Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
wontwork: talen
› 6 DU Idioom 01 woorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
wontwork: talen
6 DU Idioom 01 woorden
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
entsprechend=passen bij die Maßname=de maatregel die Genehmigung=de vergunning;de toestemming der Bezirk=het district;de wijk die Kommune=de gemeente fordern=eisen am Tropf hängen=aan het infuus liggen die Gebühr=het tarief;de bijdrage veranstalten=organiseren der Würfel=de dobbelsteen die Auswirkung=de uitwerking die Wirkung=het effect der Eingriff=de ingreep sperren=blokkeren zudem=bovendien anheuern=aanmonsteren;aan de slag gaan; dienst nemen der Leiharbeiter=de uitzendkracht ansprangern=aan de kaak stellen; hekelen die Machenschaften=het gekonkel;de intriges feilbieten=te koop aanbieden schlüpfen=glippen;kruipen die Prüfinstanz=het controleorgaan; de controle-instantie ausbilden=opleiden Dinge andrehen=dingen opdringen;aansmeren ausgiebig=uitvoerig angeblich=zogenaamd das Erlebnis=de belevenis der Vorwurf=het verwijt zwar=weliswaar sich kümmern um=zich kommeren om die Schaffenpause=een periode zonder creaties veröffentlichen=publiceren der Vermarkter=iemand die iets commercieel maakt; iemand die iets op de markt brengt der Wirtschaftszweig=de economische sector; de economische tak der Beschäftigte=het personeelslid;de werknemer die Arbeitsbedingungen=de arbeidsvoorwaarden betraut sein mit=de opdracht gekregen hebben voor die Beschwerde=de klacht die Anregung=de aanzet; de impuls sich widmen=zich wijden aan die Nahrungsmittel=de voedingsmiddelen überteuert=te duur ungebeten=ongevraagd Missgeschicke unterlaufen=pech hebben schlichtweg=gewoonweg;zonder meer ermitteln=onderzoeken erfolgen=geschieden eindeutig=duidelijk; eenduidig; ondubbelzinnig unlauter=oneerlijk;bedenkelijk die Einwilligung=de toestemming;de inwilliging die Werbezwecke=de reclamedoeleinden ahnden=bestraffen;gerechtelijk vervolgen das Gütesiegel=het keurmerk der Geschäftsführer=de manager;de bedrijfsleider der Personalalberater=de medewerker personeelszaken von vorneherein=vanaf het begin die Wachstumsraten=de groeipercentages verlagern=verplaatsen in den Ruhestand gehen=met pensioen gaan der Lehrermangel=het lerarentekort der Nachwuchs=de komende generatie;de jonge krachten der Nebenberufler=de freelancer;de zzp'er verbeamtet sein=ambtenaar zijn gegenseitig=wederzijds der Studienrat=de docent;de leraar (VO) abwerben=ronselen;weglokken der Zeitvertrag=het tijdelijk contract die Gehaltsstufe=het salarisniveau die Wertschätzung=de waardering;de achting entgegenkommen=tegemoetkomen eine Lücke schließen=een gat dichten die Neueinstellung=de nieuwe indiensttreding;de indienstneming die Nachfrage=de vraag (in economische zin) die Anzeige=de advertentie die Begeisterung=het enthousiasme in den Hintergrund treten=op de achtergrond treden nicht nur=niet alleen wenn=als;wanneer;indien denn=want damit=opdat obwohl=hoewel dennoch=toch;evenwel deshalb=daarom;derhalve und zwar=en wel da=omdat stattdessen=in plaats daarvan allerdings=echter, zeer zeker; weliswaar, zeer zeker {2} folglich=bijgevolg;dientengevolge;dus die Begründung=de motivatie, de toelichting {2} die Erläuterung=de verklaring;de toelichting;de uitleg der Gegensatz=de tegenstelling die Steigerung=de stijging;de verhoging die Marktlücke=het gat in de markt durchaus=in ieder geval; absoluut; helemaal; volstrekt offenbar=blijkbaar;kennelijk;duidelijk passgenau=goed passend freischalten=activeren;vrijgeven zumal=vooral; met name; bovenal ablehnen=afwijzen derartig=zulk;dergelijk einschränken=inperken;beperken das Kfz-Kennzeichen=het autonummerbord das Widerspruchsrecht=het recht op herroeping gewahrt bleiben=behouden;gehandhaafd blijven sich verständigen=zich verstaanbaar maken, het eens worden {2} der Vorstoß=het doordringen; de aanval nichtsdestotrotz=desalniettemin;evenwel;toch der Ausgleich=het compromis;de compensatie; de gelijkmaker die Versteuerung=de betaling van belasting, de aangifte van belasting {2} vorsätzlich=opzettelijk die Quittung=de kassabon;de kwitantie das Revier=het district; het gebied der Schmuggler=de smokkelaar erlauben=toestaan;goedvinden winzig=heel weinig; heel klein nachversteuern=naderhand belasting opleggen klären=klaren;ophelderen der Schnäppchenjäger=de koopjesjager die Auslagen=de uitstallingen;de etalages;de uitgaven sich herausstellen=blijken; aan het licht komen die Vernehmung=het verhoor; de ondervraging erledigen=afhandelen; vervullen das Strafverfahren=het strafproces der Spielsüchtige=de gokverslaafde gleichgültig=onverschillig;ongeïnteresseerd die Gründungsgeschichte=de oprichtingsgeschiedenis der Aufbruch=het vertrek;de opkomst das Abseits=het buitenspel bisher=tot nu toe;tot dusverre die Charakterzüge=de karaktertrekken weltoffen=met open oog voor de wereld; internationaal ingesteld mit Augenzwinkern=met een knipoog der Widerspruch=de tegenspraak;de tegenstrijdigheid der Blickwinkel=de gezichtshoek;het oogpunt lässig=nonchalant die Ausstattung=de uitrusting;de inrichting sich hineinversetzen=zich verplaatsen in der Widerstand=het verzet;de weerstand sich durchsetzen=zich handhaven erstaunt=verbaasd der Ansatz=de aanzet; het begin die Öffentlichkeit=de openbaarheid aufwendig=duur; kostbaar; omslachtig die Herausforderung=de uitdaging; de provocatie die Beschichtung=de laag; het aanbrengen van een laag nachhaltig=duurzaam im Wandel sein=aan het veranderen zijn die Immobilien=de onroerende goederen das Verfahren=het proces;de handelwijze das Tor=de poort;het doel abfedern=de schok breken; matigen der Schatten=de schaduw belebt=levendig unempfindlich=ongevoelig einkleben=inplakken der Werkstoff=de grondstof;het materiaal der Wettbewerb=de wedstrijd;de concurrentie überflüssig=overbodig;overtollig die Belüftung=de ventilatie der Beitritt=de toetreding;de instemming im Vorfeld=eraan voorafgaand das Mahnmal=het gedenkteken Tote fordern=levens eisen sich austoben=zich uitleven platzen=klappen; ontploffen; openbarsten; mislukken die Gesellschaft=de maatschappij ständig=voortdurend;permanent die Bedingung=de voorwaarde die Folge=het gevolg;het resultaat; de reeks; de serie die Relativierung=de relativering die Schlussfolgerung=de conclusie ernst=ernstig;serieus das Bedürfnis=de behoefte gründen=stichten;oprichten gesellschaftlich=maatschappelijk der Wandel=de verandering;de wijziging bezüglich=met betrekking tot; aangaande volkstümlich=volks;populair das Verbrechen=de misdaad;het misdrijf gleichgültig=onverschillig;ongeïnteresseerd;onbelangrijk lediglich=allen;slechts;enkel grundsätzlich=principieel; in principe hinterfragen=vragen naar het waarom heil=heel;heelhuis;weer gezond das Dasein=het bestaan;het leven fristen=verlengen;rekken die Forderung=de eis;de aanspraak die Auswüchse=de uitwassen geprägt=gevormd ablehnend=afwijzend verständnislos=zonder inzicht, zonder begrip; zonder gevoel, zonder begrip {2} heiter=helder;blijmoedig;vrolijk;licht aangeschoten leunisch=nukkig;humeurig texten=songtekst schrijven sich abheben von=zich onderscheiden van ein alter Hase sein=een ouwe rot in het vak zijn rumschwirren=rondgonzen wanken=wankelen widerlich=weerzinwekkend halt=nu eenmaal mit sich führen=met zich meebrengen aufeinander prallen=op elkaar botsen ansonsten=verder;voor het overige einen Stellenwert haben=een betekenis hebben; een functie hebben eingliedern=opnemen; inpassen in herunterspielen=bagatelliseren auf dem Prüfstand stehen=doorgelicht worden der Ruf=de reputatie die Jahrhundertwende=de eeuwwisseling vonnöten sein=nodig zijn; gebaat zijn bij erforschen=doorgronden; wetenschappelijk onderzoeken die Geschäftswelt=de zakenwereld befürchten=bevrezen auf lange Frist=op lange termijn unumstößlich=onomstotelijk; onherroepelijk allmählich=geleidelijk; langzamerhand nachweisen=bewijzen; aantonen der Bildungswert=de vormende waarde sich verschreiben=een schrijffout maken, zich overleveren aan {2} widersprüchlich=paradoxaal;tegenstrijdig hinterhältig=achterbaks;geniepig wehleidig=kleinzerig;overgevoelig die Empfehlung=de aanbeveling schätzen=waarderen sich aanbiedern=zich opdringen die Schmiechelei=het geslijm schmissig=pittig;vlot; met veel elan der Witz=de mop;de grap die Zuwanderegruppe=de groep immigranten lenken=sturen;leiden;voeren die Parallelgeselschaft=een op zichzelf gericht deel van de maatschappij der Seitenhieb=de zijdelingse houw;de steek onder water besserwisserisch=betweterig sich trennen=scheiden; verlaten die Tugend=de deugd die Arbeitseifer=de werkijver einstellen=in dienst nemen, beëindigen{2} auswandern=emigreren streicheln=strelen; liefkozen einschmeicheln=in het gevlij proberen te komen; flikflooien andere Länder, andere Sitten='s lands wijs, 's lands eer wienerisch=Weens sagenhaft=geweldig;fantastisch;legendarisch unerschütterlich=onwankelbaar;onverstoorbaar die Nahrung=de voeding; het voedsel freilich=evenwel; maar; echter; natuurlijk indes=intussen; evenwel; echter; maar berücksichtigen=rekening houden met; in aanmerking nemen die Lektüre=de lectuur; het lezen überbordend=de spuigaten uitlopend die Leerstelle=de lege plaats; de vacature mittlerweile=inmiddels; ondertussen nachlassend=afnemend die Konjunktur=de conjunctuur geschmäht=versmaad die Einschränkung=de beperking; de inperking; het voorbehoud die Folgerung=de gevolgtrekking; de conclusie die Verneinung=de ontkenning, de afwijzing {2} sich entnehmen lassen=opmaken uit bestrebt sein=trachten; streven; zich beijveren sich etablieren=een vaste plaats veroveren das Sprungbrett=de springplank erheblich=aanzienlijk; aanmerkelijk der Diskurs=de maatschappelijke discussie einbinden in=deel uit laten maken van meinungsstark=met een duidelijke mening das Äußere=het uiterlijk blenden lassen=laten verblinden einwandfrei=foutloos; correct sich umtun=rondkijken die Grundlage=de grondslag; de basis die Konstitution=de constitutie; het gestel der Vorwurf=het verwijt; de beschuldiging grundlegend=fundamenteel; wezenlijk anregen=aanzetten; aansporen ringen mit=worstelen met schlicht=eenvoudig; sober; bescheiden der Nutzen=het nut; het voordeel aufschimmern=opflikkeren; opflakkeren die Verfügbarkeit=de beschikbaarheid verfügen über=de beschikking hebben over angesiedelt=gevestigd; ondergebracht; gehuisvest die Trennung=de scheiding, de splitsing {2} die Erkenntnis=de kennis; het inzicht der Irrtum=de vergissing; de dwaling getäuscht=vergist in die Irre führen=op een dwaalspoor brengen; misleiden tauglich=geschikt; goedgekeurd fassbar=te vatten; begrijpelijk unmittelbar=onmiddelijk; direct die Gläubigkeit=het geloof; het vertrouwen die Frömmigkeit=de vroomheid; de godvrezendheid die Voraussetzung=de voorwaarde, de veronderstelling {2} hemmen=afremmen der Befund=de bevinding; de uitslag; de diagnose die Binsenweisheit=een waarheid als een koe, de gemeenplaats {2} überdurchschnittlich=bovengemiddeld die Erkenntnisse=de inzichten widerlegen=weerleggen sich vorknöpfen=onderhanden nemen die Auswahl=de selectie; de keuze das Socialverhalten=het sociale gedrag unverzichtbar=onontbeerlijk nachweislich=aantoonbaar entscheidend=beslissend das Abwegige=het verkeerde der Proband=de testpersoon ausblenden=gen aandacht besteden aan; laten vervagen auf Anhieb=per direct der Reiz=de prikkel die Mittel=de middelen; het geld der Beleg=het bewijs auf die Sprünge helfen=op weg helpen Regie führen=beheersen mühelos=moeiteloos die Windungen=de krommingen die Schleifen=de lussen; de kronkels mittlerweile=ondertussen auszeichnen=bekronen; onderscheiden speichern=opslaan gewähren=toestaan einzigartig=uniek erstaunlich=verbazingwekkend die Beunruhigung=de verontrusting die Färbung=de kleuring sich erschließen=zich openstellen nachempfinden=navoelen die Wohltätigkeitsorganisation=de liefdadigheidsorganisatie der Botschafter=de ambassadeur der Außenseiter=de buitenstaander erstellen=opstellen die Redewendung=de zegswijze; de uitdrukking die Eigentümlichkeit=de eigenaardigheid einfühlsam=meelevend;gevoelig das Staunen=de verbazing; de verwondering brodeln=borrelen zerbrechlich=breekbaar die Ära=het tijdperk; de era die Fehleinschätzung=de taxatiefout; de verkeerde beoordeling fehlschlagen=mislukken; falen verheerend=verwoestend; rampzalig die Nebenwirkung=de bijwerking die Verhältnisse=de verhoudingen grassieren=woeden; heersen auslösen=in werking zetten; uitlokken; veroorzaken die Leistung=de prestatie das Gewebe=het weefsel; het web der Nachweis=het bewijs der Erreger=de veroorzaker; de verwekker (van ziektes) der Erlöser=de verlosser gefährden=in gevaar brengen; bedreigen die Beharrung=de volharding; de standvastigheid untrennbar=onscheidbaar; onafscheidelijk der Keim=de kiem die Seuche= de epidemie; de besmettelijke ziekte die Rate=het percentage; de termijn belegen=bewijzen; aantonen; staven herbeisehnen=sterk verlangen naar; snakken naar das Versprechen=de belofte; de toezegging die Absicht=de bedoeling; het voornemen die Fahndung=het intensief zoeken; het speurwerk durchforschen=wetenschappelijk onderzoeken; bestuderen verseuchen=besmetten; verpesten der Rückfall=de terugval; de inzinking ignorieren=negeren, ontkennen;ignoreren, ontkennen {2} qualvoll=kwellend; pijnlijk zwangsbehandeln=gedwongen behandelen scheitern=mislukken; falen der Maler=de schilder der Ehrgeiz=de ambitie; de eerzucht niederträchtig=gemeen; slecht; laag das Kanzleramt=de bondskanselarij reizbar=prikkelbaar; gevoelig der Ekel=de weerzin; de afkeer; de walging die Widersprüchlichkeit=de tegenstrijdigheid das Schaffen=het werk; het oeuvre; het scheppen zerstören=verwoesten;vernielen süchtig=verslaafd;sterk verlangend schielen=loensen; scheel kijken; lonken ungelenk=stijf; onhandig unweit=niet ver die Leidenschaft=de hartstocht; de passie üppig=weelderig; overvloedig der Dübel=de plug die Düse=de sproeier vorantreiben=versnellen; bespoedigen erzeugen=doen ontstaan, opwekken; verwekken, opwekken; produceren, opwekken {2} die Beharrlichkeit=de volharding; de standvastigheid das Auswahlverfahren=de selectiemethode; het selectieproces der Auftrieb=de impuls; de opleving sämtlich=al de/het derart=zodanig;dusdanig;dermate vernachlässigen=verwaarlozen;veronachtzamen die Förderung=de bevordering; de stimulering ausstatten mit=uitrusten met; voorzien van das Leistungsstipendium=de prestatiebeurs der finanzielle Aufwand=de kosten die Nachwuchskraft=de jonge krachten; de opvolgers die Umsetzung=de realisatie die Anstrengung=de inspanning einheitlich=uniform auswählen=selecteren; kiezen hohe Anforderungen stellen= hoge eisen stellen
Ingezonden op 24-10-2015 - 884x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!