Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans I. Werbrouck
› 4 Spaans/Nederlands 4 Mijn werkwoordenlijst 4° jaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans I. Werbrouck
, deel b
4 Spaans/Nederlands 4 Mijn werkwoordenlijst 4° jaar
Jaar 4 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
acariciar = strelen, knuffelen, aaien acondicionar = klaar zetten,in orde brengen, herstellen acortar = inkorten, korter maken acudir = te voorschijn komen, opduiken administrar = (iemand iets) toedienen (bv medicatie) afrontar = tarten, trotseren, aanpakken, weerstaan agarrarse = vastgrijpen, vastgraaien WW agotarse = uitgeput zijn WW ajudar = helpen, handje toesteken (niet ayudar) alargar = groter maken aparentar = er uitzien alsof,lijken aplanar = uitrollen, platrollen, glad maken aplazar = uitstellen, opschuiven apoderarse = zich toeeigenen, zich baas maken over... apuntar = noteren, registreren, inschrijven aquejar = getroffen zijn door arrancar = starten, aanzetten van arrebatar = met geweld wegnemen, afpakken arremeter = inhakken op, inhouwen op, afstormen op atar = bijeenbinden, bevestigen, vastmaken atreverse = durven WW atribularse = bezorgd zijn, angstig zijn, bevreesd zijn WW ayunar = vasten barnizar = vernissen, lakken carecer de (carezco) = gebrek hebben, lijden onder, niet hebben causar = veroorzaken, aandoen, uitlokken, teweegbrengen clamar = gieren, joelen, schreeuwen coincidir = overeenstemmen, samenvallen, identiek zijn confesarse (ie) = opbiechten WW conllevar = meebrengen (met zich meebrengen) constar de = bestaan uit contenerse (ie, contengo) = zich inhouden, zich bedwingen, zich beheersen WW cortar = inkorten, kleiner maken cotillear = roddelen, kwaadspreken curarse = ergens van genezen WW dar las gracias = bedanken decorar = versieren delatar = verklikken desafiar = uitdagen, ontlokken, provoceren, ophitsen desagradar = onaangenaam zijn, niet bevallen desatascar = ontstoppen descolgar (ue) = opnemen, losmaken, lostornen desconfiar = wantrouwen descuidar = verwaarlozen desencadenar = ontketenen desenrollar = afwinden, uitrollen desinhibirse = zich niet inhouden, zich laten gaan WW deslizarse = glijden, schuiven (WW) desperezarse = zich uitrekken desteñirse (i) = zich verkleuren, aftrekken door het licht deteriorar = verslechteren distorcionar = vervormen elaborar = uitwerken, uitstippelen emitir = uitzenden, uitstralen emocionar = raken, treffen, beroeren emplear = aanwenden, toepassen, gebruiken encajar = incasseren; er in passen; "iets" in "iets" steken{{la puerta no encaja bien, encajar un gol}} engañar = bedriegen, misleiden, oplichten, beduvelen enrollarse con = aanpappen met enternecer (enternezco) = ontroeren, treffen, aangrijpen entretenerse = rommelen, prutsen, zich bezighouden envejecer = verouderen esmaltar = glazuren, verglazen, moffelen establecer = oprichten estrenar = voor de eerste keer gebruiken estropear = een rommeltje maken, bederven, verknoeien expulsar = buiten gooien, wegjagen, verstoten extraviar = verliezen, kwijt raken facilitar = verstrekken, verlenen, ter beschikking stellen fichar = klokken, timen, afklokken (prikklok) flirtear = flirten generar = veroorzaken halagar = vleien, flatteren, kruipen voor... imposibilitar = het onmogelijk maken indicar = wijzen, tonen, aa,wijzen infestar = teisteren, overspoelen inhibir = afremmen, onderdrukken, inhouden ladrar = blaffen ligar = binden, verbinden (sexuele betekenis) lijar = schuren, opschuren lucir = schitteren (figuurlijk) tonen, vertonen, tentoonstellen macerar = weken mofarse de alguien = spotten, iemand beschimpen mostrarse(ue) = aantonen, te voorschijn komen, zich aftekenen, zichtbaar zijn WW ocasionar = aanrichten, veroorzaken, bijbrengen otorgar = verlenen, toekennen, bedelen pernoctar = overnachten tijdens een reis persuadir = overtuigen, overreden pertenecer a (pertenezco) = behoren tot... poseer = bezitten predecir = voorspellen prescribir = verjaren, niet meer geldig zijn protagonizar = hoofdspeler zijn, voorloper zijn reajustar = weer juist zetten, herorganiseren rebatir = bekritiseren, afwijzen, tegenspreken, betwisten, weerleggen reciclarse = zich bijscholen WW rehacer (rehago) = opnieuw beginnen, overdoen reponer (repongo) = terugplaatsen resbalar = wegglijden, uitschuiven resignarse a = zich erbij neerleggen WW resultarse = blijken, uitkomen, bewaarheid worden WW rifar = verloten rodear = omgeven salpicar = spatten, rondspatten sobrar = overschieten, overblijven, resten sobresalir (sobresalgo) = uitblinken, uitsteken, uitpuilen sobresaltarse = opschrikken WW sospechar = wantrouwen, argwaan koesteren, verdenken superar = overstijgen, meer zijn dan... tergiversar = verdraaien; vervormen; er om heen draaien; een valse voorstelling geven tragar = slikken ufanarse = trots zijn WW
Ingezonden op 03-10-2015 - 574x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
16-04-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!