Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Duits katernen, deel 4

7 Lernliste blz. 22: A, B, C & D

Jaar 5 (tto-vwo)

A
entscheiden = beslissen
im Streit liegen = ruzie hebben
der Kompromiss = het compromis
ausüben = uitoefenen
die Ausbildung = de opleiding
die Berufsmesse = de beroepenbeurs
Recht haben = gelijk hebben
die Kindertagesstätte = het kinderdagverblijf

B
gründen = oprichten
einholen = zich laten geven, inwinnen
bedürftig = arm
spenden = geven, schenken
die Hilfsbereitschaft = hulpvaardigheid
der Spender = de schenker, de donor
die Spenderin = de schenkster
die Spende = de gift
die Maßnahme = de maatregel
bewilligen = toestaan
errichten = oprichten, stichten
sichern = garanderen
erhalten = krijgen
der Schwerpunkt = het zwaartepunt
langfristig = op langere termijn
vernichtend = verwoestend
das Schicksal = het (nood)lot
stürzen = ten val brengen
erwischen = te pakken krijgen
ähnlich = gelijk(soortig)
kümmern = zich bekommeren
die Wohltätigkeitsorganisation = liefdadigheidsorganisatie
das Leitbild = het ideaal, het voorbeeld
C
die Gleichgültigkeit = onverschilligheid
die Habgier = de hebzucht
der Ehrgeiz = de ambitie
der Beschluss = het besluit
gerecht = rechtvaardig
auffordern = (dringend) verzoeken
die Überlegung = het overleg, de overweging
das Ausmaß = de omvang
ständig = voortdurend
alles daran setzen = alles op alles zetten
beharrlich = volhardend
auslösen = teweegbrengen, veroorzaken
die Aufmerksamkeit = de aandacht
lenken auf = richten op
ins Licht rücken = in het licht plaatsen
die Bedingung = de omstandigheid
auf sich gestellt sein = helemaal alleen staan
weitgehend = in hoge mate
büffeln = blokken, stampen
wirtschäftlich = economisch
die Leistung = de prestatie
die Fähigkeit = de vaardigheid
die Unterlagen = de stukken (hier schriften e.d.)
der Anschluss = de aansluiting
die Oberstufe = de bovenbouw
in der Lage sein = in staat zijn
durchführen = doorvoeren
begründen = motiveren
anführen = naar voren brengen
einführen = invoeren
vermitteln = overdragen
darlegen = uiteenzetten
im Gegenzug = in reactie daarop
behaupten = beweren
einstellen = aanstellen, benoemen
der Gegensatz = de tegenstelling
berufstätig = werkzaam
die Debatte führen = het debat voeren
D
erfolgreich = succesvol
wegschnappen = afpakken
die Herstellung = de fabricage
sich überschätzen = zichzelf overschatten
laut = volgens
das Gesetz = de wet
der Trend = de trend
die Altersgrenze = de leeftijdsgrens
anheben = verhogen
auslösen = veroorzaken
einhalten = naleven
nutzen = zin hebben/baten
die Aufklärung = de voorlichting
unterbinden = tegengaan
beeinträchtigen = schade veroorzaken
die Streitfrage = de strijdvraag, de kwestie
feuchtfröhlich = vrolijk (door drank)
die Stütze = de steun
zusammenfassen = samenvatten
das Gegenargument = het tegenargument

Ingezonden op 13-04-2015 - 1481x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 28-04-2015.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Duits katernen, deel 4

7 Lernliste blz. 22: A, B, C & D