Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
M&O TOETSWEEK PERIODE 3
› 26 Begrippen #2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
M&O TOETSWEEK PERIODE 3
26 Begrippen #2
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
constante machinekosten = afschrijving, interest variabele machinekosten = energiekosten voorcalculatie = raming maken van verwachte/begrote kosten nacalculatie = werkelijke kosten achteraf standaardkostprijs= kostprijs bevat alleen standaard/ toegestane kosten standaardkosten = moeten noodzakelijk (onder normale omstandigheden) gemaakt worden efficiencyresultaat = er is meer/minder van een productiemiddel gebruikt dan toegestaan standaardnormen variabele kosten = vastgesteld in voorcalculatie prijsresultaat = er is meer/minder voor een productiemiddel betaald dan toegestaan, heeft betrekking op gebruikte hoeveelheid sh ‹ wh = nadelig efficiencyresultaat sh › wh = voordelig efficiencyresultaat sp › wp = voordelig prijsresultaat sp ‹ wp = nadelig prijsresultaat budgetresultaat = toegestane kosten - werkelijke kosten budgetresultaat = toegestane kosten. hoeveel mag worden besteed aan bepaalde zaak budgetresultaat uitsplitsen = dit doe je om te zien of een positief resultaat niet een negatief resultaat compenseert bezettingsresultaat = in welke mate worden constante kosten gedekt overbezetting = winst, er is meer verkocht en geproduceerd dan normaal. bp › Np = overbezetting volledige bezetting = er is verkocht en geproduceerd volgens de normale bezetting onderbezetting = verlies, wegens onderbezetting is er minder geproduceerd en verkocht als normaal. niet alle kosten worden gedekt. bp ‹ Np = onderbezetting budgetresultaat = gesplitst in bezettingsresultaat, efficiency resultaat, prijsresultaat constante kosten = constante fabricagekosten en constante verkoopkosten fabricage kostprijs = toegestane fabricage kosten van één product fabricagekosten = alle producten nodig om een product te vervaardigen: grondstofkosten, kosten van lonen (die bij betrokken zijn), machine kosten, magazijnkosten commerciële kosten = fabricagekostprijs + toegestane verkoopkosten per product verkoopkosten = alle kosten die gemaakt worden om producten te verkopen: transportkosten, reclame kosten, kosten van de verkoopafdeling voorcalculatorische bedrijfsresultaat = schatting, voor de periode begint van wat je verwacht. (controle berekening: verwachte opbrengst - verwachte kosten)
Ingezonden op 23-03-2016 - 1831x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!