Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

TrabiTour

14 h14+h15 woordenlijsten A+B -SGN-

Jaar 3 (Gymnasium)

14:
A:
aanvallen = angreifen
stoppen= anhalten
uitglijden= ausrutschen
schaatsen = eislaufen
in gevaar brengen = gefährden
vechten= kämpfen
klimmen = klettern
duwen= schieben
skiën= Ski fahren
snowboarden= snowboarden; Snowboard fahren
trekken= ziehen
hoofdzakelijk= hauptsächlich
achteraan= hinten
normaal gesproken= normalerweise
bovenaan= oben
blijkbaar= offenbar
verschrikkelijk= schrecklich
veilig= sicher
beneden= untern
vooraan= vorn; vorne
tamelijk jong; vrij jong= ziemlich jung
op eigen houtje= auf eigene Faust
buiten de skipistes= außerhalb der Skipisten
de berg af skiën = den Berg runterfahren
in het dal= im Tal
in de bergen= in den Bergen
een skicursus volgen= an einem Skikurs teilnehmen
op wintersport gaan= in den Winterurlaub fahren
met mijn broer= mit meinem Bruder
met mijn zus= mit meiner Schwester
Hij doet aan langlaufen. = Er macht Langlauf.
de afdaling= die Abfahrt
de aanval= der Angriff
de berg= der Berg
het resultaat; de uitslag= das Ergebnis
het gevaar= die Gefahr
de tegenstander= der Gegner
de reden= der Grund
de helling= der Hang
de conditie= die Kondition
de lawine= die Lawine
het lid (van een club)= das Mitglied
de natuur= die Natur
de schaats= der Schlittschuh
de kabelbaan= die Seilbahn
de stoeltjeslift= der Sessellift
de ski= der Ski
de skiër= der Skifahrer
de skipas= der Skipass
de skipiste= die Skipiste
B:
stromen (water) = fließen
vriezen= frieren
regenen= regnen
sneeuwen= schneien
zweven= schweben
waaien= wehen
langzamerhand= allmählich
absoluut; volstrekt= durchaus
vlak= flach
heet= heiß
helder= klar
's nachts= nachts
nat= nass
plotseling= plötzlich
droog= trocken
overmorgen= übermorgen
eergisteren= vorgestern
de hele dag= der ganzen Tag
kouder dan= kälter als
warmer dan= wärmer als
afgelopen nacht= letzte Nacht
mit tien graden= minus zehn Grad
De zon schijnt. = Die Sonne scheint.
Het bliksemt en dondert.= Es blitzt un donnert.
Het heeft hard geregend. = Es hat stark geregnet.
Ik heb het koud. = Ich friere.
de vlakte= die Ebene
het gebergte= das Gebirge
het onweer= das Gewitter
de top (van een berg)= der Gipfel
de heuvel= der Hügel
de hemel= der Himmel
de ramp= die Katastrophe
het klimaat= das Klima
de klimaatverandering= der Klimawandel
het landschap= die Landschaft
de lucht= die Luft
de maan= der Mond
de mist= der Nebel
de schaduw= der Schatten
de laag= die Schicht
de sneeuw= der Snee
de ster= der Stern
de strom= der Sturm
de temperatuur= die Temperatur
de golf= die Welle
het weer= das Wetter
de veersvoorspelling= die Wettervorhersage
de wind= der Wind
de wolk= die Wolke
15:
bekijken= sich anschauen
ophouden; stoppen= aufhören
optreden= auftreten
begeleiden = begleiten
voorstellen; uitbeelden = darstellen
het eens zijn met = einverstanden sein mit
repeteren= proben
beloven= versprechen
een film bekijken= sich einen Film anschauen
aantrekkelijk= attraktiv
opvallend= auffällig
bovendien= außerdem
populair= beliebt
beslist; zeker= bestimmt
vooral= insbesondere; vor allem
op de een of andere manier= irgendwie
in elk geval= jedenfalls
nauwelijks= kaum
hoewel= obwohl
zelfs= sogar
uiterlijk; op z'n laatst = spätestens
inderdaad= tatsächlich
toevallig = zufällig
eerst; allereerst= zunächst
extra= zusätlich
tussendoor= zwischendurch
populairder dan = beliebter als
niet zo populair als= nicht so beliebt wie
geen idee= keine Ahnung
de bekendste band= die bekannteste Band
haar grootste idool = ihr größtes Idol
Hij is gewoon mijn idool. = Er ist einfach mein Idol.
De film gaat over...= Der Film handelt von...
bij de première= bei der Premiere
de acteur= der Schauspieler
de soort= die Art
het optreden= der Auftritt
de indruk= der Eindruck
het detail= die Einzelheit
de filmster= der Filmstar
de klank= der Klang
de favoriete film= der Lieblingsfilm
de manager= der Manager
de musicus= der Musiker
de repetitie= die Probe
de rol =die Rolle
de acteur; de toneelspeler= der Schauspieler
de scène= die Szene
de grap= der Witz
het toeval= der Zufall
B: 
ophouden; stoppen = aufhören
bewonderen= bewundern
aanbevelen; aanraden= empfehlen
overeenkomen met=entsprechen +3
veroorzaken; doen ontstaan= erzeugen
durven= wagen; sich trauen
tellen= zählen
aarzelen= zögern
luisteren= zuhören
zogenaamd; zoals hij/zij beweert= angeblich
enthousiast= begeistert
destijds; toen= damals
doch= dennoch
daarom= deswegen
soms; misschien= etwa
in dit geval= in diesem Fall
tegenwoordig= heutzutage
op één of ander moment= irgendwann
jaarlijks= (all)jährlich
ooit= je; jemals
cultureel= kulturell
in de toekomst; toekomstig= künftig
artistiek; kunstzinnig= künsterlisch
inmiddels= mittlerweile
op de lange termijn= langfristig
al lang= längst
nooit= niemals
dagelijks= täglich
desondanks= trotszdem
gebruikelijk= üblich
volslagen gek= völlig; total verrückt
beschikbaar; aanwezig= vorhanden
over ongeveer een week= in etwa einer Woche
wel(iswaar)= zwar
'We want more, we want more!'= 'Zugabe! Zugabe!'
klappen; applaudisseren= (Beifall) klatschen
het applaus= der Applaus; der Beifall
het enthousiasme= die Begeisterung
het koor= der Chor
de invloed= der Einfluss
de gebeurtenis= das Ereignis
de verwachting= die Erwartung
het hoogtepunt= der Höhepunkt
de jeugd= die Jugend
de jongeren= die Jugendlichen
de kunstenaar; de artiest= der Künstler
het orkest= das Orchester
het publiek= das Publikum
de wens= der Wunsch
de luisteraar= der Zuhörer

Ingezonden op 14-03-2016 - 811x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 26-04-2016.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

LET OP!: DIT IS HOOFDSTUK 14 EN 15!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

TrabiTour

14 h14+h15 woordenlijsten A+B -SGN-