Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
2e bachelor Anatomie II - hond & kat
› 1 Voorbeen - osteologie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
2e bachelor Anatomie II - hond & kat
1 Voorbeen - osteologie
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Cartilago scapulae = Op de bovenrand van het schouderblad zit dit vast. Collum scapulae = Het onderste gedeelte van het schouderblad vertoont een verbreed uiteinde dat door deze structuur wat afgezonderd wordt van de rest. Cavitas glenoidalis= De ventrale rand draagt een ondiepe gewrichtskom waarin de kop van de humerus past. Tuberculum supraglenoidale = Craniodorsaal van de gewrichtskom ligt een zware beenknobbel Processus coracoideus = Aan de mediale kant van het tuberculum supraglenoidale is een zwak uitsteeksel aanwezig, dit is een laatste restant van het ravenbeksbeen. Fossa subscapularis = De binnenvlakte van de scapulae vertoont een brede, zeer vlakke groeve die zo wordt genoemd. Facies serrata = Op het bovenste deel van de binnenvlakte van de scapulae komt een ruwere vlakke zone voor Spina scapulae = De buitenvlakte van de scapulae wordt door een lange beenkam, ingedeeld in twee ruime groeven: de fossa supraspinata (14) en de fossa infraspinata(15). Acromion = De spina scapulae neemt ventraal in hoogte toe en eindigt op een puntig uitsteeksel. Caput humeri = De proximale epifyse van de humerus draagt dit en het past in de cavitas glenoidalis van de scapula. Collum humeri = Het caput humeri is van de diafyse afgezonderd door deze structuur. Tuberculum majus = Craniolatraal draagt de proximale epifyse van de humerus een zware kamvormige beenknobbel. Tuberculum minus = Craniomediaal draagt de proximale epifyse van de humerus een zware kamvormige beenknobbel. Sulcus intertubercularis = Het tuberculum majus en tuberculum minus zijn van elkaar gescheiden door een diepe groeve. Tuberositas deltoidea = Ventraal van het tuberculum majus (humerus) ligt er een driehoekige ruwe beenzone voor spieraanhechting. De ventrale punt van deze driehoekige zone is duidelijk verdikt. Tuberositas teres major = Ventraal van het tuberculum minus (humerus) bevindt zich een weinig uitpuilende structuur. Sulcus m. brachialis = De diafyse van de humerus is gekenmerkt door de aanwezigheid van een ruime, gladde spiraalvormige groeve of sulcus m. brachialis. Deze start onder de rand van het caput en windt zich over de laterale naar de craniale zijde tot tegen de condylus humeri. Crista supracondylaris lateralis = Het distale deel van de sulcus m. brachialis is lateraal begrensd door de crista supracondylaris lateralis. Crista humeri = Het distale deel van de sulcus m. brachialis is dorsomediaal begrensd door deze structuur.(trochlea humeri, 38) = De distale epifyse heeft het uitzicht vaneen condyl. Deze condylus humeri kan worden opgedeeld in een lateraal en een mediaal deel. Beide condylen vertonen zijdelings een putje of bandgroeve die naar dorsaal overgaat in een duidelijke beenknobbel of epicondyl. De condylus humeri is ruim bekleed met gewrichtskraakbeen . Hierin komt een ondiepe groeve voor die geflankeerd is door kammen. Daarom wordt het uiteinde van de humerus ook aangeduid als trochlea humeri (38) Laterale epicondyl (strekknobbel) = Op deze knobbel ontspringen de strekkers van de voet en tenen. Mediale epicondyl (buigknobbel) = Op deze knobbel ontspringen de buigers van de voet en tenen Capitulum humeri = Het laterale deel van de condylus humeri steekt duidelijk uit in distale richting en wordt aangeduid als dit. Fossa olecrani = Op de achterzijde van de distale epifyse van de humerus klimt het kraakbeen van de trochlea humeri op tot in een diepe put. Fossa radialis = Op de craniale zijde van de humerus komt boven het kraakbeen een ondiepere put voor. Foramen supratrochleare = De fossa olecrani en fossa radialis worden van elkaar gescheiden door een zwak beentussenschot dat meestal geperforeerd is. Caput radii = De proximale epifyse van de radius Tuberositas radii = Het caput van de radius draagt een licht uitgeholde gewrichtsvlakte met daaronder een onduidelijke dorsomediaal ... Epicondylus lateralis - epicondylus medialis = Zijdelings van het caput radii bevinden zich uitpuilende bandknobbels Planum cutaneum = De mediale rand van de diafyse van de radius is glad, ligt subcutaan en kan gemakkelijk gevoeld worden bij het levende dier. Trochlea radii = Dit is de distale epifyse van de radius, welke breder is dan de proximale epifyse. Het gewrichtsvlak is onregelmatig en aangepast aan de verschillende beentjes van de carpus. Processus styloideus radii = De mediale epicondyl van de radius processus styloideus ulnae = De laterale epicondyl van de ulna. Tuber olecrani = De proximale rand van het olecranon is verdikt tot dit Incisura trochlearis = De voorzijde van het olecranon is halfmaanvormig uitgehold Processus anconeus = Het proximale eindpunt van de incisura trochlearis steekt als craniaalwaarts uit en past in de fossa olecrani van de humerus. Processus coronoideus medialis en lateralis = Het distale eindpunt van de incisura trochlearis is verbreed en draagt een craniomediaal en cranioletaraal uitsteeksel. Hij isveel groter en helpt de humerus dragen. Spatium interosseum antebrachii = Tussen de radius en ulna komt over de gehele lengte een spleetvormig ruimte voor. Processus styloideus ulnae = Het distale deel van de ulna is goed uitgebouwd en vormt dit. Os carpi intermedioradiale (i+r) = Dit beentje is ontstaan door fusie van het os carpi radiale en het os carpi intermedium Processus unguicularis = Het klauwbeentje is zijdelings afgeplat en loopt uit op een lange, licht gekromde structuur. Crista unguicularis = Dit is een beenkam dat de proximaal gelegen gewrichtsvlakte scheidt van de processus unguicularis. Sulcus unguicularis = Doordat de crista unguicularis de processus unguicularis gedeeltelijk overwelft, wordt er een diepe groeve gevormd Tuberculum flexorium (90) = Op de palmaire zijde is de crista unguicularis verdikt tot een pees-knobbel (tuberculum flexorium) Ossa sesamoidea proximalia (s1) = Deze zijn parig en zijn gelegen thv het proximale teengewricht. Twee sesambeenderen van dezelfde teen zorgen vormen een groeve voor de teenbuigers Os sesamoideum distale of straalbeentje (s2) = Deze is klein en meestal kraakbenig. Het is gelegen thv het distale teengewricht. Ossa sesamoidea dorsalia (s3) = Deze blijven meestal kraakbenig en ze liggen op de overgang van de metacarpalia naar de basiskootjes. Ook op de overgang tussen de proximale en middelste falanx en tussen de middelste en distale falanx komen zeer kleine dorsale sesambeentjes voor.
Ingezonden op 01-10-2015 - 2226x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
28-11-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!