Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Basiswoordenlijst Frans
› 1 Woordjes boek zonder dubbele woorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Basiswoordenlijst Frans
, deel 1
1 Woordjes boek zonder dubbele woorden
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
la poussière = het stof puisque = aangezien la fusée = de raket latéral = aan de zijkant reléguer = verbannen la télécommande = de afstandsbediening en dessous de = onder la dèche = de geldnood l’éolienne = de windmoelen épater = verbluffen l’enceinte = de (luidspreker)box l’écartement = de tussenuren insérer = invoegen; erin doen la précaution = de voorzorg écraser = verpletteren la perturbation = de verstoring relier = verbinden la destinée = het lot d’ailleurs = trouwens la pile = de batterij la prise de courant = het stopcontact toucher = ontvangen la galère = de beproeving afin de = om te; opdat l’arme = het wapen la défiance = de argwaan; de achterdocht enregistrer = opnemen raccorder = verbinden l’épanouissement = de ontplooiing numérique = digitaal saccager = vernielen le gamin = de kwajongen lors de = tijdens se poursuivre = doorgaan intervenir = ingrijpen; zich (ermee) bemoeien hormis = behalve, uitgezonderd les forces de l’ordre = de politie justifier = rechtvaardigen laïque = openbaar dissuasif = afschrikkend anodin = onschuldig être censé = geacht worden l’émetteur = de zender mutuel = wederzijds la dégradation = de beschadiging éloquent = veelzeggend exaucer = inwilligen dès que = zodra se vanter de = zich beroemen op le cas échéant = als het geval zich voordoet le stationnement = het parkeren le montant = het bedrag ralentir = snelheid minderen usé = versleten visible = zichtbaar le dépliant = de folder le code de la route = de verkeersregels soutenir = (onder) steunen la trottinette = de step éditer = uitgeven maîtriser = beheersen emprunter = nemen la chaussée = de rijweg au-dessus de = boven raser = vlak langs lopen/rijden civil = burgerlijk dû à = te wijten aan la prévention routière = de bevordering van de verkeersveiligheid le don = de gift freiner = remmen efficacement = doeltreffend la roue = het wiel acquérir = verkrijgen; je eigen maken adopter = aannemen le piéton = de voetganger le kiné = de fysiotherapeut l’usage = het gebruik se manifester = zich openbaren la cuisse = het dijbaan délivrer = (af)geven la disparition = de verdwijning guetter = op de loer liggen les urgences = de eerste hulp le déplacement = de verplaatsing l’affection = de aandoening; de kwaal le pouce = de duim l’inflammation = de ontsteking provoquer = veroorzaken rude = ruw, hard l’épreuve = de beproeving faire son apparition = verschijnen le coude = de elleboog voire = ja zelfs le nerf = de zenuw la recommandation = de aanbeveling prévenir = voorkomen lier = verbinden à défaut = bij gebrek la peau = de huid auparavant = daarvoor débarrasser de = ontdoen van la charcuterie = de vleeswaren percer = doorbreken indécent = onfatsoenlijk la grande surface = de (grote ) supermarkt de toute façon = in elk geval décliner = afwijzen la confiserie = het snoepgoed l’échec = de mislukking le maillot de bain = het badpak l’apparition = het verschijnen en tête = aan kop aan de leiding vider = leegmaken mincir = slank worden nutritionnel = voedings- la satiété = de verzadiging le fromage blanc = de kwark l’additif = de toevoeging l’épaississant = het verdikkingsmiddel le panier = de mand improbable = onwaarschijnlijk faire attention à = letten … op la méfiance = het wantrouwen sembler = lijken ajouter = toevoegen augmenter = toenemen la source = de bron majeur = grootst la bagnole = de auto les transports en commun = het openbaar vervoer éloigné = verwijderd mortel = dodelijk le ralentisseur = de verkeersdrempel déplorer = betreuren lointain = ver verwijderd; afgelegen condamner = veroordelen courant = gangbaar, gewoon la municipalité = de gemeenteraad l’usager = de gebruiker pliable = opvouwbaar vouer = wijden l’embouteillage = de file contraindre = dwingen s’efforcer = zich inspannen, zijn best doen revenir à = neerkomen op équiper= uitrusten entendre = van plan zijn; bedoelen négligeable = onbelangrijk; verwaarloosbaar la contraire = de verplichting le mode de vie = de manier van leven inenvisageable = ondenkbaar acharné = hardnekkig, fel à part = behalve grossier = grof, lomp trahir = bedriegen le polar = de detective le décalage horaire = het tijdsverschil la racine = de wortel remarquable = opmerkelijk puiser = putten la flèche = de pijl s’imposer = erkend worden la bienveillance = de welwillendheid la connivence = de (goede) verstandhouding au détriment de = ten nadele van, ten koste van la plume = de veer ressentir = voelen le dieu = de god en effet = inderdaad la vengeance = de wraak l’esbroufe = de kouwe drukte, de branie le chercheur = de onderzoeker il y a = geleden à présent = tegenwoordig or = welnu, maar prétendre = beweren la sveltesse = de slanke lijn; slankheid net = duidelijk affecter = treffen élevé = hoog combattre = bestrijden évident = vanzelfsprekend s’avérer = blijken te zijn dévoiler = onthullen concilier = verenigen effrayant = verschrikkelijk, afschrikwekkend la modération = de matiging dans la mesure où = voor zover le sacrifice = de opoffering le bienfait = de weldaad atteindre = bereiken révéler = openbaren souhaitable = wenselijk mettre en évidence = doen uitkomen entretenir = onderhouden la crise cardiaque = de hartaanval déduire = afleiden épargner = sparen; ontzien rassurant = geruststellend récupérer = ontvangen; terugkijken à durée (in)déterminée = voor (on)bepaalde tijd ample = ruim le décrochage = het afhaken bosser = werken la potion magique = de toverdrank le somnifère = het slaapmiddel (il)licite = (niet) toegestaan l’oral = de mondelinge toets relayer = overnemen débarquer = (onverwacht) langskomen caser = een plek vinden décharger = ontlasten piocher = rondsnuffelen censé = geacht anéantir = vernietigen revendicatif = eisen stellend la béquille = de kruk s’appuyer = steunen rémunérer = betalen, belonen le comprimé = het tabletje modérer = matigen agir = handelen à plein temps = voltijd la compétence = de bekwaamheid; de deskundigheid l’ère = het tijdperk soulever = doen opwaaien avoir droit de cité = geaccepteerd zijn tardif = laat la vertu = de goede eigenschap issu de = voortgekomen uit l’interrogation = het vraagteken extraire = eruit halen fier = trots brutal = ruw performant = goede presentaties leverend l’avènement = de opkomst autant = evenveel bénéficier = profiteren faire défaut = ontbreken la minorité = de minderheid croissant = toenemend devoir à = te danken hebben aan parcourir = doorlopen opter pour = de voorkeur geven aan l’outil = het gereedschap, het werktuig incontournable = onvermijdelijk augmenter = groeien, toenemen le serment = de eed fâcheux = vervelend; betreurenswaardig le compatriote = de landgenoot la majorité = de meerderheid se prévaloir de = zich beroepen op l’accroissement = de groei la revendication = het opeisen instaurer = oprichten étirer = uitrekken le décret = het besluit tout à coup = plotseling le moule = de mal la trahison = het verraad solennel = plechtig regretter = betreuren l’orthographe = de spelling supprimer = afschaffen l’auditoire = het publiek l’héritage = het erfgoed, de erfenis la montée = de opkomst désormais = voortaan le patrimoine = het erfgoed le bricolage = het knutselen se tourner vers = zich wenden tot le dirigeant = de leider en tant que = als bien entendu = natuurlijk s’opposer = zich verzetten feindre = doen alsof les propos = de woorden, de tekst attacher = hechten la cour = het hof équivalent = gelijkwaardig pousser un cri = een kreet slaken envier = benijden débattre = discussiëren over la paix = de vrede digne = waard l’espérance = de hoop partager = delen reculer = achteruit gaan le tournant = het keerpunt généreux = gul appartenir = toebehoren la distinction = het onderscheid néfaste = schadelijk répandre = verspreiden capital = heel belangrijk les griefs = de bezwaren au détriment de = ten koste van l’envahisseur = de indringer pacifique = vredelievend le chantier = de werf; het bouwterrein dévaster = verwoesten dérisoire = belachelijk; onbeduidend ramer = roeien l’ouvrage = het werk grignoter = langzaam opeten insensé = waanzinnig puiser quelque chose = iets halen uit la ressource = het (hulp)middel l’indulgence = het begrip se borner à = zich beperken tot la vulnérabilité = de kwetsbaarheid le filet = het net l’angle = de (invals)hoek ne … plus seulement = niet alleen maar le sentier = het pad le cauchemar = de nachtmerrie percevoir = waarnemen noble = edel rougir = blozen s’imposer = zich opleggen refléter = weerspiegelen parer = versieren, verfraaien devancer = voor zijn à la portée de = binnen bereik élever = opvoeden conduire à = leiden tot privilégier = bevoorrechten le cou = de nek, de hals laid = lelijk réclamer = eisen dénoncer = aan de kaak stellen exécuter = uitvoeren le préjugé = het vooroordeel l’être = het wezen toutefois = toch, echter l’haleine = de adem apparaître = verschijnen sourd = doof faire semblant de = doen alsof
Ingezonden op 04-01-2016 - 558x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
05-01-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!