Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Trabitour vwo 3
› 1 Woorden Niederländisch Deutsch
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Trabitour vwo 3
1 Woorden Niederländisch Deutsch
Jaar 4 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
het bezoek = der Besuch de bezoeken = die Besuche de humor = der Humor de kus = der Kuss de kussen = die Küsse de oom = der Onkel de omen = die Onkel de partner = der Partner de partners = die Partner de ruzie = der Streit de ruzies = die Streite, die Streitereien het standpunt = der Standpunkt de standpunten = die Standpunkte de vreemdeling = der Fremde de vreemdelingen = die Fremden de afspraak = die Verabredung de afspraken = die Verabredungen de dame = die Dame de dames = die Damen de discussie = die Diskussion de discussies = die Diskussionen de echtgenote = die Ehefrau de relatie = die Beziehung de stemming = die Stimmung de tante = die Tante de uitnodiging = die Einladung het verjaardagsfees = die Geburtstagfeier de baby = das Baby het buitenland = das Ausland het gezicht = das Gesicht de gezichten = die Gesichter de ontmoeting = das Treffen aanbieden = anbieten - bot - geboten afgesproken hebben met = verabredet sein mit - war - gewesen contacten onderhouden = Kontakte pflegen ergens vreemd zijn = irgendwo fremd sein - war - gewesen familie zijn van = verwandt sein mit - war - gewesen geloven in = glauben an het (on)eens zijn = einverstanden sein - war - gewesen leren kennen = kennenlernen liegen = lügen - log - gelogen meebrengen, meenemen = etwas mitbringen - brachte - gebracht met elkaar spreken over = sich unterhalten über ontmoeten = treffen - traf - getroffen overtuigen = überzeugen reageren = reagieren ruziën = sich streiten - stritt - gestritten samenwonen = zusammenleben scheiden, uit elkaar gaan = sich trennen schenken = schenken trouwen = heiraten actief = aktiv als laatste, onlangs = letztens als, indien = wenn Amerikaans = amerikanisch Australisch = australisch Aziatisch = asiatisch bekend = bekannt beleefd = höflich blond = blond bovendien = außerdem dus = also ernstig, serieus = ernst gelukkig = glücklich gescheiden, apart = getrennt grappig = lustig groot, lang = groß hoewel = obwohl laf = feige lui = faul moedig = mutig nerveus = nervös omdat = weil persoonlijk = persönlich slank = schlank sportief = sportlich sympathiek = sympatisch teder, liefdevol = zärtlich tenslotte = schließlich toevallig = zufällig trots = stolz vlijtig = fleißig voortdurend = ständig de afspraak, het tijdstip = der Termin het beroep = der Beruf het briefje, blaadje = der Zettel het cv = der Lebenslauf de cv's = die Lebensläufe de echtgenoot = der Ehemann de envelop = der Briefumschlag het familielid = der Verwandte de familieleden = die Verwandten de gast = der Gast het identiteitsbewijs = der Ausweis de jongere = der Jugendliche het paspoort = der Reispass de staat = der Staat de staatsburger = der Staatsbürger de vent, kerel = der Typ de vereniging = der Verein de verenigingen = die Vereine de volwassene = der Erwachsene de woonplaats = der Wohnort het gesprek, de conversatie = die Unterhaltung de handtekening = die Unterschrift de handtekeningen = die Unterschriften de hoofdstad = die Hauptstadt de hoofdsteden = die Hauptstadte de jeugd = die Jugend de regio = die Region de regio's = die Regionen de sollicitatie = die Bewerbung de sollicitaties = die Bewerbungen de vergadering = die Versammlung de vergaderingen = die Versammlungen het document = das Dokument de documenten = die Dokumente het gesprek = das Gespräch de gesprekken = die Gespräche het lid = das Mitglied de leden = die Mitglied het team = das Team de teams = die Teams aanvragen = beantragen beledigen = beleidigen deelnemen = teilnehmen - nahm - genommen discussiëren met ... over = diskutieren mit ... über groeien = wachsen - wuchs - gewachsen langskomen bij = vobeikommen - kam - gekommen met 'je' aanspreken = duzen met 'u' aanpreken = siezen noemen = nennen - nannte - genannt van mening zijn = der Meinung sein - war - gewesen vertrouwen = vertrauen verwachten = erwarten Afrikaans = afrikanisch buiten = außerhalb desondanks = trotzdem donker = dunkel Europees = europäisch licht = hell nadat = nachdem nieuwsgierig = neugierig of (als voegwoord) = ib of (bij keuze) = oder samen = zusammen samen, gemeenschappelijk = gemeinsam ten eerste = erstens terwijl = während toen = als volgens mij = meiner Meinung nach want, dan = denn zelfs = sogar
Ingezonden op 13-10-2016 - 286x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!