Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Vivat Roma!

0 Vivat roma! ‹› H.3 tot en met H.8 ‹›

Jaar 1 (Gymnasium)

Troianus = Trojaan; Trojaans
est = (hij/zij/het) is
currere = rennen
fugere = vluchten { -io }
non = niet
senex, senes = oude man m
enim = immers; want
puer = jongen
et = en
cur = waarom?
timere = bang zijn
bellum = oorlog
saevire = woeden
quoque = ook
sed = maar
eheu = ach! helaas!
cadere = vallen
clamare = roepen; schreeuwen
at = maar
neque...neque = noch...noch; niet...en ook niet
audire = horen; luisteren
omnes = alle(n)
consistere = blijven staan
rogare = vragen
ubi = waar?
femina = vrouw
autem = echter
respondere = antwoorden
iterum = weer; opnieuw
tum = dan; toen
tacere = zwijgen
pergere = (verder) gaan
Graecus = Griek
appropinquare = naderen; dichterbij komen
repetere = teruggaan
errare = ronddwalen
quaerere = zoeken
fuga = vlucht
subito = plotseling
umbra = schim
apparere = verschijnen
dicere = zeggen; spreken
patria = vaderland
novus = nieuw
regnum = koninkrijk
manere = wachten; te wachten staan
demum = pas; zo-even { bijw. }
parere = gehoorzamen
navis, naves = schip {v}
mare, maria = zee {o}
stare = staan
lacrimare = huilen
procul = ver weg
etiam = ook
dormire = slapen
ludere = spelen
et = en; ook
sunt = (zij) zijn
dolere = verdrietig zijn
nam = want
quo = waarheen?
nescire = niet weten
servus = slaaf
serva = slavin
videre = zien
tectum = dak; huis
somnium = droom
dea = godin
mater, matres = moeder
desiderare = verlangen naar; missen
postulare = eisen
somnus = slaap
interea = intussen
urbs, urbes = stad
cogitare = denken aan
quid = wat
facere = doen
amare = liefhebben; beminnen; houden van
sentire = voelen
sol, solem = zon
non iam = niet meer
lucere = schijnen; licht geven
nubes = wolk
ventus = wind
statim = meteen
iubere = bevelen
iam = al; reeds
iactare = heen en weer slingeren
unda = golf
urgere = in het nauw brengen
in = in; naar
ad = naar
caelum = hemel
tendere = uitstrekken
deus = god
magnus = groot
tempestas = storm
ita = zo
servare = redden
silva = bos
esse = zijn
ibi = daar
via = weg
reperire = vinden
posse = kunnen
puella = meisje
gerere = dragen
circum = rondom
caput; capita = hoofd
vocare = roepen
venire = komen
huc = hierheen
quis = wie
fortasse = misschien
vos = jullie
iuvenis; iuvenes = jongeman
socius = metgezel; makker
is, ea, id = hij, zij, het
tu = jij; u
dic = zeg eens
terra = land; aarde
regere = regeren; besturen
Dido, Didonem = Dido
regina = koningin
iuvare = helpen
monstrare = tonen; wijzen; laten zien
deinde = vervolgens
avertere = afwenden
fluere = stromen
heu, eheu = ach; helaas
ego = ik
relinquere = verlaten
exclamare = uitroepen
autem = echter; maar; nu
pervenire = aankomen; bereiken
templum = tempel
ante = vóór
sedere = zitten
homo, homines = mens; man
salutare = begroeten
vir, viri = man
dolus = list
parare = voorbereiden; klaarmaken
filius = zoon
natus = zoon
adiuvare = helpen
fallere = bedriegen; misleiden
Carthago/Carthaginem = Carthago
ire = gaan
donum = geschenk
ferre = brengen; dragen
nunc = nu
mandare = opdragen
forma = vorm;gedaante; uiterlijk
petere = gaan naar; opzoeken
amor/amores = liefde
cor = hart
excitare = opwekken
deponere = neerzetten; neerleggen; afleggen
regia = paleis
lectus = bed; aanligbed
tollere = opheffen; optillen
mons = berg
inter = tussen; te midden van
flos/flores= bloem
intrare = binnengaan
sedes = zetel
Tyrius = Tyriër; Carthager
convenire = samenkomen
vestis = kleding; kleren; kleed
tegere = bedekken
ubique = overal
cena = maaltijd
centum = 100
hospes = gast
excipere = ontvangen
alii... alii = sommigen...anderen
mensa = tafel
vinum = wijn
implere = vullen
distribuere = uitdelen
adire = gaan naar
dare = geven
et.. et = zowel... als; ...en ook
movere = bewegen
accipere = ontvangen; aannemen
memoria = herinnering
animus = hart; geest
paulatim = langzamerhand
expellere = verdrijven; verjagen
post = na
convivium = feestmaal
carmen = lied
recitare = voordragen
lumen = licht
nox = nacht
fugare = verjagen
bibere = drinken
sermo = gesprek
multa = veel; veel dingen
postremo = tenslotte
nos = wij
insidiae = hinderlaag
narrare = vertellen over
fatum = lot; lotgeval
error = zwerftocht
oculus = oog
habere = hebben; houden
pater = vader
sic = zo; als volgt
incipere = beginnen
dolor = verdriet
renovare = hernieuwen
praeterire = voorbijgaan
sidus = ster
suadere = aanraden
cognoscere = leren kennen; vernemen
cupere = begeren; willen; wensen
vix = nauwelijk; niet nauwelijk
tamen = toch
parare + inf. = zich klaarmaken om
annus = jaar
decimus = tiende
nondum = nog niet
capere = nemen
itaque = dus
primo = eerst
auxilium = hulp
equus = paard
clam = in het geheim
aedificare = bouwen
complere = vullen
ceteri = overige
nocte = 's nachts
a / ab = vanaf
ora = kust
navigare = varen
occultare = verbergen
insula = eiland
in = in
de = vanaf
murus = muur
spectare = kijken
nec ... nec = noch ... noch
castra = legerkamp
laetus = verheugd
porta = poort
aperire = openen
an = of
flamma = vlam
urere = verbranden
intra = binnen
ducere = voeren
sacerdos = priester
cum = met
e / ex = uit
credere = geloven
numquam = nooit
carere = missen
miles, milites = soldaat
certe = zeker
timere = vrezen
hasta = lans
haerere = blijven steken
ecce = kijk!
rex, reges = koning
trahere = trekken
nomen, nomina = naam
sine = zonder
per = over
sanguis = bloed
lingua = tong
petere = gaan naar
primum = eerst
invadere = binnenvallen
corpus, corpera = lichaam
dens, dentes = tand
venenum = vergif
necare = doden
temptare = proberen
clamor, clamores = geschreeuw
frustra = tevergeefs
mors, mortes = dood
horrere = huiveren
modus = manier
punire = straffen
arma = wapens; wapenrusting
ponere = plaatsen; zetten
filia = dochter
fata = lotsbeschikkingen
aperire = openen; openbaren; bekendmaken
ornare = versieren
surgere = oprijzen; opstaan
umbra = schim; schaduw; duisternis
liberare = bevrijden
coniunx = echtgenoot; echtgenote
coniunx mv = coniuges
custos = bewaker; wachter
caedere = doden; afslachten
omnia = alle; alles
maestus = bedroefd
plurimi = zeer veel
vulnus = wond
vulnus mv = vulnera
pes = voet m
pes mv = pedes
fidus = trouw; betrouwbaar
salus = redding; heil
salus mv = salutes
multus = veel
funus = begrafenis; dood
funus mv = funera
varius = verschillend; allerlei
labor = inspanning; arbeid
labor mv = labores
tandem = eindelijk
aspicere, io = zien; aanschouwen
ille = hij
eripere, -io = ontrukken aan
hostis = vijand
hostis mv = hostes
altus = hoog
ruere = instorten
defendere = verdedigen
satis = genoeg; voldoende
Penates = Penaten; huisgoden
magis = meer
atque = en; en ook
pugna = strijd
excitare = wekken; opwekken
undique = aan alle kanten; van alle kanten
caedes = bloedbad; slachting
caedes mv = caedes
bonus = goed
pulcher = mooi
Romanus = Romein; Romeins
medius = middelste
ara = altaar
miser = ongelukkig
impellere ad + nv? = drijven naar +acc.; aanzetten tot + acc.
quo = waarheen
vadere = gaan
tempus = tijd o
tempus mv = tempora
eg[u]e[/u]re + nv? = nodig hebben + abl.
cedere = gaan; komen
ad + nv? = naar + acc.; bij + acc.
unus = één
telum = wapen
instare + nv? = achternazitten + dat.
capere, -io = (in)nemen; pakken; grijpen; vangen
ten[u]e[/u]re = (vast)hebben; (vast)houden; vasthebben; vasthouden
gladius = zwaard
percutere, -io = doorboren
vita = het leven; leven; (het) leven
cum + nv? = (samen) met +abl.; samen met +abl.; tegelijk met + abl.
fundere = uitstorten
iratus = woedend
meus = mijn

Ingezonden op 08-07-2016 - 795x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Hoi, ik hoop dat de lijst foutloos is!

Succes!!

ps: laat even weten als er een fout instaat

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Vivat Roma!

0 Vivat roma! ‹› H.3 tot en met H.8 ‹›