Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pallas, deel 1

0 GRIEKSE WOORDJES LES 3 T/M 1O

Jaar 2 (Gymnasium)

zhtei = (hij) zoekt
wsper = zoals
usteron = later
tugxanw = krigen; treffen; bereiken
touto = dit; dat
tode = dit; het volgende
to teknon = kind
to qhrion = wild dier; beest
to ergon = werk; daad
to dwron = geschenk; cadeau
to deipnon = maaltijd
tis = wie; wat?; welk(e)?
ti = wat?; waarom?
ti = waarom?
ta opla = wapens
ta kaka = rampen; ongeluk
su = jij; u
sózw = redden
soj = jouw; uw
se = jou; u
qaumazw = bewonderen; zich verwonderen
prwtov mev...epeita de = eerst...daarna
proj = naar(toe); tot
poluj, pollh, polu = veel
polemew = oorlog voeren
plhn = behalve
plew = varen
pisteuw = vertrouwen
piptw = vallen
pioei = (hij, zij, het) doet; maakt
peri = om; over
pempw = sturen; zenden
peiqw = overtuiden; overreden
pauw = (doen) stoppen
parestin = (hij) is aanwezig
pareisin = (zij) zijn
paregw = verschaffen; geven
palin = weer; opnieuw
palaioj = oud; van vroeger
outwj = zo; op die manier
oun = dan; nu; dus
ouketi = niet meer
ouden = niets
oudeij = niemand
oude = zelfs niet; maar niet
ou; oek; ouc = niet
oti = dat; omdat
oioj te eimi = in staat zijn om; kunne
oikew = wonen
oikade = naar huis
o xenoj = vreemdeling
o upnoj = slaap
o uioj = zoon
o stratiwthj = soldaat
o sitoj = eten; voedsel
o qeoj = god
o qanatoj = de dood
o polithj = burger
o ploion = schip
o oinoj = wijn
o nouj = geest; verstand
o nauthj = zeeman
o logoj = woord
o kinduroj = gevaar
o hlioj = zon
o gamoj = huwelijk
o foboj = angst; vrees
o filoj = vriend
o douloj = slaaf
o despotej = heerser; meester
o cronoj = tijd
o bioj = leven
o Aqhnaioj = Athener
o antropoj = mens; man
o anemoj = wind
o aggeloj = bode
nun = nu
nomizw = beschouwen als; vinden
neoj, nea, neon = nieuw; jong
monon = slechts; alleen maar
mia = één
mhketi = niet meer
mh = niet
metexw = deelhebben aan; deelnemen aan
meta tauta = daarna
meta = na
meta = (samen) met
mellw = op het punt staan om; van plan zijn; zullen
melei moi = (het) interesseert me
megaj, megalh, mega = groot
mala = erg; zeer
makroj, makra, makron = lang
luw = losmaken
leipw = (ver)laten
legw = zeggen
lambanei = (hij, zij, het) neemt; pakt(vast)
kwlow = verhinderen; beletten om
kruptei = (hij) verbergt
kratew = macht hebben over; overwinnen
keleuw = bevelen; verzoeken; vragen om
katecw = in zijn macht
kaqizw = (gaan) zitten
kaloj = mooi
kalei = (hij) roept
kakoj = slecht
kai = en; ook; zelfs
iscuroj = sterk; krachtig
iepoj = heilig; gewijd aan
hkw = komen; gekomen zijn
hdh = al; reeds
h tugh = lot
h sumfora = gebeurtenis; ongeluk
h stpatia = leger
h qeoj = godin
h parqenoj = meisje
h nhsoj = eiland
h mach = gevecht; strijd
h luph = verdriet
h kefalh = hoofd; kop
h fwnh = stem
h eleuqepia = vrijheid
h cora = land; streek
h basileia = koningin
h alhqeia = waarheid
h aitia = oorzaak
gar = want
gamew = trouwen (met)
fulattw = bewaken
fugh = vlucht
fpontizw = zich bekommeren om
foberoj, fobera, foberon = angstaanjagend
filtatoj = liefst(e); zeer
filoj = geliefd
fileo = houden van
feugei = (hij, zij, het) vlucht (voor)
ferei = (hij, zij, het) draagt; brengt
euvouj = goedgezind (aan)
euriskei = (hij) vindt; ontdekt; treft aan
etiomoj = bereid; gereed; klaar (om te)
esti(n) = (hij, zij, het) is
eqelw = willen; bereid zijn
epiqumew = verlangen te/ om
epiqumew = verlangen naar; begeren
epi = op...af; naar
epi = op
epeita = daarna
entauqa = daar
enqade = hier(heen)
en nw ecw = van plan zijn
en = in; bij; op
emoj, emh, emon = mijn
eme, me = mij; me
ekbainw = gaan uit
ekastoj = ieder
ek = uit
eisin = (zij) zijn
eimi = zijn
eij = naar; naar binnen; tot
ei = als; indien
egw = ik
egguj = dichtbij
ecpros = gehaat bij
ecei = (hij, zij, het) heeft
eauton = zichzelf
dia = door; wegens
dh = dan; dus
deuro = (hier)heen
deinosj = verschrikkelijk; geducht
de; d' = en; maar
dakruw = huilen
cairw = blij zijn met; zich
cairw = blij zijn
caipe(te) = gegroet
bonqew = te hulp komen; helpen
blepw = kijken
bainei = (hij, zij, het) gaat
aveu = zonder
auton = hem
autika = meteen; onmiddellijk
authn = haar
auqij = weer; opnieuw
aristoj = beste; zeer goed
Aqhnaioj = Atheens
aposterew = beroven van
apoqnhskw = sterven
apopempw = terugsturen; wegsturen
apokteinei = (hij) doodt
apobaino = weggaan
apo = vanaf
anti = in plaats van
andreioj = dapper
anabainw = omhoog gaan
amfi = (rond)om
alloj, allh, allo = ander
alla, all' = maar
akouw = horen; luisteren (naar)
aitioj = verantwoordelijk voor; schuldig aan
aitew = (iemand) vragen (om)
ai Aqhnai = Athene
agw = brengen; leiden
aggellw = berichten; melden
aei = altijd
... te kai ... = en

Ingezonden op 11-03-2009 - 4425x bekeken.
Waardering 6 (aantal stemmen: 16)

voting system
1
2
3
4
5

Je moet de griekse woorden nog wel ff omzetten in "Greek" in Teach2000!
Het lukte me niet dit keer om ze hier in het Grieks te krijgen...:(

Succes met leren!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pallas, deel 1

0 GRIEKSE WOORDJES LES 3 T/M 1O