Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
wontwork: talen
› 6 DU Idioom 01 zinnen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
wontwork: talen
6 DU Idioom 01 zinnen
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wozu dient der erste Absatz?=Waartoe dient de eerste alinea? Aus welchem Anlass hat der Verfasser diesen Artikel geschrieben?=Om welke reden heeft de schrijver dit artikel geschreven? Warum hat der Verfasser das Wort '...' zwischen Anführungsstrichen gesetzt?=Waarom heeft de schrijver het woord '...' tussen aanhalingstekens gezet? Welche Bedeutung hat das Wort '...' in Zeile 4?=Welke betekenis heeft het woord '...' in regel 4? Worum geht es in diesem Beispiel?=Waar gaat het in dit voorbeeld om? Welche Aussage in Bezug auf Zeile 6 ist richtig?=Welke uitspraak met betrekking tot regel 6 is juist? Welchen Grund gibt es dafür?=Wat is daarvan de reden? Was ist der Kern des 2. Absatzes?=Wat is de hoofdzaak van de tweede alinea? Welches der folgenden Wörter passt in die Lücke in Zeile 77?=Welk van de volgende woorden past in het gat in regel 77? Was ist die Meinung des Autoren?=Wat is de mening van de auteur? Mit welchem Wort hätte dieser Satz anfangen können?=Met welk woord had deze zin kunnen beginnen? Welche Schlussfolgerung kann man ziehen?=Welke conclusie kun je trekken? Was ist das Thema des Textes?=Wat is het onderwerp van de tekst? Was ist mit dem Titel gemeint?=Wat wordt er met de titel bedoeld? Was ist die Tonart dieses Artikels?=Wat is de toon van dit artikel? Welches Wort kann man an den Beginn dieses Satzes stellen?=Welk woord kun je aan het begin van deze zin zetten? Was meint der Verfasser mit '...'?=Wat bedoelt de schrijver met '...'? Mit welchem Ziel? Wozu?=Met welk doel? Wo liegt der Zusammenhang zwischen ... und ...?=Wat is het verband tussen ... en ...? Was lässt sich ableiten...?=Wat kun je afleiden...? Worauf wird im 7. Absatz angespielt?=Waarop wordt in alinea 7 gezinspeeld? Worauf will er aufmerksam machen?=Waarop wil hij de aandacht vestigen? Wie äußert sich der Autor...?=Hoe drukt de auteur zich uit...? Was bedeutet das hier?=Wat betekent dat hier? Was behauptet der Verfasser in Absatz 3?=Wat beweert de schrijver in alinea 3? Wie kann man ... beschreiben?=Hoe kun je ... omschrijven? Was will der Verfasser beweisen...?=Wat wil de auteur bewijzen...? Worauf bezieht sich '...' (Zeile 13)?=Waarop heeft '...' (regel 13) betrekking? Worauf bezieht sich das Wort '...' in Zeile 24?=Waarnaar verwijst het woord '...' in regel 24? Was bezwecken diese Zeilen?=Waartoe dienen deze regels? Wie wird Alexander in diesem Text dargestellt?=Hoe wordt Alexander afgebeeld in deze tekst? Wie kann man '...' ergänzen?=Hoe kun je '...' aanvullen? Wie ist zu erklären...?=Hoe kun je uitleggen...? Wie erklärt sich, dass...?=Wat verklaart, dat...? Sind folgende Aussagen falsch oder richtig?=Zijn de volgende uitspraken fout of goed? Was wird im Text zu ... gesagt?=Wat zegt de tekst over ...? Welcher Satz enthält das Haupttema des Textes?=Welke zin bevat de hoofdgedachte van de tekst? Wodurch kann man den Satz '...' (Zeile 13) ersetzen?=Waardoor kun je de zin '...' (regel 13) vervangen? Warum erwähnt der Autor ...?=Waarom heeft de auteur het over ...? Warum fügt der Autor ... hinzu?=Waarom voegt de auteur ... toe? Was geht aus dem 5. Absatz hervor?=Wat blijkt uit alinea 5? Blz 434 /// Was gibt der AUtor zu?=Wat geeft de auteur toe? Was hält Andrea davon, dass...?=Wat denkt Andrea van het feit dat...? Was hält Charlotte davon?=Hoe vindt Charlotte dat? Was liest du über...?=Wat lees je over...? Warum nennt man...?=Waarom noemt men...? Was kann man aus den Zeilen 1-3 schließen?=Welke conclusie kun je trekken uit regel 1-3? Wie steht der Autor dem ... gegenüber?=Wat is de houding van de auteur ten opzichte van...? Welche Aussage stimmt mit dem 4. Absatz überein?=Welke uitspraak komt overeen met de vierde alinea? Worauf stützt sich der Autor...?=Waarop baseert de auteur zich...? Welche der folgenden Aussagen trifft zu?=Welke van de volgende uitspraken klopt? Warum vergleicht man...?=Waarom vergelijkt men...? Was wird im 3. Absatz miteinander verglichen?=Wat wordt in alinea 3 met elkaar vergeleken? Wie verhält sich der 5. zum 4. Absatz=Hoe verhoudt de vijfde alinea zich tot de vierde? Wie sind die Worte '...' zu verstehen?=Hoe moet je de woorden '...' opvatten? Wozu...?=Met welk doel? Was will der Autor zeigen?=Wat wil de auteur aantonen? Wie kann man Zeile 9-13 zusammenfassen?=Hoe kun je regel 9-13 samenvatten?
Ingezonden op 12-10-2015 - 455x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
15-10-2015
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!