Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grieks 1
› 112 Pallas woordjes K4.P1 (1-12)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grieks 1
, deel 4
112 Pallas woordjes K4.P1 (1-12)
Jaar 4 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ό ανθρωπος = mens;man ό θεος = god ό δουλος = slaaf ό φοβος = angst;vrees ή χωρα = land;streek εστι(ν) = hij is εχει = hij heeft ου, ουκ, ουχ = niet τι = waarom;wat δε, δ' = en, maar το θηριον = wild dier;beest βαινει = hij gaat φερει = hij draagt;hij brengt προς (+acc) = naar(toe);tot ή μαχη = gevecht;strijd ό δεσποτες = heerser;meester φευγει (+acc) = hij vlucht voor ποιει = hij doet, hij maakt λαμβανει = hij neemt;pakt (vast) και = en;ook;zelfs γαρ = want εις (+acc) = naar;naar binnen νυν = nu τουτο (onz)= dit;dat ενταυθα = daar μηγας,μηγαλη, μεγα = groot δεινος, δεινη, δεινον = verschrikkelijk πολυσ = veel φοβερος, φοβερα, φοβερον = angstaanjagend μια = één ή κεφαλη = hoofd;kop αλλα, αλλ = maar ζητει = hij zoekt ευρισκει = hij vindt;ontdekt μακρος, μακρα, μακρον = lang επειτα = daarna ουδεν = niets πρωτον μεν.., επειτα δε = eerst...daarna αποκτεινει = hij doodt καλει = hij roept ό φιλος = vriend νεοσ, νεα, νεον = nieuw;jong ούτω(ς) = zo, op die manier αλλος, αλλη, αλλο = ander έκαστος, έκαστε, έκαστον = ieder αθτικα = meteen;onmiddellijk κρυπτει = hij verbergt ουν = dan;nu;dus ανδρειος = dapper η βασιλεια = koningin μαλα = erg;zeer καλος = mooi το δωρον = geschenk;cadeau φιλος = geliefd θαυμαζω = bewonderen;zich verwonderen φιλεο = houden van συ = jij;u εθελεω = willen;bereid zijn επιθυμεω = verlangen te/om επι = op...af;naar μελλω = op het punt staan om;van plan zijn;zullen αιτεω = iemand vragen om λεγω = zeggen ωσπερ = zoals σος = jouw;uw αυτην = haar πεμπο = sturen;zenden ηκω = komen;gekomen zijn σε = jou;u λυω = losmaken ο ξενος = vreemdeling κακος = slecht το εργον = werk;daad δη = dan;dus τι = wat;waarom ενθαδε = hier(heen) εμος = mijn αει = altijd κελευω = bevelen;verzoeken;vragen om εμε, με = mij;me παρεχω = verschaffen;geven αγο = brengen;leiden λειπο = (ver)laten αυτον = hem υστερον = later γαμεω = trouwen Aθεηαιος = Atheens ó πολιτης = burger ισχυρος = sterk;krachtig φυλαττω = bewaken τò τεκνον = kind οικεω = wonen εισιν = (zij) zijn η νησος = eiland ó κινδυνος = gevaar δια = door;wegens ουδεις = niemand ó Aθηναιος = Athener μονον = slechts;alleen maar η παρτενος = meisje αι Aθηναι = Athene ó χρονος = tijd τó πλοιον = schip πλεω = varen η λυπη = verdriet μετα = na σωζο = redden ει = als;indien χαιρω = blij zijn 'ωδε = zo μενω = blijven 'υμεις = jullie 'η 'ημερα = dag 'ημεις = wij ειναι = zijn 'η ανδρεια = moed θαυμαζω 'οτι = zich erover verwonderen dat 'η θυρα = deur μονος = alleen 'αμα = tegelijk ακουω = horen καθευδω = slapen αιρω = optillen 'η θαλαττα = ze 'ο θανατος = de dood 'η ελευθερια = vrijheid τυγχανω = krijgen;treffen;bereiken μετα = (samen) met εκ = uit μετεχω = deelhebben aan;deelnemen aan 'η φυγη = vlucht ιερος = heilig;gewijd aan εκβαινω = gaan uit επι = op 'ο οινος = wijn 'εαυτον = zichzelf επιθυμεω = verlangen naar;begeren νομιζω = beschouwen als;vinden αιτιος = verantwoordelijk voor;schuldig aan 'ο 'ηλιος = zon 'ο 'υπνος = slaap πλην = behalve {+gen.} αυθις = opnieuw, weer {bijwoord} 'η φονη = stem ανευ = zonder {+ gen.} αναβαινω = omhoog gaan;beklimmen βλεπω = kijken 'ο 'υιος = zoon κατεχω = in zijn macht hebben δακρυω = huilen αποστερεω = beroven van 'ο βιος = leven απο = vanaf πιπτω = vallen αποθνηισκω = sterven τις = wie;wat? welke? 'η αιτια = oorzaak 'η συμφορα = gebeurtenis;ongeluk περι = om;over φροντιζω = zich bekommeren om ... τε και = en 'η αληθερια = waarheid εν = in;bij;op 'ο στρατηγος = legeraanvoerder ουκετι = niet meer αυτοις = (aan) hen;hun παρεισιν = (zij) zijn aanwezig 'ο ναυτης = matroos 'ο στρατιως = soldaat παλιν = weer, opnieuw χαιρω = blij zijn met παυω = doen stoppen 'η θεος = godin 'ο ανεμος = wind ουδε = en niet εχθρος = gehaat bij;vijandig aan αυτης = van haar φιλτατος = liefste;zeer geliefd 'η τυχη = lot 'ο αγγελος = bode 'η στρατια = leger 'ο νους = geest κωλυω = verhinderen τοδε = dit, het volgende εν νωι εχω = van plan zijn πιστευω = vertrouwen 'ο λογος = woord ευνους = goedgezind 'ο γαμος = huwelijk αυτηι = (aan) haar 'ηδη = al;reeds παρεστιν = hij is aanwezig αντι = in plaats van τα 'οπλα = wapens βοηθεω = te hulp komen παλαιος = oud; van vroeger ειμι = zijn αυτων = hen;hun καθιζω = gaan zitten σοι, σοί = aan/voor jou;aan/voor je;aan/voor u κρατεω = macht hebben over;overwinnen εγγυς = dichtbij τα κακα = rampen;ongeluk πολεμεω = oorlog voeren αριστος = beste;zeer goed εἰμí = zijn καθíζω = gaan zitten παλαιóς = oud; van vroeger κρατεω +nv? = macht hebben over;overwinnen +gen. αὐτων/αὐτων/αὐτων = (van) hen;hun αὐτοις/αὐταις/αὐτοις = (aan/voor) hen;hun αὐτους/αὐταις/αὐτα = hen;hun ἐγγυς +nv? = dichtbij ἀκουω = horen;luisteren naar μη = niet μηκετι = niet meer ἀποπεμπω = terugsturen;wegsturen αὐτου/αὐτης/αὐτου = (van) hem;haar;het αὐτῳ/αὐτῃ/αὐτῳ = (aan/voor) hem;haar;het αὐτον/αὐτην/αὐτο = hem;haar;het οἱος τε εἰμι = in staat zijn om;kunnen ἑτοιμος = bereid;gereed;klaar ἀριστος = beste;zeer goed χαιρε(τε) = gegroet δεῦρο = hier(heen) ὁ σῖτος = eten;voedsel το δεῖπνον = maaltijd μοι, μοι = (aan/voor) mij;me μελει μοι = (het) interesseert me πειθω = overtuigen;overreden οἰκαδε = naar huis σοι, σοι = (aan/voor) jou;je;u ἀμφι = (rond)om ἀποβαινω = weggaan ἀγγελλω = berichten;melden πρότερος=eerder;vroeger πρότερον=eerder τίκτω= baren;ter wereld brengen ὁ πόλεμος=oorlog ὁ ἑταῖρος=vriend;makker πιστός=trouw;betrouwbaar τὸ δάκρυον=traan ἄξιος=waard; waardig ἀλλά=maar(kom) ἡ πέτρα=rots μέγα=erg; zeer ἴσως=misschien; waarschijnlijk νομίζω=menen; beschouwen als κλα(ί)ω=huilen; wenen(om) ἐλπίζω=hopen; verwachten (te) σεαυτοῦ=van jouzelf;jouw eigen ἀθάνατος=onsterfelijk ἡ τελευτή=einde εὖ=goed χωρέω=gaan λαμπρός=schitterend τότε=dan, toen ἡ πόλις=stad ἡ δόξα=roem μανθάνω=leren kennen;begrijpen;vernemen θερμός=warm καλύπτω=bedekken κατά=vanaf...naar beneden ἡ δούλη=slavin ἄδικος=onrechtvaardig εἰσβαίνω=ingaan; komen in ὁμοῖος=gelijk aan; gelijkend op τάχα=snel;spoedig τᾶυτα=dit; dat θάπτω=begraven ὁ νεκρός=lijk; dode τι=iets(zelfst); enige(bijv) τὸ σῶμα=lichaam ὁ πατήρ=vader σοῦ, σου=(van)jou; jouw {gen ev} τρέφω=voeden; opvoeden σύνειμι=samenzijn met; omgaan met {+dat} ἐμοῦ, μου=(van)mij;mijn ἡ ψυχή=ziel; geest; schim; leven ἡ χθών=aarde; grond καταβαίνω=naar beneden gaan; afdalen τις=iemand, iets(zelfst); een of ander(bijv); enkele;sommige(mv) ὁ ἀνήρ= man ἡ γυνή=vrouw ἄρχω=beginnen met πάντες=alle(n) ὁ ἡγεμών=leider; aanvoerder λυπέω=kwellen; verdriet doen πρῶτος=eerste ἡ μήτηρ=moeder ἡ ὀικία=huis καταλείπω=achterlaten ὁ φύλαξ=wachter; bewaker διαφθείρω=te gronde richten; vernietigen ὁ/ἡ παῖς=kind(zoon, dochter); slaaf τὸ ὄνομα=naam{ὀνόματοσ} ἤ=of ῥίπτω=werpen ὁ σωτἠρ=redder ὁ ἀδελφός=broer ἡ χείρ=hand; arm πάρειμι=aanwezig zijn
Ingezonden op 03-10-2015 - 1526x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!