Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Leren en veranderen - S. Bolhuis
› 6 Begrippen H6
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Leren en veranderen - S. Bolhuis
, deel 4e druk
6 Begrippen H6
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Gedragstheorie / behaviorisme = leren wordt uitsluitend beschouwd als waarneembaar gedrag Pavlovreactie = een reactie wordt automatisch door iets uitgelokt, zonder dat je er bewust van bent hoe je aan die reactie bent gekomen en of je anders moet reageren Geconditioneerde reflex = de geconditioneerde prikkel (stimulus) gaat samen met de oorspronkelijke prikkel Reinforcement (versterking, bekrachtiging) = het tot stand komen van de aangeleerde reactie Extinctie (uitdoving) = het langzaam verdwijnen van de aangeleerde reactie Generalisatie = het vertonen van de aangeleerde reactie bij een stimulus die lijkt op de geconditioneerde stimulus Discriminatie = de aangeleerde reactie wordt enkel vertoond bij de geconditioneerde stimulus. Dit kan aangeleerd worden door herhaling of door ervoor te zorgen dat de stimuli die erop lijken specifiek niet aan het gevolg te koppelen. Aangeleerde hulpeloosheid = bij het herhaaldelijk toegediend krijgen van onaangename prikkels zonder de mogelijkheid om te ontsnappen, gaat een dier uiteindelijk geen pogingen meer ondernemen om te ontsnappen. Als er dan wel een mogelijkheid is, zijn ze niet meer in staat deze te benutten. (Seligman) Trial and error = het leren door vallen en opstaan (Thorndike) Wet van de bereidheid = het tot stand komen van een koppeling tussen een stimulus en respons hangt af van de staat van bereidheid van het organisme (Thorndike) Wet van de herhaling / oefening = een koppeling tussen respons en stimulus wordt versterkt naarmate de koppeling vaker wordt herhaald, en bij gebrek aan herhaling wordt de koppeling verzwakt (Thorndike) Wet van het effect = de koppeling tussen een respons en stimulus wordt sterker als de respons positief is voor het organisme: een beloning versterkt het gedrag (Thorndike) Operant conditioneren = kunstmatige vorm van trial and error. Een beloning versterkt het eraan voorafgaande gedrag. (Skinner) Operant gedrag = gedrag dat spontaan voortkomt uit het organisme Klassieke conditionering = een reflex aanleren dat niet bij de oorspronkelijke prikkel past. Gaat uit van gedrag als reactie op een prikkel. Vermijdingsleren = door spontaan gedrag leren om een onaangename situatie (negatieve stimulus) te beëindigen of af te zwakken (Skinner) Geprogrammeerde instructie = door foute reacties te negeren en de gewenste reacties te belonen, wordt complex gedrag aangeleerd (Skinner) Id = onderbewustzijn / oorspronkelijke toestand van de pasgeborene (Freud) Ego = uitvoerende instantie binnen de persoonlijkheid (Freud) Superego = het ideaal-ik en de censuur van het geweten (Freud) Lustprincipe = het streven naar prettige sensaties en het verminderen van onprettige gevoelens (id) Realiteitsprincipe = bewustzijn van de eisen, mogelijkheden en onmogelijkheden van de werkelijkheid (ego) Internaliseren = het proces waarin het kind de gedragscontrole en opvattingen van de opvoeders overneemt Identificatie = de wens om even groot en sterk te worden als de opvoeders Projecteren = het toeschrijven van eigen agressieve impulsen aan anderen Verdringing = gemotiveerd vergeten: het met opzet vergeten van pijnlijke herinneringen Gefrustreerde behoefte = ontstaat wanneer de driftbevrediging te sterk wordt onderdrukt. Deze behoefte leidt tot kinderlijk gedrag in volwassenen (Freud) Vals bewustzijn = de onderdrukkende opvattingen worden een deel van de persoonlijkheid (Freud) Theorie van onderdrukking = verklaring van processen die ertoe leiden dat mensen de opvattingen van hun onderdrukkers overnemen Praxis = het gezamenlijke handelen en inrichten van de samenleving Cultuur van het zwijgen = samenleving waarin het geleerd wordt dat je beter je mond kan houden en dat je minderwaardig bent (Freire) Mentale representaties = vorm waarin het geleerde wordt opgeslagen in het hoofd. Ze komen tot stand in de wisselwerking tussen de omgeving en de persoon. Cognitieve systemen / structuren = samenvoeging van mentale representaties tot grotere gehelen Schemata = een programma; de mogelijkheid om op de omgeving te reageren. Samen vormen ze de cognitieve structuur van een organisme (Piaget) Assimileren = als de aanwezige schemata voldoende zijn om in harmonie met de omgeving te reageren (Piaget) Accommoderen = het organisme moet zich aanpassen omdat de aanwezige schemata niet voldoende zijn (Piaget) Gedragsnormen = aangeleerde normen die dienen als basis voor zelfevaluatie Opvatting over het eigen kunnen (perceived self-efficacy) = ontstaat op basis van ervaring met succes en falen. Deze hoeft niet overeen te komen met de realiteit Morele codes = aangeleerde codes waarin een afwijking een zware straf kan veroorzaken Valse cognitieve processen (faulty cognitive processes) = cognitieve processen leiden tot onjuiste opvattingen door onjuiste of onvolledige informatie (Bandura) Zone van de actuele ontwikkeling = het feitelijke niveau dat een kind heeft bereikt. Dit kan gemeten worden door o.a. toetsen. Zone van de naaste ontwikkeling = de ontwikkeling die een kind kan bereiken met hulp van anderen. Interiorisatie = proces van verinnerlijking van handelingen. De materiele, uiterlijk waarneembare handelingen worden omgezet in mentale handelingen met behulp van taal. Handelingstheorie = een andere benaming van Gal’perin’s stappenplan; concrete handelingen zijn de basis voor de cognitieve ontwikkeling. Expanded objects = nieuwe werkpraktijken en doelen Expansief leren = creatief leren; voortdurend oplossingen en antwoorden creëren, afhankelijk van de context en van alle onderdelen in het activiteitensysteem Community / practice = een groep mensen die dezelfde belangstelling en belangen hebben, en daarover geregeld met elkaar communiceren. Hierdoor breiden ze hun kennis en begrip uit op dit gedeelde terrein Kennismanagement = het beheer van kennis binnen een organisatie Kennisnetwerk = synoniem voor een community of practice Socialisatie = het proces waarbij een individu zich in de omgang met anderen een cultuur eigen maakt Self = zelfbewustzijn. Bestaat uit I en me. Me is hierbij gevormd door het socialisatieproces (Mead) Mind = reflectief vermogen van de mens (Mead) Flow = mentale toestand waarbij je volledig opgaat in wat je aan het doen bent. Het ontstaat bij een optimale balans tussen uitdaging en competentie (Csikszentmihalyi) Arousal = toestand waarbij je alert en geprikkeld tot actie wordt. Je wordt uit je comfortzone geduwd (Csikszentmihalyi)
Ingezonden op 16-10-2016 - 19315x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-10-2016
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!