Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Anatomie osteologie
› 1 osteologie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Anatomie osteologie
1 osteologie
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
het craniale deel van de pars lateralis is zwaar en steekt zijdeligs uit als een vleugel = alae sacralis craniomediaal uitstekend beenpunt op het proximale einde van de incisura trochlearis = processus coronoideus medialis craniolateraal uitstekend beenpunt op het proximale einde van de incisura trochlearis = processus coronoideus lateralis Bij vleeseters en varken: distale epifyse van de fibula, bij herkauwer: apart botje, bij paarden: ontbreekt het = malledus lateralis fibulae Het is een lateraal beenpunt die lanngs de talus in de richting van de malledus lateralis loopt. Het is een uitloper van de calcaneus = processus coracoideus calcanei craniale beenverdikking tussen beide condylen van de tibia op de proximale epifyse =tuberositas tibiae zeer opvallende epicondyl doxiaal op de mediale zijdelingse kam van de tibia = malledus medialis tibiae mediale enkel = malledus medialis tibiae zeer opvallende epicondyl abaxiaal op de laterale zijdelingse kam van de tibia = malledus lateralis tibiae laterale enkel = malledus lateralis tibiae het is opgebouwd uit twee zware kammen en een middengroeve die sagittaal gericht zijn en bekleed met kraakbeen. Het past in de cochlea tibiae = trochlea tali deze uitloper van de calcaneus steekt naar mediaal uit en articuleert met de talus dmv meerdere gewrichtsvlakken. Op de plantaire zijde is er een glijgroeve voor een buigpees = sustentacdum tali de laterale epicondyl van de crista transversa, ze wordt door de ulna gevormd = processus styloideus dnae het is het proximale eindpunt van de incisura trochlearis dat craniaalwaarts uitsteekt en in de fossa decrani van de humerus past = processus anconeus het is een zware kamvormige beenknobbel op de craniomediale zijde van de epifyse van de humerus = tuberculum minus uitpuilende beenknobbel lateraal van het caput radii = epicondylus lateralis radii duidelijke beenknobbel dorsomediaal op het caput radii = tuberositas radii de proximale epifuse van de middenhandsbeenderen = basis metacarpi de distale epifyse van een middenhandsbeens, het heeft een convex gewrichtsvlak = trochlea metacarpi dit zijn lange beenderen die op dwarse doorsnede een ovaal, dorsopalmair afgeplat profiel hebben = ossa metacarpalia middenhandsbeenderen = ossa metacarpalia de mediale epicondyl van de crista transversa. ze wordt door de radius gevormd = processus styloideus radii uitpuilende beenknobbel mediaal van het caput radii = epicondylus medialis radii dit is gelegen thv het distale derde teengewricht op de palmaire vlakte = os sesamoideum distale distame sesambeentjes, straalbeentje = os sesamoideum distale dit bestaat in regel uit één beenstuk dat verlengd is door een dorsoventraal afgeplatte kraakbeenplaat. Steekt uit naar caudaal tussen beide ribbenbogen. Klinisch belangrijk, palpatiepunt = processus xiphoideus xiphoid = processus xiphoideus zwaar kamvormig spinaal uitsteeksel die uitloopt op de ventraalgerichte caudale gewrichtsvlakken van de atlas = crista axis steekt op de rib en steekt dorsaalwaarts uit en draagt een gewrichtsvlak voor articulatie met het gewrichtskraakbeen op het dwarsuitsteeksel van het meest caudale deel van de twee opeenvolgende rugwerkvels = tuberculum costae ribknobbel = tiberculum costae opeenvolgende ribkraakbeenderen leggen zich in elkaars verlengde en zijn onderling met de laatste ware rib verbonden = arcus costalis ribbenboog = arcus costalis diepe gewrichtskammen op de craniale rand van de arcus dorsalis en de arcus ventralis waarin de achterhoofdsknobbels passen, ja-gewricht = foreae articulares cranialis zeer ruim spatium interacualia, normaal gezien is dit zeer nauw = spatium interarcuale lumbosacrale ze komen parig voor aan de voorzijde van de wervelboog en is bekleed met gewrichtskraakbeen = processus articularis cranialis gewrichtsuitsteeksel, kant van de kop = processus articularis cranialis gewrichtskommetje voor een rib op de overgang tussen wervellichaam en wervelboog, craniaal en caudaal = fovea costalis cranialis en caudalis het vormt het caudodorsale gedeelte van de schedel. Hij bestaat uit de ossa cranii en omsluit de cavum cranii = neurocranium hersenschedel = neurocranium het craniale deel van de pars lateralis is zwaar en steekt zijdelings uit als een vleugel = alae sacralis sacraalvleugels = alae sacralis dunne spiraalvormig opgekrulde beenlamellen = ethmoturbinalia zeefbeenschelpen = ethmoturbinalia rostrale bescherming van de schedelholte, dunne scheidingswand die tussen de schedelholten en de neusholte gelegen is en wordt doorzeefd door talrijke reukzenuwen = os ethmoidale zeefbeen = os ethmoidale het sluit caudomediaal aan op het gehemetebeen = os pterygoideum vleugelbeen = os ptyrygoideum nauwe ruimte tussen twee wervelbogen van opeenvolgende wervels, van dorsaal gezien = spatium interarcuale twee onpare beenderen die samen met het achterhoofdbeen de schedelbasis vormen = ossa sphenoidalia wiggebeenderen = ossa sphenoidalia het craniale deel van het sternum dat bestaat uit één sternebra, die craniaal verlengd is door een kraakbeenstuk. Het draagt de gewrichtskammen voor het eerste ribbenpaar = manubriumsterni het wordt omsloten door de wervelboog = foramen vertebrale wervelgat = foramen vertebrale de caudale en de craniale inkeping van twee opeenvolgende wervels vormen samen een ruime, zijdelingse gerichte opening = foramen intervertebrale tussenwervelgat = foramen intervertebrale cranioventrale want van het eerste wervellichaam van het sacrum, die iets kamvormig kan uitsteken. Het is één van de referentiepunten om de bekkeningang te meten = promontorium de distale rij beenderen van de carpaalbeenderen in de oorspronkelijke vorm heeft deze vier beentjes = metacarpale rij ze zijn parig. ze liggen thv het proximale eerste teengewricht, op de palmaire vlakte = ossa sesamoidea proximalia proximale sesambeentjes = ossa sesamoidea proximalia dit zijn kleine sesambeentjes aan de dorsale zijde van de tenen = ossa sesamoidea dorsalia de diafyse van de middenhandsbeenderen, dit is vrij lang = corpus metacarpi schacht = corpus metacarpi rechthoekige stapeling van korte beenderen die gerangschikt zijn in twee horizontale rijen = corpus handwortel = corpus lang stevig been met een brede proximale epifyse, een lange diafyse en een diep ingesneden distale epifyse = tibia scheenbeen = tibia een uitloper van de calcaneus, die naar proximaal uitsteekt = tuber calcanei zwaar beenuitsteeksel op de femus dat de laterale helft van de proximale epifyse inneemt = trochanter major minder duidelijke beenknobbel aan de mediale zijde van de schacht, hij ligt dichtbij de femurkop en hals = trochanter minar het vervolg van de darmbeenzuil, het bedekt de sacraalvleugel = ala assis ilii darmbeenvleugel = ala assis ilii dit start vanuit het acetabulum en wordt naar craniaal toe en stevig afgerond beenstuk = corpus assis ilii darmbeenzuil = corpus assis ilii grote opening in het ventrale deel van het bekken = foramen obturatum de craniale rand van de ramus cranialis = pecten ossis pubis boogvormige inkeping op de achterrand van de beiderzijdse zitbeenplaten = arcus ischiadicus knobbelige verdikking op het caudale einde van de zitbeenplaat = tuber ischiadicum zitbeenknobbel = tuber ischiadicum dit is een zeer opvallend beenuitsteeksel dat lateraal en dicht bij de trochanter major ligt. Dit is enkel aanwezig bij paard en neushoorn = trochanter tertius halfcilindrische structuren, voorzien van kraakbeen, aan de caudale zijde van de distale epifyse. Ze worden van elkaar gescheiden door de fossa intercondylaris = condylus lateralis/medialis het grootste sesambeen van het lichaam dat zich op het verloop van de eindpees van de strekspier van de knie bevindt = patella knieschijf = patella bandgroeven en zware beenverdikkingen op de abaxiale zijde van iedere condyl van de femur = epicondylus lateralis/medialis halfbolvormige structurr, gevormd door de proximale epifyse van de femur, die mediaal uitsteekt = caput ossis femoris femurkop = caput ossis femoris dit zijn bijna vlakke structuren die overtrokken zijn met kraakbeen aan de proximale epifyse van de tibia = condylus medialis/ lateralis tibiae bandgroeven en zware beenverdikkingen op de aboxiale zijde van iedere condyl = epicondylus medialis/lateralis de mediale zijde van de tibia = planum cutaneum tibiae distale epifyse bestaat uit twee diepe sagittale groeven die in het midden van elkaar gescheiden zijn door een kam en zijdelings begrensd zijn door kammen = cochlea tibiae proximale epifyse van de fibula = caput fibulae sinus frontalis en sinus maxillaris, onregelmatige lichtruimten komen voor in het os frontale = sinus paranasales neusbijholten = sinus paranasales zijdelings van de hersenschedel, erin is een zware kauwspier gelegen = fossa temporalis slaapgroeve = fossa temporalis dorsale wand van de hersenschedel, bestaat uit voorhoofdsbeen, wand en slaapbeen = calvaria schedeldak = calvaria knobbelige verdikking op het zijdelingse einde van het pecten = eminentia iliopubica dit help het acetabulum te vormen, het heeft naar een mediaal gerichte tak = corpus ossis pubis deel van het os temporale, omsluit het gehoororgaan, middenoor = bulla tympanica trommelholte = bulla tympanica het deelt de neusholte in een linker en rechterneusholte, rostrale deel is kraakbenig en het caudele gedeelte is beenderig = septum nasi neusseptum = septum nasi kant van het bekken van het sacrum, hierop zijn de vergroeiingsplaatsen van de wervellichamen te zien als dwarse lijnen = facies pelvina bekkenzijde = facies pelvina aaneenschakeling van wervels = vertebrae wervels = vertebrae onpare, na elkaar gelegen beenstukken waaruit het borstbeen is opgebouwd = sternebra beenstuk = sternebra dit is opgebouwd uit onpare, aan elkaar gelegen beenstukken of sternebrae = sternum borstbeen = sternum dit bestaat uit een uiteenlopend aantal sternebrae, dit aantal staat in relatie met het aantal ware ribben = corpus sterni het vormt veruit het grootste bot van de bovenschedel. In de ventrolaterale rand zijn de bovenkiezen ingeplant. Het loopt naar mediaan uit in het harde gehemelte = maxilla bovenkaaksbeen = maxilla de stevige bovenste kauwspier grijpt hierop aan = processus coronoideus dit is zeer ruim en breed en wordt begrensd door de laatste rugwervel, de laatste rib, de ribbenboog en het xiphoid = apertura thoracis caudalis achterste borstopening = apertura thoracis caudalis dit is begrensd door de eerst ribben, de eerste rugwervel en het manubrium sterni. Vrij kleine opening en opgevuld met los weefsel waardoor de luchtpijp, slokdarm, bloedvaten en zenuwen de borstholte bereiken = apertura thoracis cranialis borstingang, voorste borstopening = apertura thoracis cranialis het caudele deel wordt gevormd door het slaapbeen en draagt op zijn ventrale zijde een gewrichtsvlak voor articulatie met de mondibula. Naar het lateraal toe wordt de oogkas hierdoor geflankeerd. Ze steekt dus sterk zijdelings uit = arcus zygomaticus jukboog = arcus zygomaticus het zondert ribbenhoofd, ribknobbel en de rest van de rib van elkaar af = collum costae ribhals = collum costae het vormt samen met de scabula en de clavicula de schoudergordel = coracoid ravenbeksbeen = coracoid hierop zijn de tanden van de onderkaak ingeplant = corpus mandibulae ze vormen de basis van de rug of rugstreek. Kort wervellichaam, gewrichtsvlakken voor articulatie met de ribben = vertebrae thoracicae rugwervels = vertebrae thoracicae opening aan de basis van de halswervel thv de aanhechtingsplaats op de wervel. Het bevindt zich in de dwarsuitsteeksels, uitzondering C7 = foramen transversarium ze hebben een puntig uitlopend ribkraakbeen dat geen gewricht vormt met het sternum. Ze zijn beweeglijker dan de ware ribben = costae spuriae valse ribben, ademhalingsribben = costae spuriae grillige, bindweefselige syndesmatische verbinding tussen twee aanpalende platte beenderen. Ze ontstaan uit fontanellen die smaller worden = sutura beendernaad = sutura een aantal ruwe beenzones en botkammen voor spieraanhechting, ventraal van het tuberculum majus = tuberositas detoidea dieren die op de toppen van hun tenen lopen, de last van het gewricht komt terecht op een beperkt contactoppervlak met de grond = unguligraad teentopgangers = unguligraad stylopodium, bovenste deel van het voorste lidmaat. Het vormt de basis van de brachium opperarm. Het is een lang en stevig been dat tegen het ventrale deel van de thorax gelegen is en een caudoventrale lengteas heeft = humerus opperarmbeen = humerus distale uiteinde van de ulna = processus styloideus ulnae het is een zware kamvormige beenknobbel op de craniolaterale zijde van de epifyse van de humerus = tuberculum majus het is een deel van de schoudergordel, verbindt het borstbeen met de scapula = clavicula sleutelbeen = clavicula puntig uitsteeksel op het ventrale uiteinde van de spina scapulae = acromion proximale epifyse van de radius, ze is verbreed = caput radii het is een half-bolvormige beenuitsteeksel op de proximale epifyse van de humerus dat past in de cavitas glenoidalis van de scapula = caput humeri ondiepe gewrichtskam op de ventrale rand, waarin de kop van de humerus past = cavitas glenoidalis het wordt gevormd door de humerus = brachium opperarm = brachium diepe groeve die tuberculum majus en tuberculum minus van elkaar scheidt = sulcus intertubercularis beenknobbel waarop de buigers van de voet ontspringen = epicondylus medialis humeri buigknobbel = epicondylus medialis humeri dikke beenplaat op het einde vanhet os ischii = tabulum ossis ischii zitbeenplaat = tabulum ossis ischii het basale deel is een deel van de schedelbasis. Het vormt samen de schedelbasis met de wiggebeenderen = os occipitale achterhoofdsbeen = os occipitale het ribkraakbeen van het laatste ribbenpaar eindigt zonder vergroeiing met andere ribben in de spierwand van de buik = costae fluctuantes zwevende ribben = costae fluctuantes het is een zwaar uitsteeksel van de ulna dat ver proximaal voorbij het caput radii uitsteekt = olecranon het kraakbenig deel van de rib dat vergroeid is met het os costale zonder gewrichtsvorming. Ribkraakbeenderen buigen duidelijk af naar craniaal = cartilago costalis ribkraakbeen = cartilago costalis ondiepe gewrichtsvlakken op de caudale rand van de arcus dorsalis en de arcus ventralis , ze articuleren met de voorzijde van de axis = foveae articulares caudalis dit articuleert in hoofdzaak met digitus III = os carpale tertium onpaar uitsteeksel dat in het mediane vlak op de wervelboog vastzit en naar dorsaal uitsteekt. Aanhechting van de spieren = processus spinosus spinaaluitsteeksel, doornuitsteeksel = processus spinosus zware beenknobbel craniodorsaal van de gewrichtskam = tuberculum supraglenoidale het is een lange beenkam die de buitenvlakte van het schouderblad in twee ruime groeven verdeelt = spina scapulae weinig uitstekende knobbel die zich ventraal van het tuberculum minus bevindt = tuberositas teres major diafyse van de humerus, het heeft een ruime gladde spiraalvormige groeve = corpus humeri mediale rand van de diafyse van de radius, het ligt subcutaan en is dus goed voelbaar = planum cutaneum de overgang tussen het os femoris naar de tibia fibula = genus de mediaanlijn waar de twee symmetrische heupbeenderen met elkaar vergroeid zijn = symphisis pelvina zijdelings van de condylus occipitalis, er hechten meerdere spieren op vast = processus paracondylaris, processus jugularis oorvormig kraakbeenvlak op de onderzijde van de darmbeenvleugel dat articuleert met het gelijknamig vlak op het sacrum = facies auricularis verdikking van het dorsomediale punt van de darmbeenvleugel = tuber sacrale kraakbeenderige groeizone tussen een diafyse en een apo of epifyse bij lange beenderen = cartilago physialis groeischijfplaat, groeiplaat, epifysair kraakbeen = cartilago physialis ontspringen beiderzijds, op de overgang wervelboog-wervellichaam en zijn naar lateraal gericht. Aanhechting van de spieren = processus transversus dwarsuitsteeksel = processus transversus holte waarin de hersenen gelegen zijn = cavum cranii schedelholte = cavum cranii ruimte tussen opeenvolgende ribben = spatia intercostalia intercostale ruimtes = spatia intercostalia het wordt door verschillende parige beenderen gevormd = splanchnocranium, facies aangezichtsschedel = splanchnocranium, facies tweede halswervel = axis, draaier onpaar been dat voorkomt in de neusschijf van varkens = os rostrale snuitbeen = os rostrale het omsluit een ruime opening of wervelgat. De opeenvolgende wervelgaten vormen het wervelkanaal, waarin het ruggenmerg met ruggenmergvliezen gelegen is = arcus vertebrae wervelboog = arcus vertebrae ze vormen de basis van de lenden of de lendenstreek. Ze hebben lange wervellichamen, brede spinaaluitsteeksels = vertebrae lumbales lendenwervels = vertebrae lumbales verdikking van het ventrolaterale punt van de darmbeenvleugel = tuber coxae heupknobbel = tuber coxae het ventrale deel van de hersenschedel bestaat uit twee onpare wiggebeenderen en het basale deel van het achterhoofdsbeen = basis cranii schedelbasis = basis cranii rugwervel waarvan het spinaaluitsteeksel een verticale stand aanneemt = vertebra anticlinalis vleugelvormige beenplaten die de dwarsuitsteeksels vervangen van de eerste halswervel = alae atlantis atlasvleugels = alae atlantis dit wordt gevormd door beiderzijdse heupbeenderen en het sacrum = pelvus beenderige bekken = pelvis het komt voor aan de achterzijde van de wervelboog en is bekleed met gewrichtskraakbeen = processus articularis caudalis gewrichtsuitsteeksel, kant van de staart = processus articularis caudalis het bestaat uit 2 symmetrische helften die alleen rostraal met elkaar verbonden zijn dmv een beenderige of kraakbeenderige naad = mandibula onderkaak = mandibula distale epifyse van de radius, ze is sterk verbreed, heeft een onregelmatig gewrichtsvlak aangepast aan de verschillende beentjes van de carpus = trochlea radii ze hebben stevige rechtstreekse verbinding tussen ruggenwervels en borstbeen, ze zijn weinig beweeglijk. Zij bieden aanhechting aan spieren die de romp ophangen tussen de voorste ledematen. Ze vormen een gewricht met het sternum = costae verae ware ribben, draagribben = costae verae het vormt samen met het slaap- en voorhoofdsbeen het schedeldak = os parientale wandbeen = os parientale het is een lang been met een licht craniale welving, het is een deel van het skelet van de onderarm. Het is craniocaudaal afgeplat = radius spaakbeen = radius dit wordt gevormd door de voorste spinaaluitsteeksels die wat caudaal hellen en deels uitsteken = regio interscapularis schoftstreek = regio interscapularis hierdoor kunnen de hersenstam en de omringende hersenvliezen in verbinding komen met het ruggenmerg en de ruggenmergvliezen. Overgang tussen het cavum cranii en het canalis vertebralis = foramen magnum achterhoofdsopenening = foramen magnum craniale deel van de jukboog = os zygomaticum jukbeen = os zygomaticum flankeert beide zijden het foramen magnum, het is met kraakbeen bekleed en passen in het uitgeholde voorste gewrichtsvlakken van de atlas = condylus occipitales achterhoofdsknobbel = condylus occipitales been dat zich achteraan in de tong bevindt, bestaande uit verschillende kleine been- en kraakbeenstukjes = os hyoideum tongbeen = os hyoideum het lijnt de neusrug af = os nasale neusbeen = os nasale craniale verlenging van het lang lichaam, tandvormig uitsteeksel. Het vertegenwoordigt het lichaam van de atlas, dat met dit van de axis vergroeid is. De tand draagt ventraal en zijdelings kraakbeen voor articulatie met de fovea dentis op de atlas = dens axis het vormt de basis van het kruis of de kruisstreek en biedt een stevige aanhechtingsplaats voor het bekken en voor de zware achterhandspieren = vertebrae sacrales, os sacrum sacrale wervels = vertebrae sacrales, os sacrum groeve op de buitenvlakte van het schouderblad boven de spina scapulae = fossa suprospinata samen met het snijtandsbeen en de maxilla vormt het het harde gehemelte = os palatinum gehemeltebeen = os palatinum het ligt hoofdzakelijk onder de ulna en articuleert met het os carpi accessorium = os carpi ulnare de proximale rij beenderen van de carpaalbeenderen = antebrachiale rij knopvormig uitsteeksel op het proximale deel van het os costale = caput costae ribbenhoofd = caput costae beenknobbel waarop de strekkers van de voet ontspringen = epicondylus lateralis humeri strekknobbel = epicondylus lateralis humeri zijkanten van het schedeldak. Het vormt samen met het wand-en voorhoofdsbeen het schedeldak. Het vormt ook het caudale deel van de jukboog = os temporale slaapbeen = os temporale middenstuk van een lang been = diaphysis diafyse, schacht, corpus = diaphysis zware botuitsteeksels, niet bekleed met gewrichtskraakbeen maar waarop spieren of pezen vasthechten = apophysis apofyse = apophysis ruimte die omsloten wordt door het compacte en spongieuze beenweefsel. Holte of ruimte waarin het beenmerg zich bevindt = carum medullare mergholte = carum medullare het benig gedeelte van een rib, min of meer afgeplat = os costale rib, eigenlijke rib = os costale eerste halswervel. Het heeft geen wervellichaam, maar dit is vervangen door een arcus ventralis. Het heeft dus een wijd foramen vertebrale ,maar geen gewrichtsuitsteeksels = atlas, drager deel van het os temporale, omsluit het gehoororgaan, binnenoor = pors petrosa rotsbeen = pors petrosa ze vormen de basis van de hals, bij de zoogdieren zijn er altijd 7. Spinale uitsteeksels nemen caudaalwaarts in hoogte toe, ze zijn sterk naar craniaal gericht. Gewrichtsuitsteeksels zijn duidelijk, horizontale stand = vertebrae cervicales halswervels = vertebrae cervicales men rekent dit beentje gewoonlijk bij de antebrachiale rij = os carpi accessorium haakbeentje = os carpi accessorium beenweefsel dat zich aan de binnenkant van het compacte beenweefsel bevindt en die macroscopisch zichtbare ruimten omsluiten. Het is opgebouwd uit beenbalken = substantia spongiosa spongieus bot, trabeculair bot = substantia spongiosa de uitmonding van de canalis mandibulae, waarin leidingen liggen voor de voeding en bezenuwing van de tanden en de onderlip = foramen mentale kingat = foramen mentale kraakbeen dat de beenderen bedekt op plaatsen waar zij ten opzichte van elkaar bewegen = cartilago articularis gewrichtskaakbeen = cartilago articularis het wordt door een neusseptum in linker en rechterholte ingedeeld = cavum nasi neusholte = cavum nasi het punt waar het darm, schaam - en zitbeen met hun corpus met elkaar vergroeid zijn. Ventrolateraal gerichte gewrichtskam waarin de kop van het dijbeen past. Het draagt een kraakbeenrand = acetabulum heupkam = acetabulum bindweefselstroken die bij jonge dieren de beenderen van de bovenschedel nog onderling verbinden = fonticuli fontanellen = fonticuli inkeping aan de onderrand van de mandibula waar belangrijke bloedvaten liggen = incisura vasorum facialium de mediaalgerichte tak van het corpus ossis pubis = ramis cranialis ossis pubis het is met kraakbeen bekleed en articuleert met het os temporale, het vormt hiermee het kaakgewricht = processus condylaris de beenderen van de schedel = ossa cranii schedelbeenderen = ossa cranii de bovensnijtanden zijn ingeplant in dit been = os incisivum snijtandsbeen = os incisivum ruimte tussen de linker en rechtermandibula = spatium intermandibulare schaar = spatium intermandibulare deel van het os temporale, omsluit het gehoororgaan, samen met de trommelholte en het rotsbeen = porus acusticus externus, meatus acusticus externus uitwendige gehooropening, uitwendige gehoorgang = porus acusticus externus, meatus acusticus externus dunne spiraalvormige opgekrulde beenlamellen = conchae nasales neusschelpen = conchae nasales het is gelegen aan de mediale rand van de orbito = os lacrimale traanbeen = os lacrimale plaats waar de oogbal en bijbehorende oogspieren liggen = orbita oogkas = orbita dit articuleert in hoofdzaak met digitus II = os carpale secundum dit is een platte verticale beenplaat het maakt deel uit van de mandibula = ramus mandibulae voorste deel van het schedeldak, het vormt samen met het wand-en slaapbeen het schedeldak = os frontale voorhoofdsbeen = os frontale het is dorsaal afgesloten door het harde gehemelte en wordt beidezijds begrensd door de mandibula = cavum oris mondholte = cavum oris rafelig uiteinde van de diafyse, waar het groeikraakbeen aansluit op de diafyse en de verbening optreedt = metaphysis metafyse = metaphysis eindstuk van een lang been dat bekleed is met gewrichtskraakbeen op hun vrije uiteinde = epiphysis epifyse = epiphysis dicht beenweefsel waarin amper of geen ruimten of kanalen waargenomen worden. Het bevindt zich aan de buitenzijde van de beenderen en geeft sterkte en stevigheid aan het been = substantia compacta compact bot, corticaal bot = substantia compacta de voeten van de achterste ledematen komen bij het lopen over de gehele lengte in contact met de grond = plantigraad zoolgangers = plantigraad het meest mediale beentje van de metacarpale rij. Ofwel is het gereduceerd ofwel helemaal verdwenen = os carpale primum oorvormig kraakbeenvlak aan de dorsale zijde van de sacraalvleugel. Het articuleert met het bekken = facies auricularis zeer pijngevoelige en bloedvatenrijke buitenbekleding van botweefsel. Bindweefsellaagje waarme elk been is overtrokken, het is uiterst belangrijk voor de diktegroei en voor het herstel na letsel = periost beenvlies = periost het is een deel van de schoudelgordel, vormt de benige basis van de schouder. Het is een groot plat been met driehoekige vorm, de lengteas is cranioventraal gericht = scapula schouderblad = scapula dit is te vinden op de bovenrand van het schouderblad = cartilago scapulae schouderkraakbeen = cartilago scapulae uitsteeksels aan de ventrale zijde van de wervellichamen. Ze omsluiten belangrijke staartbloedvaten = processi hemales hemale uitsteeksels = processi hemales Dit komt voor wanneer beide processi hemales vergroeien. Ze omsluiten belangrijke staartbloedvaten = arcus hemalis hemaalboog = arcus hemalis dit wordt gevormd door de rugwervels, de ribben en het borstbeen. Hij omsluit een kegelvormige ruimte met afgeknotte craniaal gerichte top en caudaal gerichte grote basis = thorax borstkas = thorax dun, langwerpig bot met een V-vormig profiel dat in de mediaanlijn tussen het harde gehemelte en de schedelbasis gelegen is = os vomer ploegschaarbeen = os vomer pijngevoelige en bloedvatenrijke buitenbekleding van kraakbeenweefsel. Het is belangrijk voor diktegroei en voor herstel na letsel = perichondrium kraakbeenvlies = perichondrium het meest laterale beentje, het articuleert met digitus IV en digitus V, voor zover deze aanwezig is = os carpale quartum dit zondert een verbreed uiteinde af van de rest aan de onderste hoek = collum scapulae het is een kleine beenknobbel aan de mediale kant van de tuberculum supraglenoidale restant van het ravenbeksbeen bij de huiszoogdieren = processus coracoideus ravenbeksbeen = processus coracoideus dieren waarvan het gewricht wordt gedragen door tenen voorzien van teenkussens = digitigraad teengangers = digitigraad dit ligt onder het mediale deel van de radius = os carpi radiale dit ligt naast het os carpi radiale, maar toch nog onder de radius = os carpi intermedium het is een lang been met een lichte craniale welving. Het is een deel van het skelet van de onderarm. Het heeft een driehoekige doorsnede, het ligt aan de achterzijde van de radius = ulna ellepijp = ulna cilindervormige distale epifyse van de humerus. Ze wordt door een ondiepe groeve opgedeeld in een lateraal en mediaal deel = condylus humeri, trochlea humeri groeve op de buitenvlakte van het schouderblad onder de spina scapulae = fossa infraspinata versterkingsstroken in het gewrichtskapsel van het schoudergewricht = ligamentum glenohumerdia het gewrichtskapsel in de carpus dat verdikt is fibreusweefsel om de beweging en de druk van de strekpezen op te vragen = ligamentum carpi palmare dit verbindt twee opeenvolgende wervellichamen. Het is een synarthrodiaal gewricht = discus intervertebralis tussenwervelschijf = discus intervertebralis de slijmerige kern in het centrum van iedere tussenwervelschijf die als elastich drukkussen fungeert = nucleus pulposus de perifere rand van fibrocartolagineus bindweefsel dat rond de nucleus pulposus zit en stevig vergroeid is met de wervels = anulus fibrosus het ligament dat het tuberculum minus verbindt met et tuberculum majus van de humerus = ligamentum transversum humeri zware en dwarse peesplaat waarop de linker en rechterbuikspier op vasthechten = tendo prepubicus een strak aangespannen band tussen de tuber culcanei en de metatorsaalbeenderen. De kracht, uitgeoefend door de achillespees op het hielbeen, wordt hierdoor overgedragen op de ossa metatarsalia = ligamentum plantare longum de brede bekkenrand die vetrekt van de zijrand van het sacrum en die een brede uitloper naar de zitbeenknobbel, en een brede waaiervormige uitloper naar de spina ischiadica uitzendt. Dit is de verbinding tussen wervelkolom en het sacrum, bij hoefdieren noemt men dit de brede bekkenband of het ligamentum sacrotuberale latum = ligamentum sacrotuberale bekkenband = ligamentum sacrotuberale deze band hecht aan het achterste gedeelte van de laterale meniscus vast en loopt naar boven en mediaal om achter de achterste kruisband vast te hechten aan de mediale femur condyl = ligamentum meniscofemorale de ringband waarmee de radius tegen de ulna wordt gehouden. Deze band begint op de processus coronoideus medialis, buigt rondom de voorrand van het caput radii, dat met kraakbeen bedekt is en eindigt op het processus coronoideus lateralis = ligamentum anulare radii smalle fibrocartilagineuze ring op de rand van de cavitas glenoidalis, die de gewrichtskam iets groter maakt = labrum glenoidale
Ingezonden op 17-05-2016 - 3909x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
22-05-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!