Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
vocabulaire 2000 Toledo
› 33 Comparer, juger, classer
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
vocabulaire 2000 Toledo
33 Comparer, juger, classer
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
une catégorie = een categorie unique = uniek positif, positive = positief négatif, négative = negatief un commentaire = een commentaar commenter = commentariëren; commentaar leveren op critique = kritisch une critique = een kritiek intéressant, intéressante = interessant identique = identiek un contraste = een contrast contraster = contrasteren une contradiction = een contradictie artificiel, artifielle = artificieel combiner = combineren une cominaison = een combinatie une concentration = een concentratie essentiel, essentielle = essentieel relatif, relative = relatief la relativité = de relativiteit potentiel, potentielle = potentieel simple = simpel observer = observeren authentique = authentiek inpecter = inspecteren un inspecteur = een inspecteur une insprectrice = een inspectrice un contrôle = een controle fantastique = fantastisch présentable = presentabel contester = contesteren classer = classseren un classement = een klassement nomal, normale = normaal anormal, anormale = abnormaal standard = standard total, totale = totaal la totalité = de totaliteit banal, banale = banaal la banalité = de banaliteit monontone = monotoon original, originale = origineel; goed gevonden l’originalité = de originaliteit {f} absurde = absurd idéal, idéale = ideaal s’intéresser à = zich interesseren voor moral, morale = moreel immoral, immorale = immoreel radical, radicale = radicaal une qualité = een kwaliteit qualitatif, qualitative = kwalitatief quasi = quasi l’observation = de observatie {f} un observateur = een observator l’authenticité = de authenticiteit {f} une évaluation = een evaluatie un critère = een criterium contrôler = controleren optimal, optimale = optimaal brillant, brillante = briljant spectaculaire = specatculair excellent, excellente = excellente la supériorité = de superioriteit cataloguer = catalogeren un catalogue = een cataloog; catalogus une analogie = een analogie excentrique = excentriek l’essence = de essentie {f} analogique = analoog; analogisch analogue = analoog; gelijksoortig; vergelijkbaar; overeenkomstig sophistiqué, sophistiquée = gesofisticeerd; gekunsteld; verfijnd; geavanceerd sensationnel, sensationnelle = sensationeel tabou = tabou néfaste = nefast péjoratif, péjorative = pejoratief un paradoxe = een paradox global, globale = globaal simpliste = simplistisch dégoutant, dégoutante; dégoûtant, dégoûtante = degoutant la contestation = de contestatie; de betwisting de base = basis- la base = de basis principal, principale = voornaamste capital, capitale = allergrootste secondaire; accessoire = bijkomstig; minder belangrijk comparer = vergelijken une comparaison = een vergelijking une différence = een verschil une ressemblance; une similitude = een gelijkenis différent, différente; distinct, distincte = verschillend; onderscheiden comparable = vergelijkbaar ressembler à = lijken op différer; être différent = verschillen l’intérêt = het belang {m} importer = van belang zijn pareil; la même chose = hetzelfde la distinction = het onderscheid distinguer = onderscheiden type = typisch un type; une sorte = een type; een soort une caractéristique = een kenmerk; een eigenschap commun, commune = gemeenschappelijk ordinaire = gewoon extraordinaire = buitengewoon un original = een zonderling; een buitenbeentje bizarre; étrange; curieux, curieuse = vreemd; zonderling, raar curieux, curieuse = nieuwsgierig des curiosités = curiosa; curiositeiten rare = zeldzaam accidentel, accidentelle = toevallig laid, laide = lelijk magnifique; splendide; superbe = prachtig de valeur; de grande valeur = waardevol sans valeur = waardeloos la peine = de moeite estimer; évaluer; juger = schatten; ramen remarquable = opmerkelijk; merkwaardig considérable = aanzienlijk véritable = echt considérer = beschouwen une estime = een achting le choix = de keuze choisir = kiezen apprécier = op prijs stellen; waarderen une importance = een belang extrêmement = uiterst; hoogst approuver = goedkeuren contester = betwisten un avantage = een voordeel un désavantage = een nadeel une réserve = een voorbehoud équilibrer = in evenwicht brengen injuste = onrechtvaardig substantiel, substantielle = aanzienlijk insignifiant, insignifiante; minime = onbeduidend; miniem arbitraire = arbitrair; van willekeur getuigend inhabituel, inhabituelle = ongewoon habituel, habituelle = gewoon critique = hachelijk; kritiek avoir besoin de = nodig hebben nécessaire = nodig, noodzakelijk la nécessité = de noodzaak imposer; exiger = vereisen; nodig maken approprié, appropriée; adéquat, adéquate = passend; aangepast exagérer = overdrijven une exagération = een overdrijving juger = oordelen un jugement = een oordeel; een beoordeling nuancer = nuanceren une nuance = een schakering; een nuance; een licht verschil reconnaître = erkennen; herkennen la reconnaissance = de dankbaarheid reconnaissant, reconnaissante = erkentelijk; dankbaar de bonne qualité = degelijk de qualité = kwaliteits- de moindre qualité; de qualité médiocre = van mindere kwaliteit louer = prijzen un échec = een mislukking une erreur = een vergissing ridicule = belachelijk l’utilité = het nut {f} utile = nuttig inutile = nutteloos inégal, inégale = ongelijk meilleur = beste pire = erger affreux, affreuse; abominable = afschuwelijk horrible = vreselijk ignoble = gemeen faux, fausse = vals; onjuist avoir tort = ongelijk hebben avoir raison = gelijk hebben parfaitement; tout à fait; absolument = volkomen superflu, superflue; inutile = overbodig le comble = het toppunt étrange = vreemd de semblable; de pareil = gelijkaardigs surprenant, surprenante; étonnant, étonnante = verrassend; verbazend juste; exact = juist juste = juist; waar correct, correcte = juist, correct incorrect, incorrecte; inexact, inexacte = onjuist; verkeerd lamentable; déplorable; pitoyable = erbarmelijk; beneden alle peil une petite merveille = een juweeltje barbare; cruel, cruelle = barbaars; wreed équivoque = dubbelzinnig inouï, inouïe = ongehoord ce n’est pas grand-chose = het is niet veel zaaks recherché = gezocht; gekunsteld nettement = duidelijk; ontegenzeglijk ne pas correspondre à = niet beantwoorden aan; niet overeenkomen met le juste milieu = de gulden middenweg intermédiaire = tussen-
Ingezonden op 15-10-2015 - 442x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!