Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
woordenschat h4e
› 1 woordenschat para 4 en 5 deel 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
woordenschat h4e
, deel 1
1 woordenschat para 4 en 5 deel 2
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Islamisering= proces waarbij een samenleving steeds meer volgens islamitische regels wordt georganiseerd. Legitimatiebewijs= document waarop je persoonsgegevens officieel vermeld staan. Nationalisme= streven om het eigen volk boven alles te stellen en het vreemde te verwerpen. Naturaliseren= de nationaliteit krijgen van het land waar je naartoe verhuisd bent. Omgangsvormen= manieren om met anderen om te gaan. Permanent= niet tijdelijk, blijvend. Populist= iemand die zich in zijn (politieke) uitspraken richt naar wat de massa horen wil. radicaliseren= langzamerhand steeds extremer worden. Seculier= wereldlijk, niet-godsdienstig. Taalbarrière= belemmering van de communicatie doordat mensen niet dezelfde taal spreken. 2egeneratieallochtoon= migrantenkind. Zwart-witdenken= benadrukking van de grootst mogelijke tegenstellingen, ongenuanceerd denken. Commercieel= gericht op het maken van winst. Geprofessionaliseerd= er hun beroep van hebben gemaakt. Ambitie= streven om iets te bereiken, verlangen om hogerop te komen in je werk. Onderneming= een bedrijf. Slijten aan= verkopen. Investeren= geld, moeite en tijd steken in iets. Branche= bedrijfstak. Afzetmarkt= mensen aan wie of gebieden waar je jouw product kunt verkopen. Exploiteren= winstgevend maken. Concurrent= iemand die beter probeert te zijn in het zelfde beroep als jij. Marges= verschillen tussen in- en verkoopprijs, winsten. Bureaucratische rompslomp= administratieve handelingen. Offertes= aanbiedingen om voor een opgegeven bedrag werkzaamheden uit te voeren. Fiscus= belastingdienst. Bruto-inkomen= wat je verdient, inclusief belasting die je nog moet betalen en onkosten. Aftrekposten= bedragen die als onkosten gelden en waarover je geen belasting betaalt. Arbeidsmarkt= vraag en aanbod van arbeidskrachten. In loondienst= werknemer zijn. Bedrijfskunde= wetenschap die zich bezig houd met bedrijven. Compagnon= iemand met wie je samen een bedrijf hebt. Klandizie= klantenkring.
Ingezonden op 17-05-2015 - 802x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!