Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

WP VWO6 SO, deel 1

2 SO 2 Orange 10-11-12 D-N

Jaar 6 (vwo)

haupt- (bijv. : Hauptstadt) = hoofd (bvb: hoofdstad)
Hilfe = hulp
leicht (einfach) = licht; eenvoudig
Ort = oord; plek
schön = mooi
schwer (schwierig) = zwaar; moeilijk
Teil = deel
Übung = oefening
Unfall = ongeval
unterscheiden = onderscheiden
unterschiedlich = verschillend
Urteil -› beurteilen = oordeel -› beoordelen
verstehen = verstaan; begrijpen
vielleicht = wellicht; misschien
Vorurteil = vooroordeel
Zahl = aantal
Zeit = tijd
bezeichnen = betekenen
durchschnittlich = 'doorsnee-lijk': gemiddeld
empfehlen = aanbevelen
steuern = sturen
bekommen = krijgen
brauchen = nodig hebben
denn = want
dürfen = mogen
fast = bijna
herstellen -› Hersteller = produceren -› producent
machen = doen
nett = aardig
sollen = moeten
versprechen = beloven
verständlich -› Verständnis = begrijpelijk -› begrip
versuchen = proberen
wachsen = groeien
aufschließen -› aufgeschlossen = openen -› geopend
auslösen = veroorzaken
bedürfen -› Bedürfnis = nodig hebben -› behoefte
eng = nauw
erst = pas
klar = duidelijk
knapp = bijna
offenbar = blijkbaar
(aus)reichen = voldoen
schlimm = erg
(be)fürchten = vrezen
der Ausstoß = uitstoot
allerdings = echter
der Energiebedarf = energiebehoefte
benötigen (14) = nodig hebben
zumal = temeer daar
fördern = bevorderen; sponsoren
rückgängig machen = terugdraaien; ongedaan maken
lösen = inslikken
die Rückrufaktion = terugroepactie
der Vorfall = incident; voorval; geval
der Ersatz = vervanging; surrogaat
mehrere = verscheidene
beliebt = populair; geliefd
kulant = coulant; soepel
die Betreuung = verzorging; begeleiding
spitzbübisch = ondeugend
darauf bestehen = erop staan; eisen
billig = goedkoop
der Lehrling/der Azubi = leerling in beroepsopleiding
3er Klasse = van mindere waarde
der Nachwuchs = nakomelingen; nieuwe generatie
die Ueberweisung = (bank)overschrijving
die (Ab)rechnung = rekening
die Bankdaten = bankgegevens
Überweisen auf +4 = overmaken naar
das Originalzubehör = basisuitrusting
die Leistung = prestatie
die Fähigkeit = capaciteit
die Gewährleistung (9) = garantie; tegenprestatie
die Verwendung = het gebruik
der Ersatzteil = het vervangend onderdeel
kostenpflichtig = waarvoor je moet betalen
die Anfrage = aanvraag
das Angebot = aanbod
auf Lager haben = op voorraad hebben
gewähren = verlenen; toestaan
ohne Gewähr = onder voorbehoud
zuzüglich +2 = exclusief; daar komt nog bij
die Mehrwertsteuer; Mws = btw
der Rabatt = korting
der Mengenrabatt = quantumkorting
die Lizenz = toestemming; licentie
der Klau = de diefstal
ruck zuck = rap; heel snel
der Fahrplan = dienstregeling
verfügen über +4 = beschikken over
die Auskunft = informatie
der Versand = het verzenden
die Funktionalität = functie; feature
erfolgen = plaatsvinden
das Mitglied = het lid
der Mitgliedsantrag = aanvraag van lidmaatschap
das Zeugnis = getuigschrift; rapport
gegebenenfalls (ggf) = eventueel
die Anmeldegebühr = aanmeldingskosten
die Kursgebühr = cursuskosten
endgültig = definitief
der Ausweis = ID; paspoort
Prüde = preuts
im voraus = bij voorbaat; van te voren
penibel = heel precies
das Pfand = statiegeld; onderpand; borg
das Auftragsvolumen = opdrachtgrootte
innerhalb +2 = binnen
das Wiederrufrecht = recht om op te zeggen
das Rückgaberecht = recht om terug te geven
der Ablauf = verloop; hoe men werkt
das Vorstellungsgespräch = sollicitatiegesprek
Anspruchsvoll = veeleisend
Anspruchlos = bescheiden
in Betracht kommen = in aanmerking komen
sich auskennen = op de hoogte zijn; de 'weg' kennen
qualifiziert sein = de juiste kwaliteiten hebben
der Schläger = klopper
der Rahm/die Sahne = (slag)room
der Quirlbesen = garde; klopper
versehen mit +3 = voorzien van
vielerorts = op veel plaatsen
zahlreich = talrijk
die Resonanz = reactie; instemming; goedkeuring
sich einigen auf +4 = het eens worden over
der Renner = succes
bislang = tot op heden
einheitlich = uniform; algemeen
langer Donnerstag = donderdag met langere openingstijd
das Schutzgezetz = wet ter bescherming van...
sich beschäftigen mit +3 = zich bezighouden met
zusätzlich = extra; bijkomend
zulässig = toelaatbaar; toegestaan
der Entgelt = (financiële) compensatie
der Ausfall = de uitval
Überfliegen = vluchtig lezen
befristet = met een termijn; tijdelijk
das Arbeitsverhältnis = werkrelatie; arbeidscontract
die Frist = termijn
das Dauerarbeitsverhältnis = vast contract
kündigen +3 = ontslaan
die Kündigung = ontslag
fristlos = op staande voet
die Probezeit = proeftijd

Ingezonden op 09-09-2016 - 468x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 15-09-2016.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

WP VWO6 SO, deel 1

2 SO 2 Orange 10-11-12 D-N