Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Conversation française
› 3 Conversation 3 leçon 22
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Conversation française
, deel 3
3 Conversation 3 leçon 22
Jaar 8 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
À Noël, nous allons à Paris. = Met kerst gaan we naar Parijs. Grand-mère est toujours assise près de la fenêtre. = Oma zit altijd bij het raam. Parfois, elle regarde par la fenêtre. = Soms kijkt zij uit het raam. Ils s’intéressent à cette affaire. = Ze hebben belangstelling voor deze zaak. En arrivant à l’aéroport, nous les avons tout de suite vus, malgré la foule. = Bij aankomst op de luchthaven hebben we ze ondanks de drukte meteen gezien. Va dans ta chambre! = Ga naar je kamer! Il est à l’hôpital depuis deux semaines. ; Il est à l’hôpital déjà deux semaines. = Hij ligt al twee weken in het ziekenhuis. {déjà wordt gebruikt als « al » veel nadruk krijgt} À un moment donné, elle en a eu assez. = Op een gegeven moment kreeg ze er genoeg van. Elle est bien dans sa peau. = Ze zit lekker in haar vel. D’après moi, le directeur est dans son bureau. ; Selon moi, le directeur est dans son bureau. = Volgens mij zit de directeur op zijn kamer. Ils n’arrêtent pas de faire des allers-retours. = Ze blijven maar heen en weer reizen. Dans ces circonstances, on ne travaille vraiment pas agréablement. = Onder deze omstandigheden wordt er echt niet prettig gewerkt. Va voir là-haut si tu peux trouver ton livre. ; Va voir en haut si tu peux trouver ton livre. = Ga maar boven kijken of je je boek kunt vinden. Il continue à prétendre qu’il a agi correctement, que cela ça nous plaise ou non. = Hij blijft beweren dat hij naar behoren heeft gehandeld, of we het nu leuk vinden of niet. «Viens à l’heure, ce soir, j’insiste », a dit le père à son fils. = “Kom op tijd vanavond, ik sta erop”, zei de vader tegen zijn zoon. {passé simple} Ils ont toujours beaucoup d’argent en poche ; Ils ont toujours beaucoup d’argent sur eux. = Ze lopen altijd met veel geld op zak ; Ze hebben altijd veel geld bij zich. Tu as de la petite monnaie sur toi? = Heb je kleingeld bij je? L’église est située près d’un beau parc. = De kerk ligt bij een mooi park. Ils habitent dans un petit village. = Ze wonen in een klein dorp. Nous allons souvent en Autriche. = We gaan vaak naar Oostenrijk. Tu as déjà été/es déjà allé à Vienne, ou tu vas seulement faire du ski? = Ben je weleens in Wenen geweest of ga je alleen skiën? J’adore flâner dans les rues et le long des canaux d’Amsterdam. = Flaneren door de straten en langs de grachten van Amsterdam vind ik erg leuk. Ce travail peut être fini en deux jours. ; Ce travail peut être terminé en deux jours. = Dit werk kan binnen twee dagen af zijn. Les enfants jouent moins souvent dehors qu’autrefois. = Kinderen spelen vaak minder buiten dan vroeger. Tu n’as jamais envie de changement? = Verlang je nooit naar verandering? De changement dans mon travail ou dans ma vie? = Verandering in mijn werk of in mijn leven? Il peut choisir entre deux solutions. = Hij mag tussen twee oplossingen kiezen.
Ingezonden op 08-04-2016 - 330x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Corrigé par Fatima Beddar et bien merci à Harm Jonker
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!