Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Examenidioom Duits.
› 0 D-N 9 t/m 16
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Examenidioom Duits.
, deel -
0 D-N 9 t/m 16
Jaar 5 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Auseinandersetzung = de ruzie; de discussie sich verständigen = communiceren; zich verstaanbaar maken das Verständnis = het begrip der Vorbehalt = het bezwaar; het voorbehoud voraussetzen = uitgaan van; veronderstellen beobachten = gadeslaan; waarnemen erwähnen = vermelden hervorbringen = uitbrengen hervorhebben = nadruk geven; accentueren Bescheid sagen = op de hoogte brengen sich herumsprechen = rondgaan; de ronde doen faseln = zwammen; leuteren sich ausmalen = zich voorstellen die Mundart = het dialect die Geste = het gebaar das informationszeitalter = het informatietijdperk der Lagebericht = het verslag van de situatie der Erfahrungsbericht = het ooggetuigenverslag die Auskunft = de informatie, de inlichting die Hauptaussage = de belangrijkste uitspraak die Berichterstattung = de verslaggeving eintragen = noteren; registreren das Verzeichnis = de lijst; het register die Schlagzeile = de vette kop das Schlagwort = de leus; de slogan die Datei = het bestand speichern = opslaan die Tatstatur = het toetsenbord die Müllbox = de prullenbak die Öffentlichkeit = de publiciteit der Medienrummel = het mediaspektakel ins Bild rücken = voor het voetlicht treden die Sendereihe = de programmareeks die Moderation = de presentatie ansagen = aankondigen aufzeichnen = opnemen mitschneiden = opnemen einblenden = invoegen die Einschaltquote = het kijkcijfer das Medienforschungsinstitut = het instituut voor mediaonderzoek das Kennzeichen = het kenmerk; de karakteristiek großzügig = gul der Anstand = het fatsoen geschickt = handig; behendig gewandt = vlot die Fertigkeit = de vaardigheid unverfänglich = onschuldig unverzichtbar = onmisbaar; essentieel die Fassung = de zelfbeheersing gewissenhaft = nauwgezet; consciëntieus engagiert = betrokken grundsätzlich = principeel gierig = gretig stattlich = imposant sinnlich = sensueel das Faible = het zwak; de voorliefde erklärt = uitgesproken empfänglich = gevoelig nachgiebig = zacht; toegevend unbotmäßig = impertinent; ongehoorzaam nachtragend = haatdragend karg = karig; zuinig ungut = onbehaaglijk gleichgültig = onverschillig quirlig = levendig reizbar = prikkelbaar skurril = vreemd; zonderling töricht = dwaas albern = onnozel die Tücke = de boosaardigheid der Angeber = de opschepper der Schweinehund = het beest; de smeerlap scheitern = mislukken der Versager = de loser; de mislukkeling die Marotte = de gril; de kuur der Heuchler = de huichelaar; de schijnheilige die Bequemlichkeit = de gemakzucht verlogen = leugenachtig tarnen = camoufleren entlarven = ontmaskeren der Haushalt = het budget; de begroting wirtschaftlich = economisch die Konjunktur = de conjunctuur; de economische situatie der Aufschwung = de opbloei; de opleving boomen = een opleving beleven die Flaute = de slappe tijd Konkurs machen = failliet gaan pleite = blut; failliet; bankroet die Planwirtschaft = de geleide economie der Wettbewerb = de concurrentie die Raubkopie = de illegale kopie die Mogelpackung = de nepverpakking die Nobelmarke = het vooraanstaande merk der Ramsch = de ramsj; de niet lopende handelswaar branchenfremd = niet behorend tot de eigen branche die Mangelware = de schaarse waar der Mondscheintarif = het avond- en nachttarief der Normalverbraucher = de doorsneeconsument; de gemiddelde die Verbraucherzentrale = de consumentenvereniging die oberen Zehntausend = de elite; de upper ten die kaufmännische Lehre = de commerciële scholing; de duale bedrijfsopleiding landläufig = algemeen; gebruikelijk der Steuerberater = de belastingadviseur gebührenfrei = kosteloos der Nachschub = de nieuwe voorraad der Super-GAU = de grootst mogelijke ramp der Interessent = de belangstellende die Vermarktung = het op de markt brengen; de commercialisering die Kulanzregelung = de goedkope of gratis reparatie na het verstrijken van de garantietermijn der Zuwachs = de groei zuzüglich = exclusief das Guthaben = het tegoed die Rate = de termijn der Zins = de rente die Versteigerung = de veiling feilbieten = te koop aanbieden die Kohle = de poen die Erstattung = de vergoeding die Währung = de valuta kostspielig = duur; kostbaar die Forschung = het onderzoek; het wetenschappelijk onderzoek der Gegenstand = het thema; het onderwerp; het voorwerp die Retorte = de reageerbuis die Schachtel = de doos; het doosje der Zirkel = de passer; de cirkel großangelegt = groot opgezet voranschreiten = opschieten; vooruitgaan die Fortführung = de voortzetting herausfinden = ontdekken überprüfen = checken; controleren vollenden = voltooien die Daten = de gegevens der Beleg = het bewijs der Befund = de uitslag; de bevinding der Fund = de vondst; de ontdekking die Fundgrube = de rijke bron voraussagen = voorspellen sich erweisen = blijken; blijken te zijn überholt = achterhaald erfordern = vereisen besagen = bewijzen; betekenen gewährleisten = garanderen herhalten = dienen; opdraaien abschalten = uitschakelen der Prüfstand = de proefbank; het controleapparaat der Proband = de proefpersoon die Langzeitwirkung = de langdurige werking die Trefferquote = de score der Urheber = de auteur; de uitvinder der Erfinder = de uitvinder versenken = dalen; laten zinken der Bohrer = de boor das Gefüge = de bouw; de structuur; de constructie der Ersatz = de vervanging die Gentechnik = de gentechniek der Grundsatz = het principe; de grondstelling die Anleitung = de aanwijzing; de handleiding der Begleittext = de begeleidende tekst die Sternstunde = het grootse en beslissende moment die Untertasse = de schotel die Malerei = de schilderkunst der Rahmen = de schilderlijst die Leinwand = het linnen das Plakat = het affiche die Ausstellung = de tentoonstelling die Vernissage = de opening (van een tentoonstelling) die Skulptur = het beeldhouwwerk die Statue = het standbeeld das Denkmal = het monument die Uraufführung = de première darstellen = afbeelden; uitbeelden die Darbietung = de opvoering das Lampenfieber = de plankenkoorts die Unterhaltung = het vermaak das Fernweh = de drang naar verre landen der Reigen = de dans; de rondedans die Anmut = de gratie vertonen = op muziek zetten die Auszeichnung = de onderscheiding die Autorin = de schrijfster die Widmung = de opdracht das Glossar = de verklarende woordenlijst verfassen = schrijven der Protagonist = de hoofdpersoon; de hoofdrolspeler die Belletristik = de fictie; de literatuur die Gestalung = de vormgeving der Drache = de draak; de vlieger die Zauberei = de magie; de toverij; de tovenarij das Taschenbuch = het pocketboek der Tagebuchauszug = het dagboekfragment die Inhaltsangabe = de inhoudsopgave der Klappentext = de flaptekst der Verlag = de uitgeverij herausgeben = utigeven die Erstauflage = de eerste druk die Sammlung = de verzameling sämtlich = totaal; compleet das Gedankengut = de opvattingen; het gedachtegoed der Kulturträger = de cultuurdrager das Kultusministerium = het ministerie van Onderwijs en Cultuur die Insel = het eiland die Bucht = de baai das Rinnsal = het beekje; het stroompje der Dunst = de nevel; de wasem das Unwetter = het noodweer der Gipfel = de top der Polarstern = de poolster die Sternschnuppe = de vallende ster das All = het heelal die Küchenschabe = de kakkerlak der Klimawandel = de klimaatverandering die Auswirkung = het effect der Treibhauseffekt = het broeikaseffect die Verknappung = het schaars worden abholzen = kappen; ontbossen die Rodung = de rooiing; de ontginning zerstören = verwoesten; vernietigen ausufern = buiten de oevers treden die Uberflutung = de overstroming der Pegel = het peil die Ressource = de hulpbron die Kernkraft = de kernenergie das Kraftwerk = de energiecentrale die Anlage = het complex; de installatie der Atommeiler = de kernreactor der Schlot = de schoorsteen sickern = sijpelen der Atomausstieg = het stoppen met de energiewinning in de kernreactoren erneuerbar = duurzaam die Entsorgung = de opslag; de berging der Sperrmüll = het grofvuil der Schadstoff = de milieuvervuilende stof die Wiederverwertung = het hergebruik die Verwertungsabgabe = de verwijderingsbijdrage der Ökostrom = de groene stroom der Biokraftstoff = de biobrandstof die Einwegflasche = de wegwerpfles der Mehrweganteil = het hergebruiksaandeel der Zusatz = de toevoeging die Massentierhaltung = de bio-industrie die Beschaffenheit = de gesteldheid; de hoedanigheid der Aufwand = de inzet; de moeite das Verfahren = het procedé; de handelwijze der Werdegang = de ontwikkeling; het wordingsproces der Wandel = de verandering; de wijziging der Vorgang = het proces, het voorval herkömmlich = traditioneel; gebruikelijk die Vorlage = het model; het voorbeeld althergebracht = aloud; traditioneel gängig = gangbaar; gebruikelijk geläufig = gangbaar; vertrouwd rückständig = achtergebleven ausgiebig = uitvoerig; uitgebreid eingehend = grondig; intensief einhellig = unaniem sattsam = voldoende; ruimschoots verfügbar = beschikbaar unumgänglich = onvermijdelijk; onontkoombaar lapidar = kort en bondig beiläufig = terloops die Brisanz = de explosieve kracht pfundig = gezet, reusachtig sagenhaft = geweldig schmackhaft = lekker; smakelijk schnittig = rank schäbig = sjofel; armoedig der Bezug = de band; het verband; de betrekking in Anbetracht = met het oog op aufschlussreich = duidelijk; verhelderend ausreichen = volstaan verwenden = gebruiken unterliegen = onderworpen zijn aan überwinden = te boven komen einhergehen = gepaard gaan bevorstehen = te wachten staan behaftet = belast, verbonden; behept angemessen = gepast; passend einschlägig = desbetreffend einwandfrei = onberispelijk verhältnismäßig = relatief das Arbeitsamt = het arbeidsbureau das Vorstellungsgespräch = het sollicitatiegesprek die Beamtenstelle = de overheidsbetrekking; de vaste baan bij de overheid der Vorgesetzte = de chef; de meerdere die Beschäftigung = het werk; de bezigheid das Gaststättengewerbe = de horeca zuständig = bevoegd; verantwoordelijk schuften = zwoegen; hard werken der Handwerker = de vakman der Töpfer = de pottenbakker die Wartung = het onderhoud der Hobel = de schaaf die Meisterprüfung = het examen voor het vakdiploma der Facharbeiter = de vakman; de geschoolde arbeider das Gerüst = de steiger das Mauerwerk = het metselwerk veputzen = stukadoren; bepleisteren der Immobilienmaker = de makelaar in onroerend goed buchführen = boekhouden der Kumpel = de kameraad; de mijwerker der Bergwerkstollen = de mijngang das Tuchgewerbe = de lakenhandel; de stoffenindustrie die Zunft = het gilde das Gesinde = het personeel; de meiden en knechten die Friseurin = de kapster der Steifel = de laars der Winzer = de wijnboer herstellen = produceren der Sachverständige = de deskundige der Firmenjäger = de bedrijfsopkoper ehrenamtlich = onbezoldigd nebenamtlich = in een bijbaantje der Karriereknick = de carrièrebreuk der Ruhestand = het pensioen die Tarifverhandlungen = de cao-onderhandelingen die Arbeitsbedingungen = de arbeidsvoorwaarden das Vorstandsmitglied = het bestuurslid die Gehaltserhöhung = de salarisverhoging feuern = op staande voet ontslaan die Tretmühle = de tredmolen; de dagelijkse sleur
Ingezonden op 09-07-2016 - 1150x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!