Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans I. Werbrouck
› 6 Spaans/Nederlands Mijn werkwoordenlijst 6° jaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans I. Werbrouck
, deel b
6 Spaans/Nederlands Mijn werkwoordenlijst 6° jaar
Jaar 6 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abuchear = iemand bestoken met "boe- geroep" in de straat acatarrarse = verkouden worden WW acceder = aanvaarden, instemmen, akkoord gaan acreditar = erkennen, machtigen, crediteren adecuarse a = zich aanpassen aan WW afiliarse = toetreden tot, lid worden WW agobiarse = tobben, frusteren, zwaar bedrukken WW agravarse = verergeren, verhevigen (v/d pijn, ziekte) WW aguardar = te wachten staan, wachten, afwachten agudizarse = verhevigen, verscherpen (v/d pijn, ziekte) WW ajustarse a = bijstellen, afregelen, instellen, op elkaar afstemmen, overeenstemmen, in overeenstemming zijn WW alabar = hoog prijzen, zeer loven, ophemelen alargar = verlengen (kledij) iets langer maken aliviar = verlichten (van de pijn, ziekte) amarrar = aanmeren amputar = amputeren anegar = overstromen (niet inundar) anonadar = kleineren, ontmoedigen, verpletteren, verbrijzelen, vermorzelen apresurarse = zich haasten, opjagen WW arrasar = winnnen, overweldigend winnen asistir = bijwonen (bv lessen) asumir responsabilidades = verantwoordelijkheden aannemen aterrar (ie) = angst aanjagen, doodsbang worden /landen, aankomen aterrarse (ie) = terrorizeren, angst aanjagen, doodsbang worden WW calificar = punten geven, evalueren, zich plaatsen kwalificeren celebrarse = plaatsvinden, doorgaan WW cicatrizar = genezen, dichtgroeien v/e wonde clausurar = beëindigen, afsluiten cobrar = betalen of ontvangen coger la baja = ziekteverlof krijgen conceder = verlenen, geven, toegeven, toestaan conjeturar = speculeren, schatten, gissen consentir (ie, i) = akkoord gaan, toestaan, toestemmen, toelaten, goedkeuren consolar = troosten consolidar = versterken, verstevigen, borgen contagiarse = besmet raken WW convalecer = herstellen (bij ziekte) convalidar = bevestigen, een diploma erkennen convenir (convengo) = afspreken, schikken, uitkomen, akkoord gaan, ermee instemmen{{hemos convenido en que...}} cubrir una vacante/un puesto = een betrekkking aannemen, een vrije betrekking invullen currar = werken (in de volksmond) darse (media) vuelta = zich omdraaien WW delegar = afvaardigen, overdragen denegar = afkeuren, afwijzen, verwerpen, negeren desaprobar = afkeuren, afwijzen deslumbrar = verblinden, sprakeloos maken desmejorarse = verkommeren, achteruitgaan WW desplomarse/derrumbarse = instorten, omvallen, inzakken (2 sinoniemen) desprenderse = zich losschieten, losmaken of wegdoen WW elogiar, loar, alabar = loven, prijzen (3 sin) emitir un informe = een formulier publiceren encanecer = wit worden, vergrijzen (haar) entregar = overhandigen, overdragen enumerar = nummeren esculpir = sculpteren estar constituido por = gevormd zijn door... estar de baja = in ziketeverlof zijn estorbar = storen op ambetante wijze expedir (i) = verzenden, versturen (bv. pakjes of goederen) exponer = onthullen, voorleggen, exposeren fichar = klokken, prikklok fomentar = aanmoedigen, stimuleren, bevorderen, in de hand werken gotear = druppelen impartir = geven, delen (les geven) incentivar = bemoedigen, moed geven, opdrijven, opbeuren, steunen (met geld) languidecer = wegkwijnen, kwijnend verlangen largarse = weggaan, er vandoor gaan WW litigar = procederen, een proces voeren obsequiar = schenken "om u een plezier te doen" obstinarse = vasthouden aan, "in het hoofd steken" WW ocupar un cargo/puesto = een betrekking hebben, bezetten optar = opteren paladear = degusteren palidecer = bleek worden prodigar = verkwisten, verspillen / veel uitdelen, veel geven, overladen met, overstelpen prodigarse = zich uitsloven, overmatig zijn best doen WW proferir (ie,i) = uitspreken (een vloek) "profeteren" prolongar = verlengen, in de "tijd" verlengen propiciar = gunstig stemmen, in de hand werken, promoten, favoriet maken, voor zich winnen propiciarse = voor zich winnen, voor zich verwerven, gunstig stemmen WW prorrogar = uitstellen, in de "tijd" verplaatsen recurrir = in hoger beroep gaan, een beroep doen op, terugkeren redactar = redakteren, bv. een artikel remitir = verminderen, inhouden (weerbericht) reparar en = stilstaan bij, nadenken over, in de gaten hebben, letten op, rekening houden met rescindir = verbreken, "cancelen" in de "werkomgeving" retroceder = terugtrekken, terugkeren sacar el curso = slagen voor de cursus sentenciar = veroordelen sofocar = smoren, doen stikken, onderdrukken, verstikken televisar = uitzenden op de TV vislumbrar = in het duister onderscheiden volver la mirada = omkijken
Ingezonden op 03-10-2015 - 458x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
23-11-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!