Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans I. Werbrouck
› 10 5 Mijn werkwoordenlijst 5° jaar
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans I. Werbrouck
, deel B
10 5 Mijn werkwoordenlijst 5° jaar
Jaar 5 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abofetear = met de hand in gezicht slaan (begroeting?) abolir = afschaffen abordar = aan boord gaan, naderen, approach abundar = in overvloed voorkomen, aanwezig zijn in overvloed acarrear = met zich meebrengen, leiden tot, overbrengen naar acuciar = prikkelen, aanzetten, ophitsen adaptarse = zich aanpassen WW administrar = beheren admitir = toelaten, erkennen, aanvaarden advertir(ie,i) = alarmeren, opmerkzaam maken, waarschuwen agrandar = vergroten agregar = toevoegen, verenigen agudizar = verscherpen, verhogen agudizarse = zich verergeren, verslechteren, verhevigen WW aislar = isoleren alegar = als excuus aanvoeren, beweren, claimen, discuteren alertar = op gevaar wijzen aludir = alusie maken animar = aanmoedigen añorar = verlangen (verlangen naar iets) añorar = verlangen, hunkeren apartarse = opzijgaan, uit de weg gaan, wijken WW aprobar = slagen, er door zijn apuntarse a = meedoen, zich inschrijven in... apurarse = zich haasten, tempo maken WW arrastrar = slepen, sleuren, meeslepen arrendar = verhuren, leasen arrimar = dichter schuiven asear = leeg maken, opruimen, schoonmaken asombrarse = zich verbazen WW asumir = op zich nemen / er van uitgaan asumir = veronderstellen, aanvaarden, opnemen, aannemen atravesar (ie) = doorkruisen, oversteken atreverse = durven WW atropellar = overrijden, omverrijden beneficiar = voordeel genieten besuquear = met kussen overladen canturrear = neuriën caracterizar = "tekenen", karakterizeren ceder = vermaken, afstand doen, geven, afzien van cesar = eindigen chillar = gillen, schreeuwen, krijsen chupetear = kauwen, zuigen, herhalend cometer = begaan, bedrijven, plegen conceder = toekennen, toestaan, toewijzen, verlenen conceder = toewijzen, uitreiken, toekennen concertar(ie) = afspreken, overeenkomen confabular = bespreken, converseren confabularse = samenzweren, samenspannen WW contaminar = besmetten contradecir = tegenspreken contraer = aangaan, een contract aangaan convalidar = erkennen, valideren,( bv diploma...) convenir (ie, convengo)) = schikken, gepast zijn, nodig zijn corretear = rondlopen, rondhangen zonder doel corromper = corrupt maken, bezoedelen, perverteren, verloederen decaer = achteruitgaan, verminderen deformar = verbuigen, vervormen degradar = naar beneden halen, ontluisteren deleitar = genot verschaffen, bekoren deleitarse = genot verschaffen, bekoren WW deshacer = losknopen, uitpakken, verscheuren, tenietdoen desperdiciar algo = verspillen, slecht gebruiken, verknoeien difundirse = zich verspreiden, doordringen WW distinguirse (distingo) = verschillen van, zich onderscheiden WW eludir = opzijgaan, uit de weg gaan empeñarse = zich wijden aan....WW empobrecer(empobrezco) = verarmen, armer maken engancharse = blijven hangen, verslaafd worden / dienst nemen in... WW entablar = aanknopen, aanvangen, beginnen, klaarmaken especificar = specifiëren estimar = waarderen, achten, veronderstellen, aannemen, beschouwen als estorbar = verstoren, verhinderen, obstakels plaatsen exceder = overschrijden, tever gaan expulsar = uitstoten extinguirse (me extingo) = uitsterven, uitdoven WW fichar = contracteren, iemand aannemen fomentar = aanmoedigen, bevorderen, stimuleren, in de hand werken gemir(i) = janken, jammeren, kreunen gimotear = jengelen, blèren, zagen, zeuren, wenen zonder tranen hermanar = verbroederen hundir = doen zinken, onderdompelen importunar = opdringen, lastig vallen, ergeren infravalorar = onderwaarderen ingerir (ie,i) = inslikken intentar = proberen, het willen doen juguetear = blijven spelen, brielen (bv. met eten in je bord) matricularse = zich inschrijven WW mosquearse = vies worden, boos worden pecar = zondigen, zich bezondigen aan percibir = waarnemen, onderscheiden permitir = toestaan, toelaten, goedkeuren, veroorloven persistir = aanhouden, vasthouden, benadrukken perturbar = verstoren, verwarren, overhoop halen pintar = karaterizeren, aantonen, voorstellen pisotear = aantrappen, neertrappen, aanstampen planificar = aanleggen (tuin) posponer = verdagen, uitstellen, achterstellen, voor zich uit schuiven postergar = uitstellen, op de lange baan schuivendoen prescindir de algo = het "zonder" iets doen promover(ue) = stimuleren, aanmoedigen, begunstigen, promoveren proporcionar = regelen, ervoor zorgen, verschaffen, geven radicar = bestaan, leven, wonen radicarse = zich vestigen ralentizar = trager worden, vertragen rebasar = passeren, inhalen, overstijgen, overtreffen, "basis herkiezen" rebosar = overlopen recopilar = verzamelen, een compilatie maken regañar = een standje geven, terechtwijzen, vermanen regirse (i, me rijo) = onderworpen aan, geregeld worden door, geleid worden door... remarcar = hoger prijzen,benadrukken, accentueren rendir(i) = zich overgeven, opgeven / renderen, opbrengen repartir = verdelen, uitdelen representar = representeren, voorstellen rescatar = redden, opnieuw gebruiken revolcar = rondwentelen in de modder, neerslaan saber a = smaken naar sobrepasar = overschrijden sobreponerse = zich "er over zetten" WW sorber = adem halen bij het drinken sumergir = onderdompelen" suplicar = afsmeken, verzoeken, bidden suponer (supongo) = aannemen, veronderstellen, geloven suscitarse = opwekken, veroorzaken, zich stellen, zich voordoen WW suspender = niet slagen, gebuisd zijn tachar = verwijderen, uitgommen tener agallas = moedig zijn, lef hebben tergiversar = woorden verdraaien, anders uitleggen trapichear = klussen, een beetje zeuren, trucjes gebruiken trascender(ie) = bekend worden, opduiken, verschijnen trazar = "trekken (bv. lijnen trekken)" uitstippelen, bedenken, plannen tropezar = struikelen
Ingezonden op 23-07-2016 - 1760x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
11-03-2017
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!