Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
pour
› 1 hoofdstuk 5
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
pour
, deel 2
1 hoofdstuk 5
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
on s’amuse= we hebben plezier le rythme de vie= het levensritme la vie= het leven différent(e)= ander, verschillend le/la musicien(ne)= de musicus jouer du violon= vioolspelen l’orchestre m= het orkest passer du temps à= tijd doorbrengen met tous les jours =iedere dag en musique =in de muziek le week-end =het weekend le concert =het concert le soir =‘s avonds se lever= opstaan rester à la maison =thuisblijven avoir le temps =tijd hebben la natation= het zwemmen timide= verlegen la passion= de passie être fort(e) dans= goed zijn in le sport= de sport le tennis= het tennissen le golf =het golfen le ski =het skiën s’entraîner= trainen tous les matins= elke ochtend l’après-midi m= ‘s middags l’interro v= de overhoring tous les lundis= elke maandag en cours= in de les manger= eten six fois par jour =zes keer per dag dormir =slapen jouer =spelen vers 21h= tegen/rond 21 uur les Jeux Olympiques= de Olympische Spelen assez bien =redelijk goed très bien =heel goed pas très bien= niet zo goed le son =de klank le saucisson= het worstje le lycée= de middelbare school le poison= het gif se coucher= gaan slapen se doucher =douchen à minuit =‘s nachts le corps =het lichaam la sensation= het gevoel le docteur =de dokter avoir sommeil= slaap hebben se sentir fatigué(e)= zich moe voelen souvent =vaak courant(e)= normaal, gewoon l’adolescence= de puberteit être en forme =in vorm zijn, fit zijn tôt =vroeg le lit =het bed le conseil= het advies la tête =het hoofd l’oreille =het oor le cou =de hals; de nek le dos =de rug les fesses= de billen la jambe =het been le nez =de neus le dent =de tand la bouche =de mond le ventre =de buik le bras =de arm la main =de hand le pied =de voet parfois =soms, wel eens Aïe ! =Au! Ça fait mal! =Dat doet zeer! être fatigué(e)= moe zijn avoir mal à =pijn hebben in/aan avoir mal au dos= rugpijn hebben avoir mal aux yeux= zere ogen hebben l’œil m (les yeux m mv)= het oog avoir mal aux dents= kiespijn hebben avoir mal à la main= pijn in zijn hand hebben trop =te veel beaucoup =veel porter =dragen ne … pas assez =niet genoeg donner un conseil =advies geven il faut … =je moet… devoir … =moeten… avoir mal à la tête =hoofdpijn hebben avoir mal au ventre =buikpijn hebben avoir mal aux jambes= zere benen hebben avoir chaud =het warm hebben avoir froid =het koud hebben la gorge =de keel l’épaule =de schouder le genou =de knie le doigt =de vinger le doigt =de pied de teen malade =ziek la fièvre =de koorts avoir mal au cœur =misselijk zijn vomir =overgeven les urgences =de Eerste Hulp le médecin =de dokter l’infirmier/-ière m/v =de verpleegkundige le stress =de stress se reposer= uitrusten le repos =de rust; de pauze se sentir bien= zich goed voelen accro à spreektaal= verslaafd aan jouer à l’ordinateur =computerspelletjes doen écouter de la musique =naar muziek luisteren regarder =kijken l’émission =de uitzending, het pro- gramma le documentaire =de documentaire le jeu =het spel le concours= de wedstrijd le dessin animé =de tekenfilm la série= de serie le journal télévisé= het journaal les informations v mv= het journaal le film= de film on= wij; men le programme= het programma la chaîne= het tv-kanaal, de zender la télécommande= de afstandsbediening zapper= zappen le téléfilm= de televisiefilm le jeu télévisé= het tv-quiz inviter= uitnodigen préparer= voorbereiden le week-end= het weekend voir un film= een film zien la nouveauté= de nieuwigheid le ciné spreektaal= de bios se souvenir= zich herinneren téléphoner= bellen dommage= jammer désolé(e)= het spijt me bises= kusjes libre= vrij samedi =zaterdag dimanche= zondag demain= morgen après-demain= overmorgen hier= gisteren avant-hier= eergisteren le matin= de morgen; ’s morgens l’après-midi m= de middag; ’s middags le soir de= avond; ’s avonds avoir envie de= zin hebben om
Ingezonden op 06-10-2015 - 1491x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!