Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Latijn fortuna hoofdstuk 20 en 21 TWT

20 en 21 de werkwoorden die een participium en/of perfectum hebben werkwoord-betekenis

Jaar 3

iacio (iacere)=gooien
redeo (redire)=terugkeren
iubeo[i]+acc[/i] (iubere)=bevelen aan
intersum (interesse)=liggen tussen;zijn tussen;liggen/zijn tussen, aanwezig zijn bij
iungo (iungere)=verbinden
extinguo (extinguere)=(uit)blussen; (uit)doven, vernietigen
reperio (reperire)=vinden, te weten komen
contendo (contendere)=zich inspannen, zich haasten; snel gaan, strijden
vinco (vincere)=overwinnen; overtreffen
conspicio (conspicere)=zien; beschouwen
lego (legere)=verzamelen, uitkiezen, lezen
accedo (accedere)=naderen; erbij komen
aufero (auferre)=wegnemen
moneo=waarschuwen; aansporen
frango (frangere)=breken
prodo (prodere)=verraden, tonen; laten zien
depono (deponere)=neerleggen; neerzetten
afficio [i]+abl[/i] (afficere)=iemand (met) (iets) aandoen; iemand iets aandoen
defendo (defendere)=verdedigen; beschermen
depono (deponere)=neerzetten; neerleggen
refero (referre)=terugbrengen, berichten; rapporteren
pono (ponere)=plaatsen, neerleggen
eripio (eripere)=wegrukken; ontrukken
coniungo (coniungere)=verbinden
sterno (sternere)=neerwerpen; uitspreiden
aperio (aperire)=openen
demitto (demittere)=zakken
recipio (recipere)=terugkrijgen; terugnemen, ontvangen; overtreffen

Ingezonden op 20-04-2016 - 823x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Latijn fortuna hoofdstuk 20 en 21 TWT

20 en 21 de werkwoorden die een participium en/of perfectum hebben werkwoord-betekenis