Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Diverse vakken voor makkelijk leren
› 3 Gewoon Duitse woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Diverse vakken voor makkelijk leren
, deel 2
3 Gewoon Duitse woordjes
Jaar 3 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Auswirkung = het effect brauchen = nodig hebben dennoch = toch entfalten = ontplooien erstaunlich = verbazingwekkend die Erziehung = de opvoeding gezielt = gericht die Herausforderung = de uitdaging leider = helaas der Mangel = het tekort überholt = achterhaald der Unterschied = het verschil das Verhalten = het gedrag vernachlässigen = verwaarlozen zerstören = verwoesten die Absicht = de bedoeling belegen = bewijzen denn = want ersetzen = vervangen nicht nur ... sondern auch = niet alleen ... maar ook folglich = dus herkömmlich = traditioneel in Frage stellen = ter discussie stellen stimmen = kloppen trotz = ondanks der Bereich = het gebied bevorzugen = de voorkeur geven aan bislang = tot nu toe die Daten = de gegevens sich eignen = geschikt zijn kämpfen = vechten künftig = in de toekomst mittlerweile = intussen öffentlich = in het openbaar das Phänomen = het verschijnsel rasant = heel snel das Versprechen = de belofte verwenden = gebruiken wachsen = groeien das Ziel = het doel außerdem = bovendien erleichtern = vergemakkelijken fast = bijna die Folge = het gevolg hervorgehen aus = blijken uit kaum = nauwelijks die Maßnahme = de maatregel ohnehin = toch al trotzdem = desondanks die Zeile = de regel ausschalten = uitzetten bezeignen als = aanduiden als entfernt = vandaan das Ereignis = de gebeurtenis erledigen = afhandelen der Felsen = de rots das Gemälde = het schilderij geschickt = handig lediglich = alleen maar malen = schilderen die Quelle = de bron sofort = meteen die Taste = de toets verbringen = doorbrengen die Voraussetzung = de voorwaarde allerdings = echter angeblich = zogenaamd die Art = de soort sich beschweren = klagen daraufhin = vervolgens einfach = gewoon häufig = vaak gar = helemaal schließlich = tenslotte das Verhältnis = de verhouding aufgerend = opwindend sich entscheiden = beslissen das Ergebnis = het resultaat erzeugen = opwekken die Forschung = het onderzoek die Heimat = de geboortestreek die Menge = de grote hoeveelheid nutzen = gebruiken der Schritt = de stap schützen = beschermen sparen = bezuinigen tauschen = ruilen unbedingt = beslist der Veranstalter = de organisator die Warnung = de waarschuwing ablehnen = afwijzen beobachten = waarnemen die Beziehung = de relatie die Ehe = het huwelijk erfolgreich = succesvol geeignet = geschikt der Gegenstand = het voorwerp die Gesellschaft = de maatschappij die Grundlage = de basis körperlich = lichamelijk die Lage = de situatie die Lüge = de leugen die Siedlung = de wijk die Sucht = de verslaving das Viertel = het kwart die Bedinung = de voorwaarde sich benehmen = zich gedragen dämlich = stom herrisch = bazig das Jahrzehnt = het decennium je = ooit der Krieg = de oorlog kuschelig = behaaglijk nerven = irriteren spießig = burgerlijk stattfinden = plaatsvinden die Tasse = het kopje das Verhältnis = de relatie sich verstehen = het met elkaar kunnen vinden die Zahl = het aantal also = dus die Aussage = de uitspraak bisher = tot nu toe die Ergänzung = de aanvulling erzählen = vertellen hinnehmen = accepteren schildern = beschrijven schließen aus = concluderen uit verständlich = begrijpelijk zeigen = laten zien ausstatten = inrichten die Auswahl = de keuze einladen = uitnodigen hegen = koesteren die Insel = het eiland klappen = lukken die Landwirtin = de boerin die Praxis = de praktijk die Sprache = de taal sich steigern = toenemen sich verabreden = afspreken der Verlust = het verlies die Wüste = de woestijn die Ziege = de geit züchten = fokken die Ausbildung = de opleiding sich bewerben um = solliciteren naar der Bundestag = het Duitse parlement bundesweit = in heel Duitsland die Ernährung = de voeding erschöpft = uitgeput genügend = voldoende irgendwie = op de een of andere manier passieren = gebeuren ständig = voortdurend stolz = trots vergeblich = tevergeefs völlig = helemaal der Weitblick = de visie die Wirtschaft = de economie das Alter = de leeftijd der Befund = de bevindingen die Entfernung = de afstand die Erkenntnis = het inzicht erlauben = toestaan grundsätzlich = fundamenteel harmlos = ongevaarlijk klar = duidelijk langfristig = op de lange termijn die Mahnung = de waarschuwing der Proband = de proefpersoon unterlassen = nalaten die Veröffentlichung = de publicatie versuchen = proberen wirr = verward die Aufmerksamkeit = de aandacht die Begründung = de motivering erst = pas kürzlich = pas geleden statt = in plaats van die Verallgemeinerung = de generalisatie der Verfasser = de auteur wenn = als die Widerlegung = de weerlegging der Widerspruch = de tegenstelling die Anforderung = de eis die Aufgabe = de taak aussetzen an = aanmerken op bremsen = remmen das heißt = dat wil zeggen die Leidenschaft = de passie sich leisten = zich veroorloven die Miete = de huur reichen = voldoende zijn stürzen = vallen sich umsehen = rondkijken die Verletzung = de blessure der Wald = het bos zahlen = betalen die Zusammensetzung = de samenstelling anziehend = aantrekkelijk austauschen = uitwisselen einzeln = apart ernst = serieus die Geschwindigkeit = de snelheid herausfinden = ontdekken sich herausstellen = blijken hinterher = achteraf im Schnitt = gemiddeld die Schicht = de ploeg die Silbe = de lettergreep zuhören = luisteren naar zunächst = allereerst zusätzlich = extra Anspruch haben auf = recht hebben op berufstätig = werkzaam die Bildung = de vorming der Ehrgeiz = de ambitie sich entfalten = zich ontplooien sich erkundigen nach = informeren naar der Feierabend = het einde van de werkdag fördern = stimuleren die Fürsorge = de zorg sich hineinversetzen in = zich verplaatsen in gewiss = zeker sonst = verder die Umwelt =het milieu das Verständnis = het begrip werben = reclame maken achten auf = letten op änhlich sehen = lijken op benutzen = gebruiken bestimmen = bepalen betrachten = bekijken einstufen = indelen ermitteln = vaststellen innerhalb =binnen mischen = mengen die Studie = het onderzoek der Alltag = het dagelijkse leven die Ausrede = de smoes beliebt = populair brutal = grof die Drohung = de dreiging entsprechend = overeenkomstig fehlen = ontbreken der Herd = het fornuis irgendwann = ooit klingeln = aanbellen das Märchen = het sprookje tatsächlich = inderdaad der Vermieter = de verhuurder ziehen = trekken der Zweck = het doel der Absatz = de alinea in Bezug auf = met betrekking tot der Grund = de reden die Lücke = de open plek schaffen = redden schlimm = erg die Schlussfolgerung = de conclusie übereinstimmen mit = overeenkomen met während = terwijl zudem = bovendien das Abitur = het eindexamen vwo auswendig = uit het hoofd beraten = adviseren die Beschäftigung = de bezigheid die Fähigkeit = de vaardigheid impfen = inenten neidisch = jaloers scheitern = mislukken der Stellvertreter = de plaatsvervanger die Stufe = het niveau der Termin = de afspraak die Verschwendung = de verspilling verzörgen = vertragen die Wahl = de keuze das Zeugnis = het rapport die Bestätigung = de bevestiging durchaus = helemaal entgegen = tegen ... in erörten = bespreken enthalten = ontvangen der Gegenstatz = de tegenstelling sogar = zelfs die überschrift = de tussenkop zuletzt = in de laatste plaats zuvor = van te voren das Bedürfnis = de behoefte sich bemühen = zijn best doen ertappen = betrappen sich fürchten vor = bang zijn voor das Gesetz = de wet das Gleichgewicht = het evenwicht; de balans der Kunde = de klant lässig = nonchalant die Lautstärke = het volume spüren = voelen überflüssig = overbodig die Umfrage = de enquête die Verfassung = de grondwet die Versuchung = de verleiding verzichten auf = afzien angesichts = met het oog op behaupten = beweren die Entschuldigung = het excuus erklären = uitleggen fehlerfrei = foutloos gemäß = overeenkomstig hingegen = daarentegen notwenig = noodzakelijk unverschämt = brutaal ; onbeschoft der Versuch = de poging
Ingezonden op 02-02-2016 - 1704x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!