Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Lingua Latina

4294967295 Woorden H7 t/m H12, H21

Jaar 3 (Gymnasium)

scribere = schrijven
posse = kunnen
puella = meisje
inquit = zegt; zegt hij
solus = alleen
-que = en
accidere = gebeuren
contentus = tevreden; tevreden met
convinere = samenkomen
debere = moeten; hoeven
sic = zo; als volgt
orare = bidden; bidden tot; smeken; vragen
dare = geven
liberare = bevrijden; bevrijden van
tamen = toch; echter
finire = een einde maken aan; afmaken
vale! = het beste!; dag!
protegere = beschermen
si = als; indien
quis? = wie?
conciliare = tot stand brengen
nisi = als niet; behalve
auxilium = hulp
nonne? = dan niet?; niet?
sacrificium = offer
delectare = verheugen; verblijden
vovere = beloven
sero = laat
ira = woede; toorn
filius = zoon
filia = dochter
magister = leraar
suus = zijn; haar; hun
liber = boek
curare = zich bekommeren on
disputare de = bespreken; discussiëren
narrare = vertellen
consilium = plan; raad; advies
rex, regis = koning
pulcher = mooi; knap
tuus = jouw
miser = ongelukkig; ellendig
meus = mijn
plenus = vol van
invidia = afgunst; jaloezie
puer = jongen
vester = jullie
noster = ons; onze
navigare = varen; bevaren
verbum = woord
gloria = roem; eer
cupidus = vol verlangen; vol verlangen naar
vir = kerel
periculum = gevaar
admonere = waarschuwen; raadgeven
monstrum = monster
terra = aarde
situs = gelegen; liggend
oppidum = stad
ager = akker
invenire = vinden; ontdekken
ubique = overal
quaerere = zoeken; vragen {pf: quaesivi}
modo ... modo ... = nu eens dan weer
apud = bij
faber = handwerker
ante = voor
pretium = prijs
scire = weten; prijs
vox, vocis = stem
gaudium = vreugde; plezier
tum = dan; vervolgens; toen
vadere = gaan; lopen
cito = snel
officium = taak; plicht
bene = goed {bijwoord}
explere = vervullen; uitvoeren {pf: explevi}
statim = meteen; onmiddelijk
adeo = zo erg; zozeer
deserere = verlaten; in de steed laten {pf: deserui}
cum = toen
quo? = waarheen?
firmus = sterk; stevig
tenere = houden; vasthouden
abducere = wegvoeren; ontvoeren {pf: abduxi}
evadere = ontkomen; ontsnappen {pf: evasi}
votum = gebed
carcer, carceris = kerker; gevangenis
claudere = sluiten; opsluiten {pf: clausi}
post = na
nonnulli = enige; enkele
discedere = weggaan {pf: discessi}
tragoedia = tragedie; treurspel
profecto = werkelijk; inderdaad
magnus = groot; belangrijk
sumere = nemen {pf: sumpsi}
materia = materiaal; onderwerp
superbia = hoogmoed; trots
postquam = nadat
copia = voorraad; overvloed
copiae = troepen {mv copia}
vincere = overwinnen; verslaan {pf: vici}
triumphus = triomftocht
ubi = waar; zodra; toen
plebs, plebis = volk; gewone volk
movere = bewegen; beïnvloeden; opwekken; ontroeren {pf: movi}
patria = vaderland
relinquere = achterlaten; verlaten {pf: reliqui}
adiuvare = helpen {pf: adiuvi}
bellum = oorlog
parare = voorbereiden; gereedmaken
satis = genoeg; voldoende
accusere = aanklagen; beschuldigen
prodere = verraden {pf: prodidi}
circumdare = omgeven; omsingelen {pf: circumdedi}
fingere = vormen; bedenken {pf: finxi}
legio, -onis = legioen
pelleren = verdrijven; verslaan {pf: pepuli}
miles, militis = soldaat; militair
caedere = neerslaan; doden {pf: cecidi}
discere = leren {pf: didici}
comprehendere = grijpen; begrijpen {pf: comprehendi}
etiamsi = ook al
ad = naar; tot; tegen
vituperare = afkeuren; kritiek leveren; bekritiseren
privatus = persoonlijk; eigen
comparare = bijeenbrengen
aeternus = eeuwig
imminere = dreigen; bedreigen
nos = wij
paulum = korte tijd; even
Caesar, Caesaris = Caesar
dictator, -oris = dictator
insidiae = hinderlaag; aanslag
occidere = doden; doodslaan {pf: occidi}
fere = bijna; ongeveer
Graecia = Griekenland
se = zich
heres, heredis = erfgenaam
inimicus = vijand; vijandig
seditio, -onis = opstand; oproer
donec = totdat
sibi = zich
conciliare sibi = voor zich winnen
notus = bekend
vos = jullie
ceteri = overige; rest
regina = koningin
provincia = provincie
imperium = rijk
concedere = toestaan; afstaan; geven {pf: concessi}
ut = zoals; als
vivere = leven {pf: vixi}
pax, pacis = vrede
diuturnus = langdurig
honor, -oris = eer; eerbewijs
tribuere = verlangen; geven {pf: tribui}
nominare = noemen; benoemen
ara = altaar
vovere = beloven; wijden
licet mihi = ik mag
inter = tussen; onder; temidden van; tijdens
perturbare = in verwarring brengen
audacia = moed; overmoed; brutaliteit
qui, quae, quod = die; dat
favere = gunstig gezind zijn; begunstigen {pf: favi}
uxor, -oris = echtgenote; vrouw
ducere = leiden; brengen {pf: duxi}
uxorem ducere = trouwen
quamquam = hoewel; ofschoon
magis = meer; liever
optare = wensen
nepos, nepotis = kleinzoon
amittere = verliezen {pf: amisi}
postea = later daarna
mos, moris = gewoonte; gebruik
mores= leefwijze; karakter {mv mos, moris}
asper = ruw; ruig
mox = spoedig; weldra
parvus = klein
insula = eiland
transportare = overbrengen
educare = grootbrengen; opvoeden
is, ea, id = hij, zij, het ; deze , dit; die, dat
primo = eerst
soror, -oris = zus
deinde = daarna
vita cedere = sterven
annus = jaar
gignere = baren {pf genui}
vitam agere = een leven leiden
liber = vrij
quoque = ook
removere = verwijderen {pf removi}
atque = en
iterum atque iterum = telkens weer
venia = vergeving
cum = als; wanneer; toen
vocare = roepen; noemen
tristis, -is = treurig; droevig
flere = huilen {pf flevi, fletus}
tantum = slechts; alleen
unde = vanwaar; waarvandaan
habitere = wonen; bewonen
inde = vandaar; daarvandaan
pirata = zeerover; piraat
nauta = zeeman; matroos
proelium = gevecht; strijd
committere = tot stand brengen {pf commisi, commissus}
proelium committere = een gevecht aangaan; een gevecht beginnen
necare = doden; ombrengen
emere = kopen {pf emi, emptus}
durus = hard; hardvochtig
interdum = soms; af en toe
coercere = in bedwang houden; straffen; bestraffen
caedare = neerslaan; slaan; doden
iubere = bevelen; opdragen {pf iussi, iussus}
crinis, crinis = haar
disponere = verdelen; ordenen {pf disposui, dispositus}
perterrere = hevig laten schrikken; erg bang maken
effugere, -io = ontvluchten; vluchten; ontsnappen {pf effugi}
vehemens, -entis = hevig; heftig; sterk
vehementer = zeer; hevig; heftig
clemens, -entis = mild; toegeeflijk, vriendelijk, aardig
umquam = ooit
consulere in = optreden tegen; behandelen
ceterum = overigens ; verder
mores = karakter; leefwijze; gedrag; levenswandel
turpis, -is = schandelijk; smadelijk
nuper = onlangs; kortgeleden
tardus = traag; langzaam; laat
fortis, -is = dapper
defendere = afweren; verdedigen; beschermen
in = in; op; bij

Ingezonden op 15-06-2016 - 1726x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Lingua Latina

4294967295 Woorden H7 t/m H12, H21