Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Let's go digital!
› 2 Familienleben
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Let's go digital!
2 Familienleben
Jaar 3 (mavo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
die Verwandten = de familie die Familie = het gezin der Vater= de vader die Mutter = de moeder die Eltern = de ouders der Sohn = de zoon die Tochter = de dochter der Bruder = de broer die Schwester = de zus die Geschwister = de broers en zussen die Grosseltern = de grootouders der Enkel = de kleinzoon die Enkelin = de kleindochter der Onkel = de oom die Tante = de tante der Vetter = de neef die Kusine = de nicht der Neffe= de neef die Nichte = de nicht die Zwillinge = de tweeling Habt ihr eine grosse Familie? = Hebben jullie een groot gezin? Meine Schwester ist nicht zu Hause. = Mijn zus is niet thuis. Jutta ist eine Verwandte von mir. = Jutta is familie van mij. Ich finde deinen Onkel sehr nett. = Ik vind je oom erg aardig. Meine Grosseltern haben 18 Enkelkinder = Mijn grootouders hebben 18 kleinkinderen. Hast du auch Geschwister? = Heb je ook broers en zussen? Ist man mit 18 schon erwachsen? = Ben je met 18 jaar al volwassen? Mein Vetter will Pilot werden. = Mijn neef wil piloot worden. Grüssen Sie Ihre Kusine von mir. = Doe uw nicht de groeten van mij. Sie sind nicht mit uns verwandt. = Zij zijn geen familie van ons. Wo hast du deinen Freund zum ersten Mal getroffen? = Waar heb je je vriend voor de eerste keer ontmoet? Kennt ihr euch schon? = Kennen jullie elkaar al? Darf ich vorstellen. Das ist mein Vater, das ist mijne Mutter. = Mag ik voorstellen. Dit is mijn vader dit is mijn moeder. das Baby = de baby die Geburt= de geboorte das Kind = het kind der Bursche = de (jonge) vent die Braut = de bruid der Bräutigam = de bruidegom die Hochzeit = de bruiloft das Ehepaar =het echtpaar der Gatte = de echtgenoot die Gattin = de echtgenote der Tod = de dood die Leiche = het lijk die Beerdigung = de begravenis die Freuerbestattung = de crematie der Verstorbene= de overledene der Friedhof = het kerkhof das Grab = het graf der Witwer = de weduwnaar die Witwe = de weduwe die Waise = de wees Sie erwartet ein Kind. = Ze verwacht een kind. Wie schwer war das Baby bei der Geburt? = Hoe zwaar was de baby bij de geboorte? Lotte ist im dritten Monat schwanger. = Lotte is drie maanden zwanger. Meine Schwester und ihr Mann haben ein Kind adoptiert. = Mijn zus en haar man hebben een kind geadopteerd. Mein Bruder ist noch Junggeselle. = Mijn broer is nog vrijgezel. Die Eltern sind geschieden. = De ouders zijn gescheiden. Die Braut war ein bisschen nervös. = De bruid was een beetje zenuwachtig. Meine Eltern feieren nächste Woche ihre silberne Hochzeit. = Mijn ouders vieren volgende week hun zilveren bruiloft. Wie alt wird deine Grossmutter? = Hoe oud wordt je grootmoeder? Im Wald wurde eine Leiche gefunden. = In het bos werd een lijk gevonden. Wann findet die Beerdigung statt? = Wanneer vindt de begrafenis plaats? Wo ist der Friedhof? = Waar is het kerkhof?
Ingezonden op 21-09-2016 - 1031x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!