Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Build Up, Engels
› 78 yo
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Build Up, Engels
78 yo
Jaar 8 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
29 toeschouwer = spectator afgelasten = to cancel ; to call off verdienen = to deserve verslaan = to beat ; to defeat nederlaag = defeat overwinning = win ; victory gelijkspel = draw vervangen = to replace steunen = to support bevorderen = to promote veld = pitch kunst/kunstmatig = artificial doen aan = to go in for uitgeput = exhausted ; worn out ruilen/uitwisselen = to exchange uitdagen = to challenge gebeurtenis/nummer = event achterblijven = to lag behind juichen = to cheer scheidsrechter = referee scheldwoorden= abusive language ; foul language uitschelden = to swear at uitschakelen = to eliminate (on)partijdig = (im)partial (on)partijdigheid = (im)partiality eervol = honourable hoogtepunt = highlight 30 competitie = league zich houden aan = to keep to ; to stick to ; to comply with ; to observe sportief = fair invaller/vervanger = substitute partij/gelijke = match bond = association voordeel = advantage nadeel = disadvantage ; drawback inschrijving/deelnemer = entry ten gunste van = in favour of uithoudingsvermogen = endurance ; stamina diskwalificeren = to disqualify voorziening/faciliteit = facility overeenkomst = agreement presteren = to perform prestatie = performance lichaamsbeweging = exercise oefenen = to exercise goed doen = to benefit toernooi = tournament tweede = runner-up slagen/erin slagen = to manage to ; to succeed (in) enthousiast = keen wedstrijd = contest prestatie = achievement bereiken = to achieve tussenbeide komen = to intervene 31 vrije tijd = leisure time ; spare time ; free time publiek = audience podium/toneel = stage vermaken = to entertain vermaak/amusement = entertainment kermis = fair ; fun fair verzoeken = to request verzoek = request schat = treasure dirigeren/leiden = to conduct regisseur = director regisseren = to direct beroemdheid = celebrity beroemd = celebrated ; famous rolbezetting = cast spelen/acteren = to act prijs = award toekennen = to award rol = part ; role toneelstuk = play rij = row opvoeren = to perform voorstelling = performance repeteren = to rehearse repetitie = rehearsal ingang = entrance kunst = art tentoonstellen = to exhibit tentoongesteld voorwerp = exhibit tentoonstelling = exhibition toelaten = to admit toegang = admittance toegangsprijs/entree = admission 32 verkeer = traffic rijstrook = lane voorzichtig = cautious ; careful onvoorzichtig = careless pas op = caution! fout = mistake ; error vermijden = to avoid spitsuur = rush hour voorkomen/verhinderen = to prevent het voorkomen van = the prevention of maximum snelheid = speed limit overschrijden = to exceed de schuld geven = to blame schuld = blame het is mijn schuld = it is my fault te wijten aan = due to ; owing to inzittende = occupant voetganger = pedestrian trottoir = pavement per ongeluk = accidentally bocht = curve ; bend verschijnen = to appear verdwijnen = to disappear kruispunt = junction inhalen = to overtake teken = sign verkeersbord = sign ; road sign wegwijzer = signpost aangeven = to indicate aanwijzing = indication rijbewijs = driving licence 33 gebeuren = to happen ; to occur aantal (slachtoffers) = toll tol/tolgeld = toll roekeloos = reckless ontvlambaar = flammable ; inflammable automobilist = motorist opstopping = traffic jam verstopt = jammed ; congested verstopping = congestion heffing = charge file = tailback bekeuren = to fine boete = fine bon/bekeuring = ticket regel = regulation ; rule vrachtwagen = truck ; lorry botsen = to collide botsing = collision gewond = injured verwonding = injury schade = damage beschadigen = to damage kwestbaar = vulnerable beperkt = limited ; restricted 34 openbaar vervoer = public transport middel = means vertrekken = to leave ; to depart vertrek = departure aankomst = arrival perron = platform wagen/rijtuig = carriage vrij/onbezet = vacant over tijd = overdue eindstation = terminus lading/vracht = cargo taxi = cab ; taxi rij = queue in de rij staan = to queue verbinden = to connect ; to link verbinding = connection ; link verband = connection ; link forens = commuter heen en weer reizen = to commute tarief (van vervoer) = fare ver/afgelegen = distant metro = underground ; tube voetgangerstunnel = subway 35 kofferbak = boot monteur = mechanic repareren = to repair motorkap = bonnet zaklantaarn = torch batterij/accu = battery versnelling = gear controleren = to check lekke band = flat tyre lek/gaatje = puncture druk = pressure verstellen = to adjust verstelbaar = adjustable gordel/riem = belt benzine = petrol opraken = to run out brandstof = fuel zuinig = economical poetsen = to polish was = wax kenmerk = characteristic ; feature doel = purpose onvermijdelijk = inevitable reserveonderdeel = spare part ; spare huren = to rent ; to hire onmisbaar = indispensable afleggen = to cover
Ingezonden op 09-03-2015 - 723x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!