Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes, deel 1, 2, 3

0 ALLE HOOFDSTUKKEN!

Jaar 5 (Gymnasium)

l'assurance = de verzekering
la béquille = de kruk
casser = breken
le conseil = het advies; de raad
la consultation = het consult; het consult (dokter)
contaminer = besmetten
se déshydrater = uitdrogen
la douleur = de pijn
efficace = efficiënt
éviter = vermijden
la fièvre = de koorts
s'inquiéter = zich zorgen maken
l'insomnie = de slapeloosheid
les intestins = de ingewanden; de darmen
le médicament = het medicijn
mouillé = nat
l'ordonnance = het recept
l'os = het bot
pâle = bleek
persister = aanhouden
le plâtre = het gips
prescrire = voorschrijven
provoquer = veroorzaken
le robinet = de kraan
la santé = de gezondheid
le sommeil = de slaap
souffrir = lijden
le traitement = de behandeling
les urgences = de eerste hulp
vomir = overgeven
het advies; de raad = le conseil
besmetten = contaminer
bleek = pâle
het bot = l'os
breken = casser
het consult (dokter) = la consultation
de gezondheid = la santé
het gips = le plâtre
de koorts = la fièvre
de kruk = la béquille
lijden = souffrir
het medicijn = le médicament
nat = mouillé
de pijn = la douleur
het recept = l'ordonnance
vermijden = éviter
voorschrijven = prescrire
zich zorgen maken = s'inquiéter
de behandeling = le traitement
overgeven = vomir
affirmer = bevestigen
l'approche = de benadering
s'asseoir = gaan zitten
l'augmentation = de toename
avoir la forme = fit zijn
le besoin = de behoefte
le complément = de toevoeging
contribuer à = bijdragen aan
convivial = gezellig
le corps = het lichaam
déséquilibré = onevenwichtig
favoriser = bevorderen
grignoter = snaaien
indispensable = noodzakelijk
interroger = ondervragen
mettre en évidence = duidelijk maken; benadrukken
opter pour = kiezen voor
performant = productief
préconiser = aanbevelen
prendre à la légère = het makkelijk opnemen
se priver de = zich ontzeggen
profiter de = genieten van; misbruik maken van
le rabat-joie = de spelbreker; de spelbederver
le régime = het dieet
rejeter = verwerpen
sauter = springen; overslaan
subsister = blijven bestaan
suffisamment = voldoende
en surpoids = met overgewicht
surveiller = opletten; in de gaten houden
aanbevelen = préconiser
de behoefte = le besoin
bevorderen = favoriser
blijven bestaan = subsister
het dieet = le régime
fit zijn = avoir la forme
genieten; misbruik maken van = profiter de
gezellig = convivial
het lichaam = le corps
noodzakelijk = indispensable
zich ontzeggen = se priver de
opletten; in de gaten houden = surveiller
productief = performant
snaaien = grignoter
springen; overslaan = sauter
verwerpen = rejeter
voldoende = suffisamment
s'accorder = zichzelf gunnen
s'agir de = gaan over
attirer = aantrekken
bénéfique = weldadig
bosser = hard werken
bouger = bewegen
contenir = bevatten
du coup = zodoende; daardoor
être débordé = overspoeld worden
détendre = ontspannen
l' efficacité = de efficiëntie
éteindre = uitdoen
en fin de compte = uiteindelijk
par hasard = toevallig
la maladie cardiaque = de hartziekte
la minceur = de slanke lijn
le mode de vie = de levenswijze
se nourrir = zich voeden
l'organisme = het organisme
paraître = schijnen; lijken
la perte de poids = het gewichtsverlies
promettre = beloven
propice = geschikt
proscrire = verbieden
raisonnable = redelijk
ranger = opruimen
recommander = aanbevelen
le repos = de rust
stocker = opslaan
prendre du poids = dikker worden
aantrekken = attirer
beloven = promettre
bevatten = contenir
bewegen = bouger
dikker worden = prendre du poids
de efficiëntie = l'efficacité
gaan over = s'agir de
het gewichtsverlies = la perte de poids
zichzelf gunnen = s'accorder
zodoende; daardoor = du coup
de levenswijze = le mode de vie
ontspannen = détendre
opruimen = ranger
de rust = le repos
schijnen; lijken = paraître
de slanke lijn = la minceur
toevallig = par hasard
uitdoen = éteindre
uiteindelijk = en fin de compte
zich voeden = se nourrir
autant = evenveel
chacun = een ieder
chercher à = proberen te
connu = bekend
digne = waard(ig)
doué = getalenteerd
engagé = maatschappelijk bewust
la fraîcheur = de frisheid
grâce à = dankzij
l'hésitation v = de aarzeling
inaugurer = inwijden; inaugureren
en avoir marre de = er genoeg van hebben om
mériter = verdienen; het waard zijn te
parmi = onder; te midden van
particulièrement = in het bijzonder
le patrimoine = het erfgoed
le poète = de dichter
le polar = de detective
précédent = voorafgaand
la pub = de reclame
quitter = verlaten
le réalisateur = de regisseur
représenter = betekenen voor; vertegenwoordigen
retenir = onthouden
le sens = het gevoel
le soin = de zorg
la statue = het beeld
surnommé = bijgenaamd
taper = intoetsen; typen
vieillir = ouder worden
het beeld = la statue
bekend = connu
betekenen voor; vertegenwoordigen = représenter
in het bijzonder = particulièrement
dankzij = grâce à
de dichter = le poète
evenveel = autant
getalenteerd = doué
het gevoel = le sens
maatschappelijk bewust = engagé
onder; te midden van = parmi
onthouden = retenir
ouder worden = vieillir
proberen te = chercher à
de regisseur = le réalisateur
verdienen; het waar zijn te = mériter
verlaten = quitter
voorafgaand = précédent
waard(ig) = digne
de zorg = le soin
afin de = met het doel te; zodat; om
aucun = geen enkele
apporter = meenemen
l'augmentation v = de stijging
basculer = omvallen
brièvement = kortstondig
la chute = de val
une cinquantaine = een vijftigtal
convaincre = overtuigen
courageux = dapper
douloureux = pijnlijk
embrasser = kussen; omhelzen
émouvant = ontroerend
l'équilibre m = het evenwicht
rendre hommage = eer bewijzen
la larme = de traan
le lien = de band
le moyen = het middel
la nouvelle = het nieuwtje
la parole = het woord
le peuple = het volk
le pouvoir = de macht
à propos de = over; met betrekking tot
le regret = de spijt
sévèrement = streng
prendre soin de = zorgen voor
le témoignage = de getuigenis
toucher = raken
traiter de = gaan over; behandelen
dapper = courageux
met het doel te; zodat; om = afin de
eer bewijzen = rendre hommage
het evenwicht = l'équilibre
gaan over; behandelen = traiter de
de getuigenis = le témoignage
de macht = le pouvoir
het middel = le moyen
het nieuwtje = la nouvelle
ontroerend = émouvant
over; met betrekking tot = à propos de
overtuigen = convaincre
pijnlijk = douloureux
raken = toucher
de spijt = le regret
de stijging = l'augmentation
de val = la chute
het volk = le peuple
zorgen voor = prendre soin de
accueillant = gastvrij
s’allonger = gaan liggen
l’ancêtre = de voorouder
appartenir à = behoren tot
avouer = bekennen
la barrière = het obstakel
se faire bronzer = bruin worden
l’esclave = de slaaf
s’exprimer = zich uitdrukken
en face de = tegenover
fréquent = vaak; frequent
indispensable = onmisbaar
la langue maternelle = de moedertaal
la majorité = de meerderheid
la minorité = de minderheid
la monnaie = het muntgeld
à part = behalve
payant = betaald
faire de la plongée = duiken
proposer = voorstellen
la randonnée = de wandeling
réputé = bekend; befaamd
rien à craindre = niets te vrezen
le routard = de backpacker
le sable = het zand
le sentier = het pad
la superficie = de oppervlakte
valoir la peine = de moeite waard zijn
la vie quotidienne = het dagelijks leven
le vol = de vlucht
de backpacker = le routard
behoren tot = appartenir à
bekend; befaamd = réputé
bekennen = avouer
betaald = payant
bruin worden = se faire bronzer
duiken = faire de la plongée
gastvrij = accueillant
gaan liggen = s’allonger
de moeite waard zijn = valoir la peine
het muntgeld = la monnaie
onmisbaar = indispensable
de oppervlakte = la superficie
het pad = le sentier
tegenover = en face de
zich uitdrukken = s’exprimer
de vlucht = le vol
voorstellen = proposer
de wandeling = la randonnée
het zand = le sable
aboutir à = uitlopen op
affronter = trotseren
le clavier = het toetsenbord
par cœur = uit het hoofd
décéder = overlijden
la déception = de teleurstelling
dès = vanaf
deviner = raden
l’écrivain = de schrijver
s’embarquer = inschepen
emporter = meenemen (dingen); winnen
l’explorateur = de ontdekkingsreiziger
fonder = stichten
fraterniser = verbroederen
ignorer = niet weten
l’indépendance = de onafhankelijkheid
occuper = bezetten
l’or = het goud
originaire de = afkomstig uit
le papillon = de vlinder
le peintre = de schilder
la plaisanterie = het geintje
porter sur = gaan over
prospère = welvarend
puissant = machtig
la racine = de wortel
reconnaître = (h)erkennen
répondre = antwoorden
ressembler à = lijken op
revendiquer = opeisen
afkomstig uit = originaire de
bezetten = occuper
gaan over = porter sur
het geintje = la plaisanterie
het goud = l’or
uit het hoofd = par cœur
machtig = puissant
meenemen (dingen); winnen = emporter
niet weten = ignorer
de ontdekkingsreiziger = l’explorateur
opeisen = revendiquer
overlijden = décéder
raden = deviner
de schilder = le peintre
de schrijver = l’écrivain
stichten = fonder
de teleurstelling = la déception
uitlopen op = aboutir à
vanaf = dès
de wortel = la racine
après coup = achteraf
assister quelqu’un = iemand helpen
atterrir = landen
la baignade = het zwemmen
brûler = (ver)branden
le débat = het debat; de discussie
déguster = proeven
détruire = vernietigen
le dieu = de god
effrayer = bang maken
envahir = innemen; binnenvallen
expérimenter = uitproberen
le farniente = de luiheid; het niets doen
la folie = de gekte
le géant = de reus
impressionner = indruk maken op
malgré = ondanks
manquer = missen; mislopen
prêter à = lenen aan
rater = missen; mislopen
ravi = enthousiast
la résistance = het verzet
la sculpture = het beeldhouwwerk
séduire = verleiden
la signification = de betekenis
la trace = het spoor
urbain = stads-
voire = zelfs; zelfs we
achteraf = après coup
bang maken = effrayer
de betekenis = la signification
bijwonen; helpen = assister
(ver)branden = brûler
enthousiast = ravi
de gekte = la folie
de god = le dieu
indruk maken op = impressionner
innemen; binnenvallen = envahir
landen = atterrir
lenen aan = prêter à
de luiheid; het niets doen = le farniente
missen; mislopen = rater
ondanks = malgré
stads- = urbain
verleiden = séduire
vernietigen = détruire
zelfs; zelfs wel = voire
accorder = toekennen
adoptif = adoptie-
affectif = gevoels-
l’allocation = de toelage; uitkering
appartenir à = behoren tot; toebehoren
l’autorité = het gezag
le benjamin = de jongste
célibataire = vrijgezel
du côté de = aan de kant van
croiser = kruisen; tegenkomen
l’éducation = het onderwijs; de opvoeding
empêcher = verhinderen; weerhouden
une famille recomposée = een samengesteld gezin
gérer = beheren
avoir du mal à = moeite hebben met
manquer à quelqu’un = door iemand gemist worden
le ménage = het huishouden; de schoonmaak
la mère au foyer = de huismoeder
obéir = gehoorzamen
occuper = innemen
oser = durven
partager = delen
prendre au sérieux = serieus nemen
raisonnable = redelijk; verstandig
se réconcilier (avec) = zich verzoenen (met)
la réussite scolaire = het slagen op school
au sein de = te midden van
la société = de maatschappij; het bedrijf
tenir à = waarde hechten aan
behoren tot; toebehoren = appartenir à
delen = partager
durven = oser
gehoorzamen = obéir
een samengesteld gezin = une famille recomposée
het huishouden; de schoonmaak = le ménage
innemen = occuper
de jongste = le benjamin
aan de kant van = du côté de
lijken op = ressembler à
te midden van = au sein de
door iemand gemist worden = manquer à quelqu’un
moeite hebben met = avoir du mal à (+ inf.)
redelijk; verstandig = raisonnable
toekennen = accorder
de toelage; uitkering = l’allocation v
verhinderen; weerhouden = empêcher
zich verzoenen (met) = se réconcilier (avec)
vrijgezel = célibataire
waarde hechten aan = tenir à
agir = handelen
apporter = (mee)brengen
la bagarre = de vechtpartij
complice = vertrouwd; innig
être concerné par = betrokken zijn/worden bij
en confiance = in vertrouwen
le confident = de vertrouweling
considérer = beschouwen
évident = natuurlijk; vanzelfsprekend
se fâcher = boos worden
inséparable = onafscheidelijk
jouer double jeu = dubbelspel spelen
le mensonge = de leugen
se mettre d’accord = het eens worden
prendre partie = partij kiezen
le point de vue = het oogpunt; de mening
profiter de = profiteren van; misbruik maken van
le rapport = de band
réfléchir = nadenken
le regard = de blik
résoudre = oplossen
la rupture = de breuk
la poignée de main = de handdruk
la sincérité = de oprechtheid
la solution = de oplossing
s’en sortir = eruit komen
la tricherie = het bedrog
tromper = bedriegen
tuer = doden
de band = le rapport
bedriegen = tromper
het bedrog = la tricherie
beschouwen = considérer
betrokken zijn/worden bij = être concerné par
de blik = le regard
boos worden = se fâcher
de breuk = la rupture
het eens worden = se mettre d’accord
handelen = agir
de leugen = le mensonge
(mee)brengen = apporter
nadenken = réfléchir
natuurlijk; vanzelfsprekend = évident
onafscheidelijk = inséparable
het oogpunt; de mening = le point de vue
oplossen = résoudre
de oplossing = la solution
in vertrouwen = en confiance
s’affronter = tegenover elkaar staan
l’âme sœur = de zielsverwant
l’approche = de benadering
cerner = begrijpen
coller = plakken
le comportement = het gedrag
craquer pour quelqu’un = op iemand vallen
draguer (quelqu’un) = (iemand) versieren
avoir droit à = recht hebben op
effrayer = afschrikken
l’émotion = de emotie
emprunter de = lenen van
entourer de = omringen met
l’environnement = de omgeving; het milieu
flatter = vleien
l’implication = de werking; betrokkenheid
le lien = de verbintenis; het verband
mener = leiden
passer pour = doorgaan voor
faire preuve de = bewijzen; tonen
repérer = lokaliseren
la séduction = de verleiding
sensible = gevoelig
servir à = dienen tot
soupirer = zuchten
soutenir = onderhouden
survivre = overleven
se taire = zwijgen
l’utilité = het nut
verbieden = proscrire
afschrikken = effrayer
de benadering = l’approche
bewijzen; tonen = faire preuve de
het gedrag = le comportement
gevoelig = sensible
leiden = mener
lenen van = emprunter de
lokaliseren = repérer
de omgeving; het milieu = l’environnement
onderhouden = soutenir
op iemand vallen = craquer pour quelqu’un
overleven = survivre
recht hebben op = avoir droit à
de verbintenis; het verband = le lien
de verleiding = la séduction
verliefd worden op iemand = tomber amoureux de quelqu’un
versieren = draguer quelqu’un
zuchten = soupirer
zwijgen = se taire
angoissé = bang; angstig
l'attente = de verwachting
l'avenir = de toekomst
le but = het doel
le chômage = de werkeloosheid
conserver = bewaren; behouden
contemporain = hedendaags
croire = geloven
décontracté = ontspannen
se dérouler = plaatsvinden
se distinguer = zich onderscheiden
le drapeau = de vlag
échapper à = ontsnappen aan
l'engagement = de toewijding
étouffer = verstikken; stikken
exécuter = uitvoeren
fier = trots
grandir = opgroeien; groeien
la grève = de staking
joindre = bijvoegen
ludique = ludiek
lutter = strijden
la manifestation = de demonstratie
les mœurs = de gebruiken; de zeden
naître = geboren worden
numérique = digitaal
paralysé = verlamd
la pavé = de straatsteen
la révolte = de opstand
valorisant = belangrijk; waardevol
angstig; bang = angoissé
belangrijk; waardevol = valorisant
de demonstratie = la manifestation
digitaal = numérique
het doel = le but
geboren worden = naître
hedendaags = contemporain
zich onderscheiden = se distinguer
ontsnappen aan = échapper à
opgroeien = grandir
de opstand = la révolte
de staking = la grève
strijden = lutter
de toekomst = l'avenir
de toewijding = l'engagement
trots = fier
uitvoeren = exécuter
de verwachting = l'attente
de vlag = le drapeau
de werkeloosheid = le chômage
l'abréviation = de afkorting
un accro de = iemand die verslaafd is aan
amener = meenemen
approcher = benaderen
branché = modern; hip
cesser de = stoppen met
déchiffrer = ontcijferen
l'écran = het scherm
envahir = binnenvallen
éteindre = uitdoen; uitzetten
évoluer = ontwikkelen
la feuille = het blaadje
futile = nutteloos
inventer = uitvinden; bedenken
lorsque = toen
méfiant = wantrouwend
l'orthographe = de spelling
se priver de = zich ... ontzeggen
promouvoir = promoten
redoubler = blijven zitten
le réseau = het netwerk
révéler = laten zien; openbaren
tenter = proberen
transmettre = overbrengen
l'usage = het gebruik
la valeur = de waarde
de afkorting = l'abréviation
benaderen = approcher
het blaadje = la feuille
blijven zitten = redoubler
het gebruik = l'usage
modern; hip = branché
het netwerk = le réseau
nutteloos = futile
proberen = tenter
het scherm = l'écran
de spelling = l'orthographe
stoppen met = cesser de
toen = lorsque
het toetsenbord = le clavier
uitdoen; uitzetten = éteindre
iemand die verslaafd is aan ... = un accro de
wantrouwend = méfiant
avoir accès à = toegang hebben tot
apparemment = blijkbaar
autre part = ergens anders
constituer = vormen
tout à coup = plotseling
dépasser = overschrijden
doué = begaafd
élever = opvoeden
entièrement = volledig
l'entretien = het onderhoud; het gesprek
se fixer sur = zich richten op
le geste = het gebaar
lors de = tijdens
maîtriser = beheersen
poursuivre = vervolgen; doorgaan met
par rapport à = vergeleken bij
redouter = vrezen
réjouir = blij zijn
la remarque = de opmerking
réviser = opnieuw leren; leren
se sentir à l'aise = zich op zijn gemak voelen
le sommet = de top
en tant que = als
traiter = behandelen
l'utilisateur = de gebruiker
begaafd = doué
behandelen = traiter
blijkbaar = apparemment
ergens anders = autre part
de gebruiker = l'utilisateur
opnieuw leren = réviser
het onderhoud; het gesprek = l'entretien
opvoeden = élever
de opmerking = la remarque
overschrijden = dépasser
plotseling = tout à coup
terwijl = tandis que
tijdens = lors de
toegang hebben tot = avoir accès à
vervolgen; doorgaan met = poursuivre
volledig = entièrement
se battre = vechten; strijden
la cause = de oorzaak; het doel
commun = gemeenschappelijk
être concerné = betrokken zijn
la démonstration = de bewijsvoering; het betoog
au départ = bij het begin
le don = de gift
emmener = meenemen
s’engager = betrokken raken
en faveur de = ten gunste van
financièrement = financieel
fournir = leveren
gâcher = verspillen
la lutte = de strijd
marrant = grappig
mobiliser = mobiliseren; in beweging krijgen
le montant = het bedrag
municipal = gemeente-
participer à = deelnemen aan
la peine = de moeite
polluer = vervuilen
quotidien = dagelijks
rassembler = verzamelen
réagir = reageren
sensibiliser = bewust/gevoelig maken
la société de consommation = de consumptiemaatschappij
soutenir = ondersteunen
touchant = ontroerend
trier = sorteren
het bedrag = le montant
betrokken raken = s’engager
betrokken zijn = être concerné
in beweging krijgen; mobiliseren = mobiliser
dagelijks = quotidien
de bewijsvoering; het betoog = la démonstration
de oorzaak; het doel = la cause
gemeenschappelijk = commun
gemiddeld = moyen
bewust/gevoelig maken = sensibiliser
de gift = le don
meenemen (bij een vertrek) = emmener
de moeite = la peine
ondersteunen = soutenir
sorteren = trier
de strijd = la lutte
vechten; strijden = se battre
verspillen = gâcher
vervuilen = polluter
accueillir = ontvangen
l’augmentation = de toename
le bénévole = de vrijwilliger
la bêtise = de stommiteit
briser = (door)breken
caritatif = liefdadig-
être chargé de = belast zijn met
le chômeur = de werkloze
la collaboration = de samenwerking
compter sur = rekenen op
concevoir = bedenken
dépasser = voorbijstreven; passeren
dès = al vanaf
l’époque = het tijdperk
prouver = bewijzen
la générosité = de vrijgevigheid
s’inquiéter = zich zorgen maken
interpeller = aanspreken
se mettre à = beginnen te
mondial = wereldwijd
pauvre = arm
il est prévu que = er wordt verwacht dat
primordial = essentieel
se rendre à = gaan naar
réunir = verenigen
les revenus = de inkomsten
servir = uitdelen
à travers = door
verser = storten (van geld)
bedenken = concevoir
beginnen te = se mettre à
bewijzen = prouver
(door)breken = briser
door = à travers
gaan naar = se rendre à
de inkomsten = les revenus
liefdadig- = caritatif
ontvangen = accueillir
rekenen op = compter sur
de samenwerking = la collaboration
de stommiteit = la bêtise
storten (van geld) = verser
de toename = l’augmentation
verenigen = réunir
de vrijgevigheid = la générosité
de vrijwilliger = le bénévole
wereldwijd = mondial
de werkloze = le chômeur
zich zorgen maken = s’inquiéter
alerter = waarschuwen
améliorer = verbeteren
assurer = verzekeren
l’attente = de verwachting
le coût = de kosten
défavorisé = achtergesteld
dénoncer = aan de kaak stellen
la dignité = de waardigheid
durable = duurzaam
effectuer = uitvoeren
l’exclusion = de uitsluiting
fuir = vluchten
guérir = genezen
hésiter = aarzelen
impliquer dans = betrokken worden bij
indescriptible = onbeschrijflijk
l’injustice = de onrechtvaardigheid
inoubliable = onvergetelijk
le malheur = de tegenspoed
non lucratif = zonder winstoogmerk
la notoriété = de (naams)bekendheid
l’objectif = het doel; de doelstelling
le phénomène = het verschijnsel
prolonger = verlengen
protéger = beschermen
provenir de = afkomstig zijn uit
se rendre compte = zich realiseren
s’en sortir eruit = komen
la souffrance = het lijden
se tourner vers = zich wenden tot
aarzelen = hésiter
achtergesteld = défavorisé
afkomstig zijn uit = provenir de
beschermen = protéger
betrokken worden bij = impliquer dans
het doel; de doelstelling = l’objectif
duurzaam = durable
de kosten = le coût
het lijden = la souffrance
de onrechtvaardigheid = l’injustice
onvergetelijk = inoubliable
zich realiseren = se rendre compte
de tegenspoed = le malheur
de uitsluiting = l’exclusion
verbeteren = améliorer
verlengen = prolonger
de verwachting = l’attente
vluchten = fuir
de waardigheid = la dignité
waarschuwen = alerter
assurer = verantwoordelijk zijn voor; verzekeren
bénéficier de = profiteren van
classique = klassiek
la date limite de consommation = de houdbaarheidsdatum
devoir à = ontlenen aan
destiner à = bestemmen voor
disposer de = beschikken over
l’employeur = de werkgever
l’essence = het extract
fonder = oprichten
la gamme = het assortiment
la gastronomie = de keuken
gazeux = met prik; koolzuurhoudend
le gros = het belangrijkste; het merendeel
l’Hexagone = Frankrijk
la marque = het merk
mondial(e) = wereld-
notamment = met name
le palmarès = de ranglijst
le parfum = de smaak; geur; parfum
posséder = bezitten
prestigieux = prestigieus; met aanzien
remonter à = teruggaan tot
sans additif = zonder toevoeging
le secteur = de sector
le service = de afdeling
le siège social = het hoofdkantoor
tel(s) / telle(s) que = zoals
accessible = toegankelijk
en acier = van staal
afin de = opdat; om te
l’attachement = de gehechtheid
en avance sur = vooruitlopend op
se charger de = belast zijn met
la commande = de bestelling
comparable à = vergelijkbaar met
dessiner = tekenen; ontwerpen
disponible = beschikbaar
éclairer = verhelderen
étonnant = verbazingwekkend
fabriquer = maken; fabriceren
la finition = de afwerking
le plus fréquemment = het meest voorkomend
l’inconvénient = het nadeel
intervenir = tussenbeide komen; ingrijpen
juger = veroordelen
livrer = bezorgen
obtenir = verkrijgen
s’occuper de = zich bezig houden met
perdre = verliezen; kwijtraken
la pièce = het stuk
le processus = het proces
puis = vervolgens
(re)connu pour = bekend om
se souvenir de = zich herinneren
surprenant = verrassend
la vente = de verkoop
abordable = toegankelijk
acquérir = kopen; verkrijgen
avoir l’air = lijken
se balader = wandelen
la campagne de publicité = de reclamecampagne
le commentaire = het commentaar
concevoir = ontwerpen
se consacrer à = zich wijden aan
copier = namaken; kopiëren
déconseiller = afraden
découvrir = ontdekken
le défilé (de mode) = de (mode)show
avoir envie de = zin hebben in/om
faire un tour = een rondje lopen
la griffe = het merk
incroyable = ongelofelijk
manier = hanteren; gebruiken
être menacé = bedreigd worden
mettable = draagbaar
permettre = toestaan
prévu = voorzien
le premier rang = de eerste rij
renommé = gerenommeerd
réussir à = erin slagen om
tenter (de) = proberen (te)
de afdeling = le service
het assortiment = la gamme
beschikken over = disposer de
bezitten = posséder
het hoofdkantoor = le siège social
de houdbaarheidsdatum = la date limite de consommation
prestigieus; met aanzien = prestigieux
klassiek = classique
het merk = la marque
met name = notamment
ontlenen aan = devoir à
oprichten = fonder
profiteren van = bénéficier de
de sector = le secteur
teruggaan tot = remonter à
verantwoordelijk zijn; verzekeren = assurer
wereld- = mondial(e)
de werkgever = l'employeur
zoals = tel(s)/telle(s) que
de afwerking = la finition
de bestelling = la commande
zich bezig houden met = s'occuper de
bezorgen = livrer
de gehechtheid = l'attachement
maken; fabriceren = fabriquer
het nadeel = l'inconvénient
opdat; om te = afin de
van staal = en acier
het stuk = la pièce
toegankelijk = accessible
vergelijkbaar met = comparable à
verhelderen = éclairer
de verkoop = la vente
verkrijgen = obtenir
verliezen; kwijtraken = perdre
veroordelen = juger
vervolgens = puis
vooruitlopend op = en avance sur
bewaren; behouden = conserver
het commentaar = le commentaire
hanteren; gebruiken = manier
kopen; verkrijgen = acquérir
lijken = avoir l'air
het merk = la griffe
namaken; kopiëren = copier
ongelofelijk = incroyable
ontwerpen = concevoir
de (mode)show = le défilé (de mode)
proberen (te) = tenter (de)
de reclamecampagne = la campagne de publicité
een rondje lopen = faire un tour
toegankelijk = abordable
toestaan = permettre
de eerste rij = le premier rang
wandelen = se balader
zich wijden aan = se consacrer à
zin hebben in/om = avoir envie de

Ingezonden op 29-06-2016 - 823x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Beste strijder,

De vragen zijn ingedeeld op F-N en N-F, dus het is niet nodig om de oefening op 'beide kanten op' te zetten, omdat je sommige woorden niet N-F hoeft te weten (en sommige niet F-N? Dat weet ik niet zeker). Deze oefening was nodig voor mijn SE in klas 5, waar alle woorden van het hele jaar in gevraagd mochten worden. Wie diezelfde marteling moet ondergaan, veel sterkte en succes!

David Boekestijn van 't JvO

PS denken jullie dat het nodig is om deze oefening te plaatsen onder elk hoofdstuk? Ikzelf gebruik woordjesleren.nl bijna nooit, dus weten jullie of dat een idee is? Dank!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes, deel 1, 2, 3

0 ALLE HOOFDSTUKKEN!