Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Conversation française
› 3 Conversation 3 leçon 02
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Conversation française
, deel 3
3 Conversation 3 leçon 02
Jaar 8 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Après coup = achteraf Et patati et patata = blabla; en maar doorkletsen {Langue parlée, familière, parfois argotique} Être bien luné = goed geluimd zijn {Langue parlée, familière, parfois argotique} Être mal luné = slecht gehumeurd zijn {Langue parlée, familière, parfois argotique} C’est tout l’un ou tout l’autre = het is zwart of het is wit Péjoratif = denigrerend Des coings et des mûres = kwee’s en bramen Des coins et des murs = hoeken en muren La contravention; le P.V. = de bon; de bekeuring Avoir un bleu = een blauwe plek hebben Doublepatte et Patachon = spreekwoordelijk komisch koppel {couple comique comme Snip en Snap, Langue parlée, familière, parfois argotique} Y’en a là-dedans = hij heeft ze allemaal op een rijtje {Langue parlée, familière, parfois argotique} Il est toctoc; il est cinglé; il est dingue = hij is geschift {Langue parlée, familière, parfois argotique} Je n’étais pas né = dat is van voor mijn tijd Je ne suis pas dupe = ik trap er niet in Etre blanc comme un linge = zo wit als een doek Etre blanc comme neige = onschuldig zijn Voir la vie en noir et blanc = het leven zwart wit bekijken C’est écrit noir sur blanc = dat staat zwart op wit Broyer du noir = somber zijn {Langue parlée, familière, parfois argotique} broyer = fijnmalen Avoir des idées noires = somber zijn Dénigrer quelqu’un = iemand zwart maken Boire un petit noir = een kopje koffie drinken {Langue parlée, familière, parfois argotique} Etre gris = aangeschoten zijn Boire un petit jaune = een glas pastis drinken {Langue parlée, familière, parfois argotique} Etre jaune comme un coing; Etre jaune comme un citron = er slecht uitzien {Langue parlée, familière, parfois argotique} Le coing = de kweepeer Avoir une peur bleue = doodsbang zijn Une pervenche distribue des papillons = een parkeerwachter deelt bonnen uit {Langue parlée, familière, parfois argotique} La pervenche = de maagdenpalm; de parkeerwachter Le papillon = de vlinder; de bekeuring être un bleu = een groentje zijn être vert de jalousie = groen van jaloersheid zijn Un vieillard encore vert = oud maar jong van geest {dit betreft altijd een man!} Avoir la main verte = groene vingers hebben Les petits hommes verts = de marsmannetjes être rouge; rougir de confusion; rougir d’embarras = rood van verlegenheid zijn, être rose; rosir de plaisir = blozen van genoegen Voir la vie en rose = het leven door een roze bril zien Avoir de l’argent = geld hebben Avoir de l’argent sur soi = geld bij je hebben Avoir de la chance; avoir de la veine = geluk hebben; boffen La veine = de ader; het geluk {Langue parlée, familière, parfois argotique} Avoir la baraka = een bofkont zijn {Langue parlée, familière, parfois argotique} La baraka = de mazzel {Langue parlée, familière, parfois argotique} Avoir le temps = tijd hebben Avoir la gueule de bois = een houten kop hebben {Langue parlée, familière, parfois argotique} Avoir son libre arbitre = uit vrije wil Avoir le nez creux; avoir le nez fin; avoir du flair = een fijne neus hebben En avoir assez = er genoeg van hebben En avoir marre = er tabak van hebben {Langue parlée, familière, parfois argotique} En avoir par-dessus la tête = er schoon genoeg van hebben {Langue parlée, familière, parfois argotique} En avoir plein le dos; en avoir ras-le-bol; en avoir soupé = zijn buik er vol van hebben {Langue parlée, familière, parfois argotique} être en avance = vroeg zijn être en retard = laat zijn être de trop = te veel zijn être en pleine forme; être en forme = in goede conditie zijn être en froid avec quelqu’un = in onmin leven met elkaar être en colère après quelqu’un; être en colère contre quelqu’un = boos zijn op iemand être en boule = boos zijn {Langue parlée, familière, parfois argotique} être furieux = woedend zijn {Langue parlée, familière, parfois argotique} être furax = pisnijdig, spinnijdig {Langue parlée, familière, parfois argotique} être collet monté = stijf doen Le collet = de kraag être vieille France = ouderwets zijn être ringard = uit de tijd zijn ringard = ouderwets; oubollig être tiré à quatre épingles = er uit zien om door een ringetje te halen être le dindon de la farce = het kind van de rekening zijn; de klos zijn être la cinquième roue du carrosse = het derde wiel aan de wagen zijn
Ingezonden op 28-09-2015 - 1736x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
corrigé par Fatima Beddar
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!