Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Bijzondere weefselleer
› 1 inleiding algemene begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Bijzondere weefselleer
, deel 1
1 inleiding algemene begrippen
Jaar 2 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Op welke twee manieren kan je de organen indelen?= parenchymateuze organen en holle (buisvormige) organen. Noem 8 parenchymateuze organen?= milt, lever, bijnier, nier, speekselklier, pancreas, testes, ovarium Uit welke twee componenten is een parenchymateus orgaan opgebouwd?= uit parenchym en stroma (BW) Wat is het parenchym?= dit is het functionele element van het orgaan, algemeen epitheel op een bepaalde wijze gegroepeerd met een bepaalde functie. Hoe worden epitheliale cellen van endocriene klieren gegroepeerd tot parenchym?= door celstrengen zonder afvoerwegen. Hoe worden epitheliale cellen van lever en nier gegroepeerd tot parenchym?= worden gegroepeerd in tubuli. Hoe worden epitheliale cellen van pancreas en parotis gegroepeerd tot parenchym?= worden gegroepeerd in acini. Hoe worden epitheliale cellen van long en actieve melkklieren gegroepeerd tot parenchym?= worden gegroepeerd in alveoli. Wat is het stroma van een parenchymateus orgaan?= dat is de bondweefselige component van het orgaan. 10. Wat vind je terug in de stroma van een orgaan?= de bloedvaten, lymfevaten, klierafvoerwegen en zenuwen. 11. Hoe is een orgaan over het algemeen opgebouwd?= een capsula van stroma, loopt over in bindweefselbalken (trabekels) en loopt nog verder door in septa. Deze bw stroken delen orgaan op in lobben (lobi en lobuli). Vanuit septa fijner bw rond het parenchym 12. Wat is een hilus?= een plaatselijke indeuking op het oppervlak van het orgaan waar de grote afvoer en aanvoerwegen binnen en buiten dringen. 13. Uit welk type bindweefsel bestaan de trabekels, septa en het kapsel?= uit stevig collageen bindweefsel dat een beschermende en steunende functie biedt. 14. Noem enkele benamingen van stroma ofwel het interstitium?= inter, peri of intralobulair, perivasculair, pericaniculair, peritubulair, periacineus, perialveolair interstitium. 15. Noem enkele holle of buisvormige organen?= spijsverteringstractus incl maag, urogenitaalstelsel zoals blaas, ureters en uretra, en het ademhalingstelsel tm de bronchiën. 16. Noem de 4 lagen van de 1e mantel van een buisvormig orgaan (Tunica mucosa)?= de lamina epithelialis mucosae, de membrana basalis, de lamina propria mucoasae, de lamina muscularis mucosae. 17. Hoe wordt de membrana basalis ook wel genoemd?= de basaal membraan of het glasvliesje. 18. Hoe is de basaalmembraan opgebouwd?= Lamina lucida, lamina densa, lamina fibroreticularis 19. Wat is de lamina propria?= een dun los collageen bindweefsellaagje. Zeer celrijk! 20. Waarvoor dient de lamina muscularis mucosae?= voor het bewegen van de tunica mucosae tov de inhoud, zo wordt opname en contact verbeterd. 21. Waaruit is een buisvormig orgaan opgebouwd?= uit een tunica mucosa, tela submucosa, tunica muscularis en tunica adventitia of serosa 22. Wat is de tela submucosa?= een laag bindweefsel tussen de tunica mucosa en de tunica muscularis 23. Heeft de tela submucosa meer of minder cellen dan de lamina propria?= de tela submucosa is cel armer dan de celrijke lamina propria 24. Welke twee lagen ken je van de tunica muscularis?= het stratum circulaire en het stratum longitudinale. 25. Welk stratum van de tunica muscularis ligt het meest perifeer (verder weg van het lumen)?= het stratum longitudinale 26. Wanneer spreek je van een tunica adventitia?= als het orgaan in omgevende weefsels met bindweefsel verbonden is. 27. Wanneer spreek je van een tuniva serosa?= dan is de bw laag afgegrensd met mesotheel en loopt het buisvormig orgaan door een lichaamsholte bv in de borstholte. 28. Wat zijn meso’s?= mesenterium, omentum minus en majus bv. 29. Welke soorten klieren ken je?= exocrien, endocrien, paracrien, merocrien, holocrien, apocrien, sereus en muceus. 30. Waar kan je klieren terug vinden?= in oppervlakte epitheel, in de lamina propria of dieper nog in de submucosa.
Ingezonden op 26-09-2016 - 2204x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!