Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

MeMo

2 Samenvatting paragraaf 1 hoofdstuk 2

Jaar 2 (havo/vwo)

Paragraaf 1
Absoluut vorst = koning heeft alleen de macht en beslist alles zelf.
Lodewijk XIV was ook een absoluut vorst hij bepaalde alles zelf. Dit betekend dat hij wel dingen besprak maar zelf besliste de bevolking had dus weinig invloed
• Standen samenleving was verdeeld in 3 standen
1. Geestelijken: zij deden bidden voor de veiligheid van iedereen
2. Adel: zij deden vechten (strijden voor de veiligheid van iedereen
3. Burgers en boeren: de rest van de bevolking toplaag bestond uit bourgeoisie of rijke bergerij zoals kooplieden rechters en bankieren. 85% bestond uit arme loonarbeiders en boeren. (Bourgeoisie = rijke burgers met veel bezit)

De 1ste en 2de stand hadden voorrechten:
Die voorrechten noem je privileges. Die voorrecht hadden zij alleen. De 3de stand had dat niet. Voorbeeld van privileges : de 1ste en 2de stand hoefde geen belasting te betalen de 3de stand moest wel belasting betalen.
De 1ste en de 2de stand kregen belangrijke banen in het bestuur.
Lodewijk XVI kreeg een grote geldnood door het dure hofleven en kostbare oorlogen.
Er waren veel problemen. om de problemen op te lossen riep Lodewijk XVI in 1789 de
vertegenwoordigers van de 3 standen bij elkaar. Hij wilde hun toestemming voor een belasting verhoging. De bijeenkomst werd het begin van een grote verandering.

Ingezonden op 23-01-2016 - 1003x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Andere samenvattingen van paragraaf 2-3-4-6-7 zijn er ook LET OP!!! 5 is er NIET!
Zijn ze er niet dan komen ze snel!
Veel suc6 met leren!
Fouten of verbeter punten laat het weten!
Kopieer in word! en sla hem op!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

MeMo

2 Samenvatting paragraaf 1 hoofdstuk 2