Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Exam Idioms 5/6 TTO
› 23 Relations and identity
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Exam Idioms 5/6 TTO
, deel 1
23 Relations and identity
Jaar 6 (tto-vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
in-laws = schoonfamilie to approximate = benaderen to get along with = overweg kunnen, opschieten spitting image = sprekend, als twee druppels water to relate to = (kunnen opschieten met), een goede relatie opbouwen regarding = betreffende, met betrekking tot brother-in-arms = wapenbroeder to flock together = samenkomen, zich verzamelen resemblance = gelijkenis next of kin = naaste familie, naaste bloedverwanten semblance = schijn, zweem, greintje chemistry = chemie bond = band, binding identical twins = eeneiïge tweeling relative = familielid, bloedverwant rapport = verstandhouding, contact characteristic = karaktertrek, kenmerk modification = (lichte) wijziging to fit in = zich aanpassen familiar = vertrouwd, bekend lineage = afkomst, afstamming, komaf acquaintance = kennis vibes = gedachten, gevoelens siblings = broers en zussen to have an affair = een verhouding hebben reciprocal = wederzijds kinship = verwantschap to go steady = vaste verkering hebben relations = betrekkingen incompatible = onverenigbaar, niet bij elkaar passend be seeing = een vriend(in) hebben aberrant = abnormaal, afwijkend relationship = relatie affinity = sympathie, affiniteit tie = band, verbondenheid in relation to = met betrekking tot te deviate from = afwijken van to be involved with = een relatie hebben met, bevriend zijn met selfsame = precies dezelfde, identiek, juist die faithful = trouw, loyaal, betrouwbaar to mingle with = zich begeven, circuleren to associate with = omgaan met single-parent family = eenoudergezin folks = familie, gezin, ouders to run in the family = in de familie zitten domestic = huiselijk
Ingezonden op 03-03-2016 - 982x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
19-03-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!