enable = in staat stellen unable = niet in staat; onbekwaam excessive = te veel clutter = rommel undeniable = onbetwistbaar disgrace = schande target = doel to reject = afwijzen supplementary = aanvullend to assure = verzekeren
Ingezonden op 07-03-2015 - 448x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!