Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn woordenlijst
› 2 Stamtijden betekenissen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn woordenlijst
, deel 2
2 Stamtijden betekenissen
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
accendere = in brand steken agere = drijven, (be)handelen, pass. gebeuren abigere = wegdrijven cogere = dwingen, verzamelen alere = voeden aperire = openen arcessere = ontbieden ardere = branden ascendere = beklimmen aspicere = aanschouwen augere = vermeerderen bibere = drinken cadere = vallen occidere (kort) = ondergaan, sneuvelen caedere = vellen, doden occidere (lang) = doden canere = zingen, bezingen capere = nemen, (be)vatten accipere = ontvangen, vernemen incipere = beginnen cavere = op zijn hoede zijn voor cedere = gaan, weggaan, wijken censere = schatten, oordelen cernere = (onder)scheiden, zien ciere = in beweging brengen, oproepen claudere = sluiten includere = insluiten colere = bebouwen, vereren comperire = bevinden, vernemen comprehendere = samenvatten, begrijpen concutere = schudden, schokken considere = gaan zitten, post vatten consuescere = zich aanwennen consulere = raadplegen, zorgen voor contemnere = verachten, versmaden convellere = los-, uiteenrukken, schokken credere = geloven, toevertrouwen crescere = groeien cupere = verlangen, begeren currere = rennen, hard lopen concurrere = te hoop lopen, slaags raken dare = geven addere = toevoegen defendere = verdedigen demere = wegnemen deserere = in de steek laten diligere = beminnen discere = leren, aanleren disserere = uiteenzetten, betogen dividere = verdelen, scheiden docere = onderwijzen, verwittigen domare = temmen, bedwingen edere = eten emere = kopen adimere = ontnemen esse = zijn, bestaan evadere = ontsnappen exstinguere = blussen facere = maken, doen perficere = voltooien fallere = bedriegen, ontgaan ferre = brengen, dragen, pass. ijlen, snellen afferre = aanbrengen, berichten auferre = wegdragen, ontnemen differe = verschillen, uitstellen referre = terugbrengen, berichten figere = (vast)hechten fingere = vormen, verzinnen flectere = buigen fluere = vloeien, stromen fovere = koesteren frangere = breken perfringere = doorbreken fugere = (ont)vluchten fulgere = bliksemen, schitteren fundere = gieten, uitstorten, verstrooien gerere = dragen, brengen, verrichten, pass. gebeuren gignere = voortbrengen, baren haerere = vastzitten, blijven steken haurire = scheppen, putten iacere = werpen adicere = toevoegen incumbere = gaan liggen op, zich toeleggen op instruere = bouwen, voorzien van, opstellen invadere = binnenvallen, aanvallen ire = gaan iubere = bevelen iuvare = helpen lacessere = uitdagen laedere = kwetsen, beledigen lavare = wassen, baden legere = verzamelen, kiezen, lezen colligere = verzamelen ludere = spelen malle = liever willen manere = blijven, wachten op, te wachten staan metuere = vrezen, aarzelen minuere = verkleinen, verminderen miscere = mengen mittere = zenden, laten gaan movere = bewegen nectere = knopen nolle = niet willen noscere = leren kennen, inzien agnoscere = erkennen, herkennen cognoscere = leren kennen, inzien obstupescere = verbluft worden, schrikken ostendere = tonen, vertonen parcere = sparen parere = voortbrengen, baren, (zich) verwerven pellere = stoten, verdrijven expellere = uitdrijven, wegdrijven repellere = terugdrijven pendere (eo) = hangen, zweven pendere = ophangen, wegen, betalen suspendere = ophangen pergere = voortgaan, verdergaan petere = streven, dingen naar, vragen, aanvallen pingere = schilderen ponere = plaatsen, zetten poscere = eisen, vorderen posse = kunnen premere = drukken opprimere = overweldigen, overvallen quaerere = zoeken, vragen conquirere = bijeenzoeken rapere = (snel) grijpen, roven diripere = plunderen regere = richten, (be)sturen corrigere = verbeteren relinquere = verlaten, achterlaten reperire = vinden respondere = antwoorden ridere = lachen ruere = zich storten, voortijlen, storten, neerwerpen rumpere = breken secare = snijden sedere = zitten possidere = bezitten sentire = voelen, merken sepelire = begraven serere = zaaien sinere = laten, toelaten desinere = ophouden
Ingezonden op 04-10-2015 - 1056x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-10-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!