Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Finish Up Super Tomaatje
› 75 Herhaling 71 t/m 75
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Finish Up Super Tomaatje
75 Herhaling 71 t/m 75
Jaar 5 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ICP woorden 71 t/m 75 Engels/Nederlands to shop = winkelen to do one's shopping = boodschappen doen department store = warenhuis store = winkel store chain = winkelketen basement = souterrain escalator = roltrap to browse = rondkijken, bladeren shop window = etalage to display = uitstallen, laten zien available = verkrijgbaar brand = merk to wrap = inpakken to reduce = afprijzen, verlagen discount = korting bargain = koopje VAT = btw stock = voorraad to stock = in voorraad hebben customer = klant shop assistant = verkoopster, verkoper to attend to, to serve = helpen junk, trash = rommel, troep (shopping) mall = winkelcentrum trolley = winkelwagentje cash desk = kassa checkout = kassa (in supermarkt) receipt = kassabon to exchange = ruilen to refund = terugbetalen use-by date, use by date, best-before date, best before date = houdbaarheidsdatum job centre = arbeidsbureau, CWI vacancy = vacature to apply (for) = solliciteren (naar) application = sollicitatie letter of application = sollicitatiebrief applicant = sollicitant job interview = sollicitatiegesprek experience = ervaring experienced = ervaren post, position = betrekking to turn down = afwijzen to earn = verdienen earnings = verdiensten wage = loon to strike = staken strike = staking (trade) union = vakbond to dismiss, to sack, to fire = ontslaan dismissal = ontslag labour = arbeid to appoint = benoemen appointment = benoeming, afspraak capable, able = bekwaam capability, ability = vermogen to co-operate, to cooperate = samenwerken co-operation, cooperation = samenwerking work permit = werkvergunning to retire = met pensioen gaan retirement = pensionering to employ = in dienst hebben employee = werknemer employer = werkgever employment = werk unemployment, redundancy = werkloosheid unemployed = werkloos redundant, superfluous = overbodig, overtollig to make redundant = werkloos maken suitable = passend, geschikt to negotiate = onderhandelen negotiation = onderhandeling outcome = resultaat deadlock = impasse, dood punt crucial = cruciaal, beslissend to manufacture = fabriceren manufacturer = fabrikant consultant = consultant, adviseur consultancy = adviesbureau to require = eisen, vereisen requirement = vereiste skill = vaardigheid skilful = bekwaam (un)skilled = (on)geschoold staff, personnel = personeel benefit = uitkering to be on the dole = een WW-uitkering hebben to be entitled to = recht hebben op trainee = stagiair(e) intern = stagiair(e) (AE) traineeship = stage internship = stage (AE) (un)desirable = (on)wenselijk to resign = ontslag nemen resignation = ontslagname to force, to compel = dwingen compulsion = dwang trial period = proefperiode to qualify = een bevoegdheid behalen qualification = bevoegdheid qualified = bevoegd manual, manually = met de hand to facilitate = vergemakkelijken on behalf of = namens engaged = bezig, bezet clerk = administratief medewerker to quit (quit-quit) = opgeven, stoppen met expat, expatriate = expat temporary = tijdelijk employment agency = uitzendbureau temp = uitzendkracht to temp = werken als uitzendkracht personnel manager = personeelschef to recruit = werven, aantrekken recruitment = werving responsible = verantwoordelijk responsibility = verantwoordelijkheid shift = ploegendienst assembly line = lopende band to commit oneself = zich verplichten commitment = verplichting, betrokkenheid commited = gemotiveerd carpenter = timmerman plumber = loodgieter workshop = workshop, werkplaats to engage = in dienst nemen pains = moeite to earn a living = de kost verdienen livelihood = middel van bestaan to merge = fuseren merger = fusie takeover = overname demand (for) = vraag (naar) to demand = eisen demand = eis to assign = opdragen assignment = opdracht accustomed to, used to = gewend aan to supervise = toezicht houden op supervision = toezicht profession, occupation = beroep to involve = inhouden, met zich meebrengen
Ingezonden op 30-09-2016 - 826x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!