Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Beknopte Thematische Woordenschat
› 2 Junior Abschlussidiom BLZ 12-14
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Beknopte Thematische Woordenschat
2 Junior Abschlussidiom BLZ 12-14
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Faule = luie Fassungslos = totaal in de war fehlte = ontbrak feierliche = plechtige Fetzen = vodden flinke = behendige fordert = eist fördert = bevordert Freizeitgestaltung = vrijetijdsbesteding Forscher = onderzoeker Frist = termijn fristlos = op staande voet Frühjahr = voorjaar Fortschritte = vorderingen sich fügen = berusten Fürsorge = bijstand fast = bijna faulenzen = luieren fesseln = boeien fliehen = vluchten folglich = dus fürchtet sich = is bang folgern = concluderen in Frage = in aanmerking fraglich= dubieus ist fällig = moet betaald worden Gattung = soort Gegend = streek Gegenstand= onderwerp Gegenwart = tegenwoordige tijd Gegner = tegenstander Gehalt = salaris geizig = gierig gierig = gulzig gelingen = gelukken genügt = is voldoende Geschick = lot Gesellschaft = maatschappij Gesetz = wet gewissenhaft = nauwgezet Gewitter = onweer grauenhafter = gruwelijk grausam = wreed gegründet = opgericht Grund = reden Grundsatz = principe Grundlage = basis gebührenden = passende Gottesdienst = kerkdienst Gelände = terrein Genehmigung = vergunning gemäß = overeenkomstig Gespenst = spook Geste = gebaar gewährleistet = gegarandeerd gleichgültig = onverschillig Gipfel = top gleichsam = als het ware Gram = verdriet großzügig = royaal Gutachten = advies Gasse = steeg Gedächtnis = geheugen Gegensatz = tegenstelling gefallen = bevallen gefährden = in gevaar brengen gestehen = bekennen Grundausbildung = basisopleiding haften = zijn aansprakelijk Halt = houvast halten = stoppen Hang = neiging hält auf = is gesteld op harmlos = onschuldig hässliche = lelijke hin und wieder = af en toe Hoffnung = hoop häufig = vaak Heer = leger heiteren = opgewekt Herkunft = afkomst hergestellt = vervaardigd geht hervor = blijkt hiesigen= hier ter plaatse hinlänglich (hinreichend) = voldoende heiklen = hachelijke heimgesucht = geteisterd Heimwerker = doe-het-zelvers herkömmlich = gebruikelijk Hinsicht = opzicht Hinweis = aanwijzing Hochzeit = bruiloft heruntergekommen = in verval geraakt hetzen = opjagen Handwerker = ambachtsman Habgier = hebzucht häufen sich (auf) = stapelen zich op Heimat = vaderland hemmt = remt Henker = beul Hinrichtungen = terechtstellingen Hölle = hel hübsche = knappe heimtückisch = geniepig herb = wrang hochherzige = nobel Immobilien = onroerend goed Imbiss = hapje immerhin = in elk geval Inhaber = eigenaar ignoriert = negeert Inbegriff = prototype hat inne = bekleedt irgendwie = hoe dan ook irgendwo = ergens irgendeiner = iemand irgendwann = eens, wanneer dan ook irrten = dwaalden sich irren = zich vergissen irremachen = van de wijs brengen infolge = ten gevolge van
Ingezonden op 30-09-2015 - 254x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!