Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
bovenbouw Van alles en nog meer
› 5 Spaans Alle woordjes 5 en 6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
bovenbouw Van alles en nog meer
5 Spaans Alle woordjes 5 en 6
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
el grupo = de groep los jóvenes = de jongelui el chico = de jongen os = jullie {lv} presentar = voorstellen mi = mijn el amigo = de vriend escribir = schrijven el artículo = het artikel para = voor el periódico; el diario = de krant local = lokaal; plaatselijk el periodista = de journalist iqué = hoe ...!; wat ...! {+bvnw!} creer que = denken; veronderstellen dat la profesión = het beroep divertido; divertida = leuk; grappig libre = vrij siempre = altijd durante = gedurende hago = ik doe hacer = doen otro; otra= ander la cosa = de zaak; het ding ideal = ideaal esta = deze la tienda = de winkel vende = zij verkoopt; hij verkoopt vender = verkopen la ropa = de kleren; de kleding el material = het materiaal deportivo; deportiva = sport-; vrijetijds- ahora = nu vivo = ik woon vivir = wonen; leven porque = omdat compartir = delen el piso = de flat; het appartement el compañero; la compeñera = de collega comprender = begrijpen; verstaan el kilómetro = de kilometer este = deze; dit todo; toda = heel; hele la vida = het leven el fotógrafo = de fotograaf sacar fotos = foto's maken la foto = de foto la revista = het tijdschrift la clase = de les contento; contenta = tevreden practicar = oefenen mucho {bijw} = veel; hard aprender = leren rápido = snel ya = reeds; al leer = lezen la novela = de roman el e-mail = de e-mail ¿Cómo va eso? = Hoe gaat het ermee? ¡Qué interesante! = Hoe interessant!; Wat is dat interessant! por la noche = 's avonds; 's nachts por la mañana = 's ochtends por la tarde = 's middags Es una lástima. = Het is jammer. vivir/estar a gusto; vivir a gusto; estar a gusto = het naar zijn zin hebben un amigo de toda la vida = een oude vriend; een vriend door dik en dun estar contento = tevreden zijn Soy estudiante. = Ik ben student. Tengo clases por la mañana. = 's Morgens heb ik les. Estos son mis amigos. = Dit zijn mijn vrienden. Esta es Carmen. = Dit is Carmen. Estas chicas son mis compañeras. = Deze meisjes zijn mijn collega's. Te presento a mi compañero. = Ik stel je voor aan mijn collega. el profesor = de leraar la profesora = de lerares el empleado = de kantoorbeambte el enfermero = de verpleger la enfermera = de verpleegster el técnico = de technicus el/la telefonista; la telefonista; el telefonista = de telefonist(e); de telefonist; de telefoniste el/la policía; el policía; la policía = de politieagent; de agent cuándo = wanneer el tren = de trein para = naar belga = Belgisch ahora mismo = nu meteen la estación = het station llevar = dragen el equipaje = de bagage sólo = alleen; slechts la mochilla = de rugzak va = hij gaat ir = gaan la taquilla = het loket el empleado = de beambte salir = vertrekken próximo; proxima = volgende el cuarto = het kwartier llegar a = aankomen te medio; media = half cuánto = hoeveel valer = waard zijn; kosten el billete = het kaartje la ida = de heenreis la vuelta = de terugreis el euro = de euro el viaje = de reis pregunta al empleado = hij vraagt aan de beambte a las tres menos cuarto = om kwart voor drie ¿a qué hora? = hoe laat? a las tres y media = om half vier un billete de ida = een enkele reis; een enkeltje un billete de ida y vuelta = een retour; een retourtje son cuatro euros = het is vier euro ¿cuánto dice? = hoeveel zegt u? ¡buen viaje! = goede reis! a usted = u ook bedankt uno = een dos = twee tres = drie cuatro = vier cinco = vijf seis = zes siete = zeven ocho = acht nueve = negen diez = tien once = elf doce = twaalf trece = dertien catorce = veertien quince = vijftien a la una = om één uur a la una y media = om half twee a las dos en punto = om twee uur precies a las once de la mañana = om elf uur 's ochtends a las cinco de la tarde = om vijf uur 's middags a las cuatro de la madrugada = om vier uur 's morgens ¿A qué hora sale el autobús? = Hoe laat vertrekt de bus? ¿De qué andén sale el tren? = Van welk perron vertrekt de trein? Un billete de primera clase, por favor. = Een kaartje eerste klas, a.u.b. ¿Cómo vas a Mallorca? = Hoe ga je naar Mallorca. ¿En avión o en barco? = Met het vliegtuig of de boot? vivir = wonen
Ingezonden op 24-11-2015 - 1084x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!