Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Op niveau

0 ! Woordenlijst Nederlands schooljaar 2015/2016 tweede fase (t/m blz. 24) :)

Jaar 4 (Gymnasium)

A
blz. 1
aanleiding = dat wat je direct in beweging zet
aantijging = valse beschuldiging
aanwenden = gebruiken
aanwennen = zich tot een gewoonte maken
abattoir = slachthuis
aberratie = afwijking
abject = verachtelijk
abominabel = heel slecht
abrupt = plotseling
absorberen = inzuigen; in zich opnemen
abstinentie = onthouding
blz. 2
abstact = zonder bepaalde voorstelling
abusievelijk = per ongeluk; bij vergissing
absurd = onzinnig
accelereren = versnellen
accentueren = de nadruk op iets leggen
accessoire = iets wat erbij hoort/komt; iets wat erbij hoort; iets wat erbij komt
accidenteel = af en toe; bijkomstig
acclamatie = zonder te hoeven stemmen maar met algemene goedkeuring
acclimatiseren = wennen aan een bepaalde omgeving
accommodatie = onderkomen
accompagneren = vergezellen; begeleiden; begeleiden (met een instrument)
blz. 3
acculturatie = zich aan elkaar leren aanpassen van verschillende culturen
accumulatie = opeenstapeling
accuratesse = nauwkeurig
achteloos = zonder er speciale aandacht aan te geven
acquisitie = het werven van order
acte de presence geven = lijfelijk aanwezig zijn
activeren = aanwakkeren; werkzaam maken
acuut = direct noodzakelijk
adaptatie = aanpassing
additief = aanpassing {als ZNW}
additioneel = bijkomend
blz. 4
adept = leerling; volgeling
adequaat = goed passend bij de omstandigheden
adhesie = instemming
ad hoc = speciaal voor dit doel
ad interim = tijdelijk waarnemend
adolescent = puber; aankomend jongeling
ambiëren = graag willen hebben/zijn; graag willen hebben; graag willen zijn
ambivalent = tweeslachtig; dubbel
ambulant = niet bedlegerig; rondtrekkend
amendement = voorstel tot wijziging van een wetsartikel
amicaal = vriendschappelijk
blz. 5
amnestie = kwijtschelding van straf
ampel = uitgebreid
analoog = overeenkomstig; niet werkend op basis van het binaire stelsel
anarchie = het ontbreken van geordend gezag
anatomie = ontleedkunde; de leer van het in- en uitwendige organisme
animeren = opwekken; stimuleren
annalen = geschriften waarin de gebeurtenissen van jaar tot jaar staan opgetekend
annexeren = in bezit nemen
annuleren = afzeggen; ongeldig verklaren
antecedenten = feiten uit iemands vroegere leven
anticiperen = vooraf maatregelen nemen; iets voor zijn
blz. 6
antropocentrisch = de mens centraal zetten in het leven; de mens als maat van alle dingen nemen
apathisch = ongeïnteresseerd; lusteloos
apert = heel duidelijk
apotheose = groots slottoneel
appreciëren = waarderen
a-priori = al gelijk vooraf; van tevoren
arbitrair = willekeurig; eigenmachtig
areaal = gebied
aristocraat = iemand met zeer beschaafde manieren; iemand van adel
artificieel = kunstmatig
ascentisch = afzien van genot en comfort
blz. 7
aspect = bepaald deel; bepaald gezichtspunt van een zaak
assimileren = het in elkaar opgaan; het aan elkaar aanpassen
assortiment = collectie
astronomisch = geweldig groot; sterrenkundig
atheïsme = godloochening; godloochening (ontkennen dat god bestaat)
attenderen = opmerkzaam maken
attitude = de instelling; de (gedrags)houding die iemand heeft
auditie = voordracht; proefoptreden
autarkisch = zelfvoorzienend; zelfvoorzienend (in eigen behoeften)
authentiek = oorspronkelijk; echt
autobiografie = levensbeschrijving van iemands eigen leven
blz. 8
autodidact = iemand die zich door zelfstudie ontwikkeld heeft
automatiseren = het uitschakelen van menselijke tussenkomst door invoering van computers
autonoom = zelfstandig; zelfbesturend; onafhankelijk
aversie = weerzin
B
blz. 9
bacchanaal = woest drinkgelag; orgie
bagatelliseren = doen alsof iets onbelangrijk is
baisse = prijsdaling; prijsinzinking
balkaniseren = in kleine, elkaar vijandig zijnde staten verdelen
banaal = platvloers
beducht = bang
befaamd = beroemd
belendend = aangrenzend; aanleunend
betamelijk = behoorlijk; passend
bigamie = gehuwd zijn met twee personen tegelijkertijd
bilateraal = tweezijdig; wederzijds bindend
blz. 10
binair = tweevoudig; zich in tweeën verdelen
biografie = levensbeschrijving
blamage = afgang
blasé = onverschillig; luchthartig
blasfemie = godslastering
blauwdruk = ontwerp of afdruk van een bouwkundige of technische tekening
bohémien =vrijgevochten; vrijgevochten (levenswijze)
bombastisch = hoogdravend; gezwollen
bonafide = betrouwbaar
op de bonnefooi = zonder vooropgezet plan
bourgeoisie = burger; burgerlijk
blz. 11
branche = bedrijfstak
brouilleren = ruzie maken
bruuskeren = iemand grof of onbeleefd behandelen
budget = begroting
bufferen = de eerste klap opvangen; de werking van iets afremmen
bulktransport = vervoer van massagoederen
bulletin = kort bericht; kort (nieuws)bericht
bureaucratie = (positieve betekenis = bestuursapparaat voor ambtenaren)(negatieve betekenis = grote en logge organisatie die strikt volgens de regeltjes werkt
C
blz. 12
cabaret = theater dat d.m.v. humor en spot de maatschappelijke situatie bekritiseert
cachet = speciaal of chique karakter; speciaal of chique karakter (van een ding of situatie)
calamiteit = vreselijke ramp
calculeren = berekenen
caleidoscoop = kijker waarin men bij draaiing telkens wisselende figuren ziet
camoufleren = iets onzichtbaar maken door het af te dekken of de kleur aan te passen
canon = de goedgekeurde en maatgevende verzameling waarin iets past
capituleren = zich overgeven
carnivoor = vleeseter
carpe diem = pluk de dag
carrosserie = koetswerk van een auto
blz. 13
cassatie = vernietiging van een vonnis door de hoogste rechter
categoriaal = tot een bepaalde groep of afdeling behorend
categorisch = zonder zweem van twijfel; onvoorwaardelijk
catharsis = dramatisch maar louterend omslagpunt in iemands leven
causaal = met betrekking tot de oorzaak
celibaat = ongehuwde staat
censuur = (af)keuring van publicatie van geschriften en/of werken
centrifugaal = middelpuntvliedend
cerebraal = de hersenen betreffend; verstandelijk
ceremonieel = op vastgelegde en plechtige wijze
cesuur = de grens of het breukvlak voor de verandering
blz. 14
chapiter = hoofdstuk; onderwerp van het gesprek
chargeren = extra laten uitkomen; overdrijven
charismatisch = met een zekere uitstraling
charitatief = liefdadig
charlatan = iemand die doet alsof hij verstand heeft van de zaken
chartaal = betreffende munten en bankbiljetten
charteren = afhuren; hulp inroepen
chauvinisme = (overdreven) vaderlandslievend
chicaneren = vitten; zaniken;(klein)zielig gedrag; zielig gedrag
chronisch = langdurig
chronologisch = in de juiste tijdsvolgorde
blz. 15
cineast = filmmaker
citeren = letterlijk herhalen
civiel = burgerlijk; burgerlijk, dus niet militair
civilisatie = beschaving
clandestien = stiekem; in het geheim
classicus = beoefenaar van klassieke talen
claustrofobie = angst voor besloten/kleine ruimtes; angst voor besloten ruimtes; angst voor kleine ruimtes
clausule = bepaling (in een contract); bepaling
clementie = genade
cliché = afgezaagde uitdrukking; gemeenplaats
climax = hoogtepunt
blz. 16
coalitie = verbond tussen belangengroepen
cocooning = behaaglijk thuisblijven
coëxistentie = het (vreedzaam) naast elkaar bestaan; het naast elkaar bestaan
cognitief = wat de kennis van de mens betreft
coherent = samenhangend
cohesie = aantrekken van moleculen van eenzelfde lichaam
coïncidentie = toevallige samenloop van omstandigheden
collaboreren = samenwerken met de vijand
collage = verzameling van uiteenlopende afbeeldingen of voorwerpen {ook figuurlijk gebruikt}
collectief = met de hele groep gezamelijk
colportage = het langs de deur verkopen
blz. 17
columnist = iemand die een vaste bijdrage aan een krant of tijdschrift levert
commissionair = iemand die voor een zeker loon op eigen naam voor een ander verkoopt
commotie = opschudding
compassie = medelijden
compatibel = aansluitbaar; verenigbaar
compensatie = vereffening
competent = ter zake kundig; ter zake waardig; ter zake kundig/waardig
compilatie = samenstelling
comprimeren = samenpersen
compromis = overeenkomst waarbij twee partijen iets toegeven
compromitteren = in een hachelijke positie brengen
blz. 18
concept = eerste onderwerp
concessie = tegemoetkoming
conclaaf = in besloten kring overleggen
condoleren = deelneming betuigen
confessioneel = met een bepaalde geloofsbelijdenis
confidentieel = vertrouwelijk
configuratie = geheel van ruimtelijke vormen
confisqueren = in beslag nemen
conform = volgens; in overeenstemming met
conformeren = zich aanpassen
confronteren = onder het oog brengen; met elkaar vergelijken
blz. 19
conglomeraat = opeenhoping; samenklontering
conjunctuur = fase van de economische ontwikkeling
connecties = relaties
consciëntieus = gewetensvol; nauwgezet
consensus = overeenstemming
conservatief = behoudend; hechten aan hoe het nu is
consideratie = medelijden
consistent = logisch; zonder tegenstrijdigheden
consolideren = vasthouden; handhaven; bewaren
conspiratie = samenzwering
consultant = iemand die vanuit zijn beroep adviezen geeft aan bedrijven of organisaties
blz. 20
context = samenhang
continentaal = tot het vasteland behorend
contingent = de vastgestelde hoeveelheid
continuïteit = voortgang
contrabande = smokkelwaar
contradictie = tegenstrijdigheid; in tegenspraak zij met
contraproductief = tegenwerkend; het tegenovergestelde effect hebben
controversieel = waarover de meningen verdeeld zijn
conventie = overeenkomst; verdrag
conventioneel = volgens de gewoonte
convergeren = zich naar één punt richten
blz. 21
coproductie = gezamenlijke productie
corporatie = vereniging van vakgenoten
corpulent = gezet; dik
correlatie = wederzijdse samenhang
corrumperen = bederven; onbetrouwbaar maken
corrupt = omkoopbaar
coulant = tegemoetkomend
coup = staatsgreep
courtage = makelaarsloon
crediteur = schuldeiser; persoon van wie op rekening is gekocht
credo = geloofsbelijdenis
blz. 22
criterium = beoordelingsnorm
cruciaal = doorslaggevend; wezenlijk
crypto = in het geheim
culinair = de kookkunst betreffend
culmineren = het toppunt bereiken
cultiveren = aankweken; bewust iets onderhouden
curieus = wonderlijk
cursor = oplichtend streepje op het beeldscherm dat aangeeft waar het volgende teken komt
cyclus = samenhangend geheeld; periode waarin begin en eind van de verschijnselen samenvallen
cynisch = bitter (figuurlijk); bitter; met kille afwijzing
D
blz. 23
dagvaarding = oproep om voor de rechter te verschijnen
debiteur = schuldenaar
debuut = iemands eerste optreden of publicatie
decadent = al te verfijnd en ziekelijke, overrijpe cultuuruiting
decennium = periode van tien jaar
decent = fatsoenlijk
decentraliseren = het verspreiden van het bestuur
deceptie = teleurstelling
dechargeren = ontheffen van een taak
decimeren = uitdunnen; bijna geheel uitroeien
declameren = voordragen
blz. 24
declareren = een vergoeding vragen; indienen
decoderen = ontcijferen; het omzetten van gecodeerde informatie in de oorspronkelijke vorm
decoratief = als versiering dienend
decorum = passend uiterlijk en goede manieren
decreet = besluit; verordening
deduceren = concluderen; logisch afleiden
deemoedig = bescheiden; nederig
de facto = in feite
defensief = verdedigend
deformeren = vervormen
degenereren = zijn goede eigenschappen verliezen

Ingezonden op 27-09-2015 - 2467x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 29-09-2015.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

dit zijn dus niet alle woorden, maar tot en met blz. 24
heeel veel succes met leren & laat t even weten als dr fouten in zitten!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Op niveau

0 ! Woordenlijst Nederlands schooljaar 2015/2016 tweede fase (t/m blz. 24) :)