Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Maarten's lijstjes
› 2 EXAMENS DUITS
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Maarten's lijstjes
2 EXAMENS DUITS
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
der Name (n) = de naam der Freund (e) = de vriend die Freundin (nen) = de vriendin der Tag (e) = de dag der Morgen = de morgen der Abend = de avond das Jahr (e) = het jaar die Klasse (n)= de klas die Schule (n)= de school das Gymnasium = de a.s.o.-school der Lehrer (-) = de leraar die Lehrerin (nen) = de lerares der Schüler (-) = de leerling die Schülerin (nen)= de leerlinge der Herr (en) = de heer die Frau (en) = de vrouw das Hobby (s)= de hobby der Fußball = de voetbal das Kino (s) = de bioscoop die Disko = de discotheek das Radio = de radio die Musik = de muziek die Nummer (n) = het nummer der Platz (¨e) = de plaats der Urlaub = de vakantie die Familie = de familie der Vater = de vader die Mutter = de moeder die Eltern = de ouders das Kind (er) = het kind der Bruder (¨)= de broer die Schwester (n) = de zuster die Geschwister = de broers en/of zussen der Sohn (¨e)= de zoon die Tochter (¨)= de dochter der Großvater/ opa = de grootvader die Großmutter/ oma = de grootmoeder die Großeltern = de grootouders das Enkelkind (er) = het kleinkind der Onkel (-) = de oom die Tante (n) = de tante der Neffe (n) = de neef die Nichte (n) = de nicht der Vetter (-) = de neef die Kusine (-) = de nicht der Schwager = de zwager/ schoonbroer die Schwägerin = de schoonzus Belgien = België Deutschland = Duitsland England = Engeland Frankreich = Frankrijk Spanien = Spanje Italien = Italië Holland/ die Niederlande = Nederland die Schweiz = Zwitserland Österreich = Oostenrijk heißen = heten wohnen = wonen kommen = komen gehen = gaan spielen = spelen Tennis spielen = tennissen hören = horen, luisteren schreiben = schrijven buchstabieren = spellen mieten = huren warten = wachten machen = doen, maken schwimmen = zwemmen es gibt = er is/ er zijn alt = oud jung = jong gut = goed schlecht = slecht schön = mooi hässlich = lelijk toll/ cool = leuk, tof, cool langweilig = saai, vervelend spitze/ super = prima, geweldig blöd/ doof = stom, idioot richtig = juist falsch = fout, verkeerd wer? = wie? wie? = hoe? wo? = waar? was? = wat? woher? = van waar? wohin? = naar waar? nur = slechts, alleen auch = ook gern(e) = graag heute = vandaag gestern = gisteren morgen = morgen aber = maar schon = al, reeds jetzt = nu bitte = alstublieft aus = uit Tschüs(s)! = Tot ziens! Auf Wiedersehen! = Tot ziens! Auf Wiederhören = Tot wederhoren! ins Kino (gehen) = naar de bioscoop (gaan) in die Disko (gehen) = naar de discotheek (gaan) Wie bitte? = Pardon? Viel Spaß! = Veel plezier das Hobby (s) = de hobby das Wochenende = het weekend die Freizeit = de vrije tijd der Junge (n) = de jongen das Mädchen (-) = het meisje der Spaß = het plezier die Clique (n) = de kliek die Fete (n) = het feestje, de fuif der Computer (-) = de computer der Sport = de sport Die Sportart (en) =de sporttak die Sporthalle (n) = de sportzaal das Training = de training die Mannschaft (en) = de ploeg, het team das Match = de match, de wedstrijd das Turnier = het toernooi der Verein (e) = de vereniging, de club das Tor (e) = het doelpunt, de goal die Leichtathletik = de atletiek der Fußball = de / het voetbal der Torwart/ Torhüter = de doelman der Volleyball = de / het volleybal der Basketball = de / het basketbal die Uhr = het uur (tijdstip) die Stunde (n) = het (les)uur (tijdsduur) die Minute (n) = de minuut die Woche (n) = de week der Sonntag = zondag der Montag = maandag der Dienstag = dinsdag der Mittwoch = woensdag der Donnerstag = donderdag der Freitag = vrijdag der Samstag = zaterdag das Musikinstrument (e) = het muziekinstrument die Gitarre = de gitaar die Geige = de viool die Blockflöte = de blokfluit die Querflöte =de dwarsfluit die Trompete =de trompet die Klarinette =de klarinet die Oboe =de hobo das Klavier =de piano das Schlagzeug =de drums das Saxofon =de saxofoon der Monat (e) =de maand die Jahreszeit (en) =het jaargetijde, het seizoen der Frühling =de lente der Sommer =de zomer der Herbst =de herfst der Winter =de winter machen =doen/ maken (aus)schlafen =(uit)slapen lesen =lezen (Sport) treiben =beoefenen trainieren =trainen üben =oefenen finden =vinden reiten =paardrijden fahren =rijden (fiets/ auto) Rad fahren =fietsen Ski fahren =skiën laufen =lopen Schlittschuh laufen =schaatsen rudern =roeien segeln =zeilen surfen =surfen treffen =treffen, ontmoeten zeichnen =tekenen malen =schilderen kochen =koken essen =eten basteln =knutselen sammmeln = verzamelen
Ingezonden op 08-12-2015 - 920x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!