Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Sorghvliet Frans // Klas 3 en 4
› 4 Woordenlijst P4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Sorghvliet Frans // Klas 3 en 4
4 Woordenlijst P4
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
les courses = de boodschappen du beurre = boter de l'huile = olie des yaourts = yoghurtjes du lait = melk du pain = brood des pâtes = de pasta du fromage = kaas du riz = rijst des pommes = appels des poires = peren du raisin = druiven des pommes de terre = aardappelen des oignes = uien des carottes = wortels des biscuits = koekjes du soda = prikwater de la confiture = jam des œufs = eieren des lentilles = linzen de la viande = vlees des céréales = granen des chips = chips du chocolat = chocola du thon = tonijn des haricots = boontjes la lettre = de brief le sachet de thé = het theezakje quotidien = dagelijks la voiture = de auto du sucre = suiker un kilo = een kilo du sel = zout la santé = de gezondheid méchant = stout, ondeugend gentil = aardig hier = gisteren content = tevreden le message = het bericht obéissant = gehoorzaam le garage = de garage l'oncle = de oom l'adresse = het adres l'écrivain = de schrijver demander = vragen aller = gaan avoir = hebben battre = slaan boire = drinken conduire = leiden, sturen connaître = kennen courir = hollen couvrir = bedekken croire = geloven devoir = moeten dire = zeggen dormir = slapen écrire = schrijven des légumes = groenten au moins = tenminste une pincée de = een snufje ... une cuillère à café de = een theelepel ... une cuillère à soup de = de eetlepel une poignée de = een hand ... 100 grammes de = 100 gram ... un demi kilo de = een halve kilo ... trop de = te veel ... une gousse d'ail = een teentje knoflook un pot de = een bekertje ... une boîte de = een bakje ... de la salade = salade des champignons = paddenstoelen à quoi bon (ww) = wat heeft het voor zin om te (ww) chanter = zingen la chanson = het liedje demain = morgen penser = denken quoi de neuf? = wat is er voor nieuws? quelle (sorte de) ... est ce? = wat voor (soort) ... is dat la fleur = de bloem le château = het kasteel faire = maken, doen falloir = nodig zijn tout le monde = iedereen le monde entier = de hele wereld le poivre = de peper le village = het dorp la ville = de stad un élève = een leerling le/la prof = de leraar/lerares la tour = de toren le tour = de ronde (van Frankrijk, bij sport) la chaise = de stoel d'abord = eerst puis = vervolgens enfin = tenslotte car = want parce que = omdat pourquoi = waarom comme = omdat (begin van de zin) grâce à = dankzij à cause de = omdat, vanwege (reden, oorzaak) donc = dus alors = dus pour = voor, om par contre = daarentegen laisser cuire = laten koken le récit oral = de spreekbeurt le régine = het dieet il est tout grand = hij is heel groot de toute façon = in ieder geval quelqu'un = iemand quelque chose = iets la même chose = hetzelfde même la tour = zelfs de toren il est quelque part = hij is ergens il est autre part = hij is ergens anders il n'est nulle part = hij is nergens d'autres livres = andere boeken les autres livres = de andere boeken des poireaux = preien ne (ww) pas = niet ne (ww) plus = niet meer ne (ww) pas plus que = niet meer dan ne (ww) pas non plus = ook niet ne (ww) point = helemaal niet ne (ww) pas encore = nog niet ne (ww) jamais = nooit jamais = nooit ne (ww) ni... ni... = noch... noch... ne (ww) aucune ... = geen enkele ne (ww) que... = slechts si! = jawel! déjà = al personne = niemand ne (ww) rien = niets rien = iets souvent = vaak toujours = altijd hoe gaat het? = comment ça va? hoe gaat het met ... ? = comment va ... ? est-ce que = vraagwoord aan begin van de zin envoyer = sturen, zenden être = zijn falloir = nodig zijn, moeten, nodig hebben (alleen 3e ev vorm) lire = lezen mettre = zetten, leggen partir = gaan pouvoir = kunnen, mogen prendre = nemen
Ingezonden op 03-03-2016 - 543x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
19-04-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!