Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits Leerjaar 4
› 4 Maatschappijleer
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits Leerjaar 4
, deel 1
4 Maatschappijleer
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Directe democratie=Burgers kunnen via het stemhokje of internet rechtstreeks invloed uitoefenen op politieke beslissingen. Indirecte democratie=Het volk laat het nemen van beslissingen over aan een gekozen volksvertegenwoordiging. Parlement=Volksvertegenwoordiging: Eerste en de Tweede kamer. Representatieve democratie=Democratie waarin de meerderheid beslist. Staten-Generaal=De eerste en tweede kamer. Fractievoorzitter=Voorzitter van de fractie van een politieke partij in de Tweede kamer. Fractiespecialist=Een lid van een fractie die gespecialiseerd is op een bepaald beleidsterrein. Deze persoon voert in het parlement het woord namens zijn fractie. Parlementaire democratie=Het parlement staat boven de regering. Regering = kabinet = ministerraad=De ministers die de wetten bedenken, mede moeten goedkeuren en uitvoeren. Kabinetsformatie=De vorming van de regering. Informateur=Onderzoekt welke partijen samen een meerderheid in het parlement hebben en of deze partijen een coalitie willen vormen. Deze persoon wordt benoemt door de koningin die adviezen krijgt van fractievoorzitters. Coalitie=Samenwerking tussen partijen om een meerderheid te kunnen vormen. Formateur=Degene die probeert een kabinet met een regeerakkoord samen te stellen. Deze persoon wordt ook benoemt door de koningin. De formateur wordt later meestal minister-president of premier. Regeerakkoord=Afspraken op hoofdlijnen die een nieuwe regering maakt voor de komende vier jaar. Minister=Heeft de leiding over een departement of ministerie. Staatssecretaris=Een soort onderminister. Nederland is een monarchie: Het staatshoofd is door erfopvolging benoemd. Nederland is een: Constitutionele monarchie: De politieke macht van de vorst is vastgelegd in de grondwet. Monistische relatie: Een afzwakking van de controlerende taak door het parlement. Motie van wantrouwen: Uitspraak waarin de Kamer het beleid van een minister veroordeelt. Als gevolg van zo’n motie treedt de minister af. Maar als zijn partijgenoten in het kabinet of in de Kamer achter hun minister blijven staan, is er sprake van een kabinetscrisis. Kabinetscrisis=Het kabinet is haar parlementaire steun in de Tweede Kamer kwijtgeraakt. Meestal volgen hierna nieuwe verkiezingen en treedt er een nieuw kabinet aan. Medebewind=Lokale overheden voeren mede het landelijke beleid uit. Autonomie=Lokale overheden hebben lokale bevoegdheden. Actief kiesrecht=Het recht om te stemmen Passief kiesrecht=Mensen kunnen zich kandidaat stellen om gekozen te worden Politieke partij=Groep mensen die zich verenigen omdat ze dezelfde politieke ideeën hebben. Lijsttrekker=De eerste naam op de kandidatenlijst De kiesdeler= Het totale aantal uitgebrachte stemmen wordt gedeeld door 150 zetels.
Ingezonden op 11-11-2015 - 558x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!