Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Tessel leert
› 4294967295 Frans vocabulair
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Tessel leert
4294967295 Frans vocabulair
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
entretenir = onderhouden appartenir à = behoren tot la ressemblance = de gelijkenis réciproque = wederzijds la naissance = de geboorte le conjoint = de echtgenoot baptiser = dopen gater = verwennen se disputer = ruzie maken mal élevé = slecht opgevoed détester = een hekel hebben aan confier = toevertrouwen plaire à = bevallen; in de smaak vallen enceinte = zwanger consacrer à = besteden aan fréquenter = omgaan met le comportement = het gedrag responsable de = verantwoordelijk voor abandonner = in de steek laten se convertir à = zich bekeren tot la rupture = de breuk le pauvreté = de armoede le chagrin = het verdriet insupportable = onuitstaanbaar porter plainte = een klacht indienen le deuil = de rouw le cimetière = de begraafplaats un enterrement = een begrafenis la douleur = het verdriet la veuve = de weduwe le décès = het overlijden ridiculiser = belachelijk maken le soutien = de steun compréhensif = begripvol faire appel à = een beroep doen op conseiller = aanraden la convivialité = de gezelligheid célibataire = vrijgezel contrarier = ergeren le désir = het verlangen l'Education nationale = het onderwijs une épreuve = een toets, een opgave, een examenopgave la solution = de oplossing la conception = het begrip, de opvatting les connaissances = de kennis le proviseur = de rector redoubler = overdoen, blijven zitten décevant = teleurstellend poursuivre = vervolgen, voortzetten obtenir = halen; behalen être doué pour = aanleg hebben voor la filière = de richting, de studierichting le dessin = de tekening être en train de = bezig zijn te, bezig zijn met se tromper = zich vergissen commettre = begaan un emploi du temps = een rooster le manuel = het schoolboek contraindre à = dwingen un oral = een mondeling, een mondeling examen efficace = doeltreffend la condition = de omstandigheid faire preuve de = blijk geven van indifférent = onverschillig le prétexte = het smoesje, het voorwendsel rattraper = inhalen obligatoire = verplicht retenir = onthouden punir = straffen la valeur = de waarde convaincre = overtuigen la scolarité obligatoire = de leerplicht soumettre = voorleggen souligner = onderstrepen la performance = de prestatie la confiance = het vertrouwen la tâche = de taak la couverture = de kaft, het omslag permettre = toestaan précoce = voorlijk, vroegrijp gourmand = dol op lekker (en veel) eten l'alimentation = de voeding grossir = dikker worden un régime = een dieet l'obésité = de vetzucht, de obesitas léger/légère = licht (verteerbaar) se nourrir = zich voeden contenir = bevatten un amballage = een verpakking la boîte = het blik(je) le goût = de smaak frais/fraîche = vers provenir de = afkomstig zijn van (faire) bouillir = koken le fournisseur = de leverancier la pâtisserie = de banketbakkerij la saveur = de smaak le poisson = de vis une truite = een forel l'huile = de olie le vinaigre = de azijn le convive = de gast, de tafelgenoot le congélateur = de (diep)vriezer, de vrieskist affamé = uitgehongerd, hongerig la dégustation = de proeverij renverser = omstoten, omgooien déboucher = ontkurken, opentrekken le gâteau = het taartje, het koekje le serveur = de ober le robinet = de kraan contribuer à = bijdragen aan l'addition = de rekening une entrée = een voorgerecht emporter = afhalen, meenemen une cannette = een blikje le blé = het graan la famine = de hongersnood une gorgée = een slak le micro-ondes = de magnetron salé = zout, gezouten une habitude = een gewoonte le mépris = de minachting la haine = de haat une attitude = een houding avoir honte = zich schamen l'embarras {m} = de verlegenheid; de verwarring la pitié = het medelijden sensible = gevoelig approuver = goedkeuren l'amertume {f} = de verbittering exemplaire = voorbeeldig se moquer de = spotten met bouleversé = diep getroffen; geheel van streek la tendresse = de tederheid la déception = de teleurstelling méfiant = wantrouwend indigné = verontwaardigd fâché = kwaad la fureur = de woede ennuyé = ontstemd; bezorgd avoir horreur de = verafschuwen consoler = troosten craindre = vrezen; bang zijn voor souffrir = veel verdriet hebben; lijden avoir du mal à = moeite hebben om convenir = schikken; passen avoir tort de = ongelijk hebben la foi = het geloof soupirer = zuchten se résigner à = berusten in généreux/généreuse = vrijgevig; edelmoedig tenter de = proberen la gaieté = de opgewektheid; de vrolijkheid modeste = bescheiden se réconcilier = zich met elkaar verzoenen le préjugé = het vooroordeel trembler = trillen; beven envier = jaloers zijn op; benijden un atout = een voordeel; een troef l'âme {f} = de ziel extrêmement = uitermate; enorm innombrable = talloos abonder = talrijk zijn plusieurs = verscheidene la moitié = de helft autant, autant de = evenveel suffire = voldoende zijn superflu = overbodig l’ampleur = de omvang davantage = meer un morceau = een stuk; een klontje renforcer = versterken parfaitement = volkomen mériter = verdienen; waard zijn indispensable = noodzakelijk; onontbeerlijk mesurer = meten impressionnant = indrukwekkend diminuer = afnemen; verminderen croître = groeien éternellement = eeuwig élevé = groot; hoog déconseiller = afraden une estimation = een schatting considérable = aanzienlijk particulièrement = bijzonder; buitengewoon ignorer = niet weten désapprouve = afkeuren annuel = jaarlijks essentiellement = voornamelijk; met name sale = vuil; smerig insignifiant = onbeduidend; onbelangrijk moyen = gemiddeld apprécier = waarderen irrésistible = onweerstaanbaar la longueur = de lengte épouvantable = afschuwelijk; vreselijk à peu près = ongeveer; zo ongeveer bref = kortom; kort éloigné = verwijderd; ver)verwijderd approfondir = verdiepen; doorgronden un être vivant = een levend wezen le dégât = de schade mondial = wereld-; van de wereld la disparition = het uitsterven; de verdwijning permettre = mogelijk maken l'extinction = het uitsterven une espèce = een (dier)soort assumer = aanvaarden; op zich nemen éviter = vermijden; voorkomen inaccessible = ontoegankelijk s'étendre = zich uitstrekken la boue = de modder un tremblement = een aardbeving une inondation = een overstroming la récolte = de oogst le citadin = de stedeling sauver = redden la proie = de prooi apprivoiser = tam maken le sommet = de top la neige = de sneeuw un ours = een beer la géant = de reus la troupeau = de kudde paisible = vredig un tempête = een storm hivernal = winters un orage = een onweer la fôret = het bos; het woud le désert =de woestijn l'eau portable = het drinkwater une éclaircie = een opklaring le filet = het net un fleuve = een rivier la source = de bron mortel = dodelijk mûr = rijp un éleveur = de veehouder la préoccupation = een zorg la vétérinaire = de dierenarts les transports en commun = het openbaar vervoer un moyen de transport = een vervoermiddel la piste cyclable = het fietspad le réseau routir = het wegennet le couloir = de rijbaan le chemin de fer = de spoorweg ferroviaire = spoor; spoorweg relier = verbinden perturber = ontregelen; storen; verstoren faire la navette = heen en weer reizen; pendelen ralentir = vaart minderen la voie = de baan; de rijbaan la déviation = een omleiding un embouteillage = een verkeersopstopping la visibilité = het zicht aveugler = verblinden la compagnie aérienne = de luchtvaartmaatschappij le vol = de vlucht un atterrissage = een landing vérifier = controleren détourner = kapen un équipage = een bemanning l'accès = de toegang le routier = de vrachtwagenchauffeur la messagerie = het koeriersbedrijf le détour = de omweg le péage = de tol; het tolgeld le cortège = de optocht; de stoet parcourir = doorkruisen un itinéraire = een route; een reisroute interminable = eindeloos; eindeloos lang effectuer = volbrengen heurter = raken la priorité = de voorrang supprimer = opheffen un inconvénient = een nadeel; een ongemak le casque = de helm un panneau = een bord surchargé = te zwaar beladen la Prévention routière = Veilig Verkeer; Veilig Verkeer Nederland remporter = behalen la défaite = de nederlaag une course = een wedstrijd soigner = verzorgen le port = het dragen exclu = geschorst; buitengesloten le grimpeur = de klimmer l'haleine (f) = de adem considérer comme = beschouwen als le maillot vert = de groene trui le survêtement = het trainingspak une botte = een laars collectionner = verzamelen se procurer = vinden;aanschaffen une occupation = een bezigheid; een tijdverdrijf le passe-temps = de hobby une association = een vereniging la tentative = de poging mettre fin à = een einde maken aan le championnat = het kampioenschap pratiquer = beoefenen un entraînement = een training provoquer = veroorzaken infatigable = onvermoeibaar couvrir une distance = een afstand afleggen le défi = de uitdaging les exercices d'échauffement (m)= de warming-up jouer aux éches = schaken les loisirs (m) = de vrije tijd le phénomène = het verschijnsel un jour de congé = een vrije dag confirmer = bevestigen un rapport = een verband se détendre = zich ontspannen promouvoir = promoten une paroi = een wand baliser = aangeven; aangeven met pijlen rigoler = lol hebben à proximité de = in de nabijheid van se noyer = verdrinken un fichier informatique = een (computer)bestand; een bestand le logiciel = de software naviguer = surfen un clavier = een toetsenbord un écran = een (beeld)scherm; een scherm la souris = de muis un internaute = een internetgebruiker; een interetgebruiker une adresse électronique = een e-mailadres le courriel = de e-mail télécharger = downloaden la télécommande = de afstandsbediening un animateur = een presentator une chaîne = een (televisie)net un sondage d'opinion = een opiniepeiling; een opiniepeilin enregistrer = opnemen intégral = integraal; volledig le mensonge = de leugen diffuser = uitzenden une émission = een uitzending transmettre = uitzenden, overbrengen l'ère (V) = het tijdperk; de tijd un hebdomadaire = een weekblad un auditeur = een luisteraar à l'avenir = in de toekomst le taux d'écoute = de kijkdichtheid; de luisterdichtheid le lancement = de lancering; het op de markt brengen; de lancering un ingénieur du son = een geluidstechnicus; een geluidstechincus numérique = digitaal une convention = een overeenkomst; een contract autoriser à = machtigen adapter = aanpassen envisager = overwegen; van plan zijn parier = wedden modifier = wijzigen susciter = teweegbrengen; veroorzaken l'usage (M) = het gebruik un interlocuteur = een gesprekspartner dépendre de = afhangen van aux dépens de = ten koste van une image = een beeld; een beel déterminé = vastberaden Bavard = praatziek Adroit = handig Vulnérable = kwetsbaar La cruauté = de wreedheid Le prochain = de naaste Le désintéressement = de onbaatzuchtigheid Le dédain = de minachting; de geringschatting L'affection (f) = de genegenheid La bonté = de goedheid La persévérance = het doorzettingsvermogen La confusion = de verwarring Avare = gierig Au détriment de = ten koste van Courtois = hoffelijk Capricieux, capricieuse = grillig; wispelturig Le défaut = het gebrek; het tekort Le sang-froid = de koelbloedigheid Rassurer = geruststellen Soutenir = steunen; ondersteunen Scrupuleux, scrupuleuse = nauwgezet; gewetensvol Rendre compte de = verslag uitbrengen van La paresse = de luiheid Coléreux, coléreuse = driftig La Sagresse = de wijsheid Insolent = brutaal; onbeschoft Poliment = beleefd Justifier = rechtvaardigen Éprouver = voelen Avec bienveillance = welwillend Hostile (à) = onwelwillend (tegenover); vijandig (tegenover) Contester = betwisten Nier = ontkennen Impitoyable = meedogenloos La faveur = de gunst Distrait = verstrooid Muet = stom Paresseux, paresseuse = lui Rusé = slim, listig Moquer, moquese = spotziek; spottend
Ingezonden op 13-10-2016 - 738x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!