Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Marianum Frans KOL G3GB 2014/2015, deel 1

4 alle woordjes

Jaar 3 (Gymnasium)

tout = hele
grand = groot
petit = klein
même = zelfde
autre = andere
seul = alleen
jeune = jong
premier = eerste
bon = goed
quel = welke
beau = mooi
vieux = oud
noir = zwart
nouveau = nieuw
dernier = vorige; laatste
blanc = wit
cher = duur
long = lang
pauvre = arm
plein = vol
vrai = waar; echt
toute = hele
bas = laag
gros = dik
doux = zacht
heureux = gelukkig
haut = hoog
profond = diep
politique = politiek
possible = mogelijk
immense = enorm
public = openbaar
pareil = gelijk
bleu = blauw
fort = sterk
entier = hele
simple = simpel; eenvoudig
nécessaire = nodig
mauvais = slecht
social = sociaal
important = belangrijk
certain = bepaald
triste = triest
joli = mooi
différent = verschillend
terrible = vreselijk
fou = gek
léger = licht
libre = vrij
pur = puur; zuiver
vert = groen
moindre = minder
riche = rijk
étrange = vreemd
naturel = natuurlijk
gris = grijs
vif = levendig
moyen = gemiddeld
tranquille = rustig
unique = uniek
supérieur = hoger; groter
sec = droog
ouvert = open
meilleur = beter
faux = fout
énorme = enorm
puissant = machtig
inconnu = onbekend
beaux = mooi
particulier = apart; bijzonder
vide = leeg
second = tweede
lourd = zwaar
véritable = werkelijk
vaste = wijdverbreid
nu = naakt
court = kort
semblable = gelijk; vergelijkbaar
frais = vers; fris
mort = dood
étranger = vreemd; buitenlands
jaune = geel
rapide = snel
digne = waardig
peu = weinig
alors = dus
toujours = altijd
ne...jamais = nooit
non = niet
très = heel
ainsi = zo
moins = minder 
ici = hier
oui = ja
trop = te
déjà = al
tant = zoveel
enfin = uiteindelijk
maintenant = nu
beaucoup = veel
assez = genoeg
loin = ver
ne…point = helemaal niete
presque = bijna
ailleurs = elders; ergens anders
ne…pas = niet
plus = meer
bien = goed; wel
si = als; zo
là = daar
même = zelfs
tout = heel
encore = nog
aussi = ook
seulement = alleen
aujourd'huiv = andaag
mieux = beter
autour = rondom
souvent = vaak
au-dessus-de = boven
longtemps = lang
fort = hard; sterk
comme = zoals
comment = hoe
autant = zoveel
d'abord = eerst
surtout = vooral
cependant = toch
vite = snel
tard = laat
de = van
à = in; naar; op; bij
en = in
dans = in
pour = voor
par = door
sur = op
avec = met
sans = zonder
sous = onder
après = na
entre = tussen
vers = maar; richting
chez = bij
jusque = tot
contre = tegen
devant = voor
depuis = sinds
pendant = tijdens
avant = voor {tijd}
voilà = zie daar; daar is
près de = dichtbij
dès = vanaf
malgré = ondanks
voici = zie hier; hier is
selon = volgens
derrière = achter
parmi = onder; tussen
bras = arm
place = plaats
parti = partij {politiek}
année = jaar
visage = gezicht
fils = zoon
raison = reden
gouvernement = regering
point = punt
personne = persoon
peuple = volk
fait = feit
parole = woorden
guerre= oorlog
pensée = gedachte
affaire = zaak
matin = ochtend
pierre = steen
vent = wind
doute = twijfel
front = voorkant
ombre = schaduw
part = deel
maître = meester
besoin = nodig; noodzaak
question = vraag
mari = echtgenoot
femme = vrouw
jour = dag
mer = zee
temps = tijd; het weer
main = hand
chose = ding
vie = leven
yeux = ogen
heure = uur
monde = wereld
enfant = kind
fois = keer
moment = moment
tête = hoofd
père = vader
fille = dochter; meisje
coeur = hart
an = jaar
terre = aarde; grond
dieu = god
monsieur = meneer
voix = stem
maison = huis
coup = slag
nuit = nacht
eau = water
ami = vriend
porte = deur; poort
amour = liefde
pied = voet
gens = mensen
nom = naam
pays = land
ciel = hemel; lucht
frère = broer
regard = blik
âme = geest
côté = kant
esprit = geest
ville = stad
rue = straat
soir = avond
chambre = kamer
pas = stap
soleil = zon
roi = koning
état = staat
corps = lichaam
partie = deel
face =kant
mouvement = beweging
fin = einde
route = route
livre = boek
arbre = boom
cas = zaak
mur = muur
ordre = bevel
est = oosten
bonheur = geluk
intérêt = belang
argent = geld
cause = oorzaak
instant = moment
façon = manier
oeil = oog
forme = vorm
chemin = weg
cheveu = haar
plaisir = plezier
suite = vervolg
peine = moeite
famille = familie
tour = ronde beurt; toren
madame = mevrouw
être = zijn
avoir = hebben
faire = doen; maken
dire = zeggen
pouvoir = kunnen
aller = gaan
voir = zien
vouloir = willen
venir = komen
devoir = moeten
tenir = vasthouden
comprendre = begrijpen
rendre = teruggeven
attendre = wachten
sortir = uitgaan
vivre = leven
entrer = binnengaan
reprendre = herhalen; hernemen
porter = dragen
chercher = zoeken
revenir = terugkomen
appeler = bellen; roepen
mourir = sterven
partir = vertrekken
jeter = gooien
suivre = volgen
prendre = namen
trouver = vinden
donner = geven
parler = praten
mettre = aandoen; zetten; leggen
savoir = weten
passer = gebeuren; passeren; doorbrengen
regarder = kijken naar
aimer = houden van
croire = geloven
demander = vragen
rester = blijven
répondre = antwoorden
entendre = horen
penser = denken
arriver = aankomen; gebeuren
connaître = kennen
devenir = worden
sentir = voelen
sembler = lijken
tourner = draaien
garder = bewaren; bewaken
reconnaître = herkennen
décider = beslissen
produire = produceren
charger = opladen; laden
écrire = schrijven
montrer = laten zien
tomber = vallen
ouvrir = openen
arrêter = stoppen
perdre = verliezen
commencer = beginnen
paraître = verschijnen
marcher = lopen
lever = tillen
permettre = toestaan
asseoir = neerzetten; zitten
écouter = luisteren
monter = beklimmen
apercevoir = zien; waarnemen
recevoir = ontvangen
servir = serveren; bedienen
finir = eindigen
rire = lachen
crier = schreeuwen
jouer = spelen
payer = betalen
apporter = meenemen
exister = bestaan
Manger = eten
Continuer = doorgaan

Ingezonden op 10-05-2015 - 703x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 31-05-2015.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Marianum Frans KOL G3GB 2014/2015, deel 1

4 alle woordjes