Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Politieke filosofie
› 2 De orde van het politieke spreken
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Politieke filosofie
, deel 1
2 De orde van het politieke spreken
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Welke vraag stelt onenigheid en geschil ons? = Staat politiek allereerst in verband met de mogelijkheid tot gewelddadig conflict, of juist op de waarschijnlijkheid van het overstijgen hiervan, in een gemeenschappelijke orde? Wat zegt Hannah Arendt over politiek als vorm van handelen? = geweld is een teken van onmacht: het onvermogen om met anderen samen te leven en te spreken. Het is een weigering van het bestaan van een verscheidenheid van mensen te aanvaarden. Pas wanneer gewelddadige krachtmetingen onderbroken worden, is er ruimte voor politiek. Retorica en dus taal spelen een belangrijke rol in politiek. Waarom? = Taal verwijst niet alleen naar de ‘feiten’ (beschrijvend), maar ook naar bepaalde ‘waarden’ (maatgevend’); deze taal brengt op een merkwaardige manier een werkelijkheid tevoorschijn die afwezig en tegelijk aanwezig is. Er wordt door woorden een nieuwe werkelijkheid opgeroepen die niet zomaar van feitelijke aard is. Wat is een onderbreking (wapenstilstand) in een conflict? = Er wordt de ruimte geopend door het uitstelt van een gewelddadige botsing. Ze geen vanaf nu een woordenstrijd aan. Het gesprek opent een ruimte van aanwezigheid van de betrokken partijen die onzichtbaar blijft in de louter lichamelijke botsing. Deze woorden creëren een nieuwe werkelijkheid in de werkelijkheid; ze kunnen worden omgezet in instellingen, een maatschappelijke of politieke orde. Er zijn grof gezegd drie toestanden waarin het geschil uitsluitend met woorden wordt uitgevochten. Welke drie toestanden zijn dit? = (a) vergaderingen van volksvertegenwoordiging, (b) onderhandelingen tussen regering en opstandelingen, ondernemers en vakbonden, en (c) vormen van rechtspraak of bemiddeling in conflicten. Binnen een geschil is het belangrijk dat het gesprek blijft bestaan. Waarom? = Deze voorwaardelijkheid betekent dat het gesprek in de schaduw staat van de uiterste mogelijkheid van oorlog: dat hangt als het ware als het zwaard van Damocles boven de woordenwisseling. In het gesprek is het zoeken naar een gemeenschappelijk verhaal, waarin mensen zichzelf kunnen herkennen en op grond waarvan mensen in hun onderhandelingen en besprekingen hun aanspraken kunnen rechtvaardigen. De werkelijkheid die geopend wordt, is bij het begin ongeordend. Dat roept de vraag op: wie ordent de werkelijkheid en hoe? Welke vier onderdelen omvat de orde van spreken bij een geschil? = (1) de machtsaanspraken, (2) deelname en zeggenschap, (3) de regels en de inzet van het gesprek, (4) waarheidsaanspraken en geldingsaanspraken als verwijzingen naar een maatgevende orde. Wat is krachtsverhouding in een geschil? = De ene partij kan meer inbrengen dan de andere, of eerder terugvallen op krachtsverhouding buiten de bespreking dan de andere. Beide partijen proberen, gebaseerd op een inschatting van de krachtsverhouding, het meest uit de bespreking te halen. Orde van spreken. Wat zijn machtsaanspraken? = elke vertaling van deze inschatting van krachtsverhoudingen in het politieke spreken is een machtsaanspraak. Een machtsaanspraak bestaat in een eis die iemand stelt in een bespreking – uitgesproken, of stilzwijgend. In sommige gevallen, wanneer de krachtsverhoudingen min of meer gelijk zijn, zijn machtsaanspraken ongepast. Die doen er niet toe. Orde van spreken. Wat is deelname en zeggenschap? = Vertegewoordiging is een probleem in de politieke orde, maar ook een middel voor politieke begrenzing. Het is niet zozeer belangrijk dat iedereen aan het woord komt, maar dat alle gezichtspunten en standpunten in beeld komen. Hiervoor zijn vertegenwoordigers belangrijk. Ook de rol van de spreker is belangrijk. Wie is dat die spreekt? Aan het ene kant van het spectrum heb je directe democratie, iedereen spreekt voor zichzelf, aan de andere kant indirect: één iemand heeft het laatste woord maar staat aan het eind van een reeks andere mensen aan wie die raad vraagt. Wanneer is een gesprek pas mogelijk? = Als duidelijk is dat (a) wie recht van spreken heeft en op grond waarvan, (b) welke rol en betekenis een spreker in het gesprek heeft, en (c) in naam waarvan de deelnemers aan het gesprek hun standpunt innemen. Orde van spreken. Wat wordt bedoeld met De regels en de inzet van politieke samenspraak? = Wat wordt er besproken. Wie bepaalt de regels? Er is wantrouwen en polemiek. Wanneer beide partijen hun verhaal hebben gedaan hebben we niets meer dan losse alleenspraken, geen politieke samenspraak. Er moet worden afgesproken hoe ze daarmee omgaan. Het is erg belangrijk om gemeenschappelijkheden in de gezichtspunten van de partijen te vinden. Wat zijn in de politiek redenen tot wantrouwen? = Je weet niet wat andere partijen willen. Een gesprek kan uitstel voor oorlog of misleiding zijn. De angst dat de andere partij naar wapens kan grijpen, kan ook positief werken voor het bereiken van een overeenstemming: het zet de boel op scherp. Wat is polemiek? = Het gesprek is allereerst de voortzetting van de oorlog met verbale middelen. In het begin is bestrijden met woorden makkelijker dan met wapens. Wat is de polemische grondslag van het politieke spreken? = Het is gelegen in het geschil: de andere partij verschijnt bij voorvaat als de hindernis in de verwerkelijking van het eigen doel, of zelfs als een regelrechte bedreiging voor het eigen voortbestaan. De andere partij is de vijand die bestreden moet worden. Deze situatie leidt tot een toestand van alleenspraken. Blijft het hierbij, dan heeft het gesprek geen zin. Wat is de grondslag van samenspraak? = De eerste regel van politieke samenspraak is derhalve het recht van iedere partij het eigen gezichtspunt naar voren te brengen. Hebben beide partijen hun verhaal gedaan, dan hebben we niets meer dan losse alleenspraken, geen politieke samenspraak. Zij moeten afspreken waarover zij verder gaan spreken, in welke volgorde zij onderwerpen zullen afhandelen, op welke manier er gesproken gaat worden, hoe zij om zullen aan met de verschillende onderdelen van de alleenspraken. Orde van spreken. Wat wordt bedoeld met waarheidsaanspraken en geldingsaanspraken als verwijzingen naar een maatgevende orde? = Partijen doen drie soorten aanspraken om de ander te overtuigen van hun argumenten: Machtsaanspraken, waarheidsaanspraken en geldigingsaanspraken. Zij proberen de andere partij hiermee te dwingen tot erkenning van wat zij voorstellen. Instemming met deze afspraak levert een gemeenschappelijk uitgangspunt op. Verwijzingen naar de maatgevende orde. Wat wordt bedoeld met machtsaanspraak? = Verwijst naar de krachtsverhoudingen die buiten en voorafgaand aan het gesprek bestaan en die in het gesprek een voortzetting vinden. Dit gaat om dreigen. Een prijs voor alle partijen en de hoogste prijs is niet te voorzien. Verwijzingen naar de maatgevende orde. Wat wordt bedoeld met waarheidsaanspraak? = De wereld waar we met z’n allen in wonen is de maatgevende orde. Wat is wel of niet mogelijk/ het geval. Zij verwijst niet alleen naar krachtverhoudingen, maar naar de wereld die alle partijen gemeenschappelijk bewonen. Getuigen en ervaringsdeskundigen spelen hier een grote rol. Verwijzing naar de maatgevende orde. Wat wordt bedoeld met geldigheidsaanspraak? = Eist instemming met bepaalde maatstaven voor het handelen, met inbegrip van alle taalhandelingen. Hoe behoren partijen te handelen, denk aan wetten, bevoegdheden. We moeten spelregels vinden. De maatschappelijke en politieke werkelijkheid is getekend door onderscheidingen die op drie vlakken aanwezig kunnen zijn. Welke drie vlakken?= Cognitief, communicaties en institutioneel. Deze bewegen ook door elkaar heen. Bijvoorbeeld: adel – burgerij. Iemand zag (cognitief) dat er een verschil ontstond tussen rijken van adel, en rijken die gewoon rijk waren. Dit bracht hij over (communicatief), en daarmee ontstond er een nieuwe onderscheiding: adel en rijke burgerij. Dan wordt het geïnstitutionaliseerd. Rijken mochten ook in parlement, niet alleen adel. In welke vijf verschillende gedaante vinden we stichtingsverhalen en wat betekenen ze? = 1. Mythologische herkomst: gebeurtenis in ver verleden en heeft sporen nagelaten. Raadselachtig, omringd door geheimenis en ontzag en leidt tot slechts ontzag. 2. Historische oorzaken: Reeks gebeurtenissen die hebben geleid tot staatsvorming (wie macht gekregen/gegrepen, waarom zij een groep geworden.) Hierin worden ook mythen gevormd, deze categorieën sluiten elkaar dan ook niet uit. 3. Constitutie of constitutionele gronden: Juridische teksten, oorkonden, documenten leggen een bepaalde stand van zaken vast en binden de vermelde partijen. Het maatschappelijk verdrag is als grondslag van de staat een gangbaar idee. 4. Natuurlijke voorwaarden. Staat uitkomst van natuurlijke evolutie: mensen sterven uit bij onvoldoende samenwerking. Moderne filosofen als Hobbes en Spinoza: biologische natuurlijke grondslag van de staat: maatschappelijke en politieke bouwsels gemaakt van ‘materiaal’ dat van nature gegeven is en zelf niet door mensen is gemaakt. De natuur is in deze een gegeven dat niet veranderd kan worden: zij bepaalt wat mogelijk en niet mogelijk is. 5. Redenen of denkbeelden: Verwijzingen naar opvattingen over wat een staatsverband is, enerzijds een leidraad voor inrichting van de politieke orde, anderzijds overtuigen om de vorming en instelling te ondersteunen en instemmen om alles in stand te houden. Dit gebeurt op geestelijke, principiële of morele gronden. Waar geven de vijf stichtingsverhalen een grondslag voor? = De oorsprong van de politieke orde. Welke van de vijf stichtingsverhalen is in de geschiedenis vooral de focus op gelegd? = 2. Historische oorzaken: Reeks gebeurtenissen die hebben geleid tot staatsvorming (wie macht gekregen/gegrepen, waarom zij een groep geworden.) Hierin worden ook mythen gevormd, deze categorieën sluiten elkaar dan ook niet uit. 3. Constitutie of constitutionele gronden: Juridische teksten, oorkonden, documenten leggen een bepaalde stand van zaken vast en binden de vermelde partijen. Het maatschappelijk verdrag is als grondslag van de staat een gangbaar idee. Welke van de vijf stichtingsverhalen legt de politieke filosofie vooral de nadruk op? = 4. Natuurlijke voorwaarden. Staat uitkomst van natuurlijke evolutie: mensen sterven uit bij onvoldoende samenwerking. Moderne filosofen als Hobbes en Spinoza: biologische natuurlijke grondslag van de staat: maatschappelijke en politieke bouwsels gemaakt van ‘materiaal’ dat van nature gegeven is en zelf niet door mensen is gemaakt. De natuur is in deze een gegeven dat niet veranderd kan worden: zij bepaalt wat mogelijk en niet mogelijk is. 5. Redenen of denkbeelden: Verwijzingen naar opvattingen over wat een staatsverband is, enerzijds een leidraad voor inrichting van de politieke orde, anderzijds overtuigen om de vorming en instelling te ondersteunen en instemmen om alles in stand te houden. Dit gebeurt op geestelijke, principiële of morele gronden. Waarom hebben stichtingsverhalen een natuurlijk gezag? = Het zijn ouders of ouderen die het doorgeven aan kinderen of jongeren en wanneer die kinderen het doorgeven zijn zij ouders of ouderen. Waarom zal de politieke filosofie zich in belangrijke mate meester maken van de stichtingsverhalen? = Om ze om te vormen tot redelijker rechtvaardigingen van een bepaalde politieke orde, maar ook om ze stilzwijgend of nadrukkelijk te weerspreken. Wat moeten politiek filosofen doen om de standplaatsgebondenheid te overstijgen? = Dit is analytische arbeid: onderzoek de gebruikte begrippen, beoordeel de argumentatie, achterhaal de vooronderstellingen en standpunten. Waar gaat het een politiek filosoof om? = Niet om kennis, maar om de vorming van een oordeelsvermogen in politieke zaken en dus om de vraag wat deskundigheid op dit vlak inhoudt. Terpstra zegt dat de politiek filosoof gericht is op een verbetering van het politieke spreken. Je moet met politieke filosofie wel uitkijken voor abstractie met zo’n uitspraken.
Ingezonden op 20-10-2016 - 1826x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!